ECLI:NL:RBROT:2018:5647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
ROT 18/3005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen AFM

Op 9 juli 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en Rohan Insurance B.V. en een tweede verzoeker. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van een eerder besluit van de AFM, waarin het bezwaar van de eerste verzoeker tegen de intrekking van de vergunning van de tweede verzoeker ongegrond werd verklaard. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting vond plaats op 5 juli 2018, waarbij verzoeker 2 zich heeft laten vertegenwoordigen door verzoekster 1. De AFM was vertegenwoordigd door mr. C. de Rond. Na de sluiting van het onderzoek hebben de rechtbank en de voorzieningenrechter besloten de zaken te splitsen voor de uitspraak. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, nu de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak (zaaknummer ROT 18/1128), het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 18/3005
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1.
Rohan Insurance B.V., te Rotterdam, verzoekster 1,
2.
[Naam], te [plaats], verzoeker 2,
Tezamen: verzoekers,
en

Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft AFM het bezwaar van opposant 1 tegen het besluit van 14 september 2017 (het primaire besluit) tot intrekking van de vergunning van oppossante 2 als bedoeld in artikel 2:75 en/of artikel 2:80 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft – gevoegd met de verzetszaken ROT 17/7070 en ROT 18/1128 – plaatsgevonden op 5 juli 2018. Verzoeker 2 is verschenen namens zichzelf en namens verzoekekster 1. AFM heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. de Rond.
Na sluiting van het onderzoek hebben de rechtbank en de voorzieningenrechter de zaken gesplitst voor het doen van uitspraak.

Overwegingen

1. Indien bij de rechtbank tegen een besluit beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Omdat de rechtbank bij uitspraak van heden (zaaknummer ROT 18/1128) uitspraak heeft gedaan op het beroep van verzoekers tegen het bestreden besluit en daarmee het geschil in de hoofdzaak is geëindigd, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.