ECLI:NL:RBROT:2018:5687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
10/680044-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van contant geld met wisselende verklaringen over herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van een aanzienlijk bedrag van ruim honderdduizend euro. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, dat bij hem en in zijn woning was aangetroffen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde witwassen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat het geld uit een misdrijf afkomstig was, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de inconsistenties in zijn verklaringen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en het geld werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680044-17
Datum uitspraak: 16 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [land verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Zoals van de verdachte verwacht mocht worden, heeft hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten om daar vervolgens (voldoende) onderzoek naar te doen. Zodoende is er geen situatie waarin een criminele herkomst van het geld als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Toetsingskader
De verdachte wordt verweten dat hij een geldbedrag van ruim honderdduizend euro heeft witgewassen. De rechtbank stelt met de officier van justitie en de verdediging vast dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is.
Witwassen kan in een dergelijk geval bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De rechtbank dient vast te stellen of de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als de verklaring van de verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De verdachte is staande gehouden op grond van de Wet wapens en munitie. Bij de verdachte is geen wapen aangetroffen, wel had hij ruim € 13.000,- contant geld bij zich. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn er in de woning en in de auto van zijn vrouw die bij de woning geparkeerd stond, ook aanzienlijke contante geldbedragen aangetroffen. Dat geld was met elastiekjes gebundeld, verstopt in sokken, een tissuebox en verpakking van mondwater en een deel bestond uit biljetten van € 500,-. In totaal heeft de verdachte € 101.540,- aan contant geld voorhanden gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is er onder deze omstandigheden zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft diverse en wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld en in een later stadium documenten overgelegd die deze verklaringen zouden moeten onderbouwen.
Bij zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij het in zijn jas en portemonnee aangetroffen geld bij zich droeg omdat hij de dag daarna naar Kosovo zou vertrekken. Een deel van het geld - het bedrag van € 1.750,- dat hij in zijn jas droeg - had hij kort daarvoor ontvangen van een kennis, om het bij diens familie te bezorgen in Kosovo.
In zijn eerste politieverhoor heeft hij verklaard dat hij € 10.000,- van een kennis, genaamd [naam kennis verdachte] , had geleend om er een auto mee te kunnen kopen voor de handel. Over meer vermogen dan het bij hem bij zijn aanhouding aangetroffen geldbedrag zou hij niet beschikken.
In zijn tweede verhoor verklaarde de verdachte aanvankelijk dat het niet kan dat er meer geld is aangetroffen. Pas wanneer hij wordt geconfronteerd met de geldbedragen die tijdens de doorzoeking in zijn woning en de auto van zijn vrouw zijn aangetroffen, verklaarde hij dat familie uit Kosovo dat geld heeft gebracht en dat het bestemd is voor de autohandel. Bij voorlezing van dat tweede verhoor verklaart de verdachte dat zijn eerdere verklaringen niet kloppen: het aangetroffen geld is zijn eigen geld dat nog over is van een contante opname van € 160.000,- van zijn bankrekening kort na de invoering van de euro in 2002. Hij had meer dan twintig jaar geleden geld op zijn bankrekening gekregen in verband met de verkoop van een stuk land in Kosovo.
In zijn derde politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij dat geld zelf heeft gespaard in zijn werkzame leven. Ook had hij een stuk grond in Kosovo waar nu een flat op staat, verkocht voor € 420.000. Hij heeft het geldbedrag opgenomen omdat hij geen vertrouwen had in de bank en in de euro.
Later heeft de verdachte enkele in april 2017 in [plaats bij] (Kosovo) onder ede opgemaakte verklaringen overgelegd waarin de verdachte, zijn broer en een ander familielid verklaren dat de verdachte in 1992 een stuk land met een erf heeft verkocht voor 279.500 Duitse Marken (hetgeen volgens de politie toen een waarde van € 142.906 vertegenwoordigde) en in 2002 een huis in Kosovo voor € 62.200. Voorts heeft hij een koopovereenkomst van een appartement in Duitsland overgelegd. De verdachte verklaart dat hij dat appartement samen met zijn broer heeft gekocht en dat hij dat verhuurt. In zijn laatste verklaring bij de politie verklaart hij voor het eerst dat hij huurpenningen zou hebben ontvangen in Duitsland en dat hij eens in de zoveel tijd daar zou hebben gepind en dat geld contant mee naar Nederland zou hebben gebracht.
Uit de wijze waarop de verhoren zijn verlopen, blijkt dat de verdachte na zijn aanhouding geen openheid van zaken heeft willen geven omtrent het contante vermogen waarover hij beschikte. Pas op het moment dat hij met de resultaten van de doorzoeking werd geconfronteerd, is hij gaan verklaren. Die verklaringen zijn in het geheel niet consistent. Zo heeft de verdachte eerst verklaard dat hij grond heeft verkocht in Kosovo en dat hij dat geld meer dan twintig jaar geleden op zijn rekening heeft gekregen, later dat hij grond heeft verkocht voor € 420.000,- en dat dat geld is opgegaan aan familieleden en de wederopbouw. Nog weer later heeft hij verklaard dat hij het met de verkoop van die grond gemoeide bedrag van (omgerekend ongeveer) € 140.000,- in vijf termijnen in Duitse Marken contant betaald heeft gekregen. Dat geld zou hij mee naar Nederland hebben genomen en bij de bank hebben omgewisseld. Pas in een veel later stadium verklaarde de verdachte over woningen in Duitsland waar hij jaarlijks duizenden euro’s huurpenningen uit zou verkrijgen.
De verdachte heeft desgevraagd bankafschriften afgegeven bij de politie. Door de politie is vastgesteld dat de rekeningafschriften niet compleet en/of opvolgend zijn. De verdachte stelt niet meer over de ontbrekende bankafschriften te beschikken. Waar wel uit de verstrekte rekeningafschriften blijkt dat de verdachte op 21 februari 2002 een bedrag van € 140.000,- heeft opgenomen, is uit de rekeningafschriften niet af te leiden hoe en wanneer dat op de rekening van de verdachte is bijgeschreven.
Ter terechtzitting van 2 mei 2018 heeft de rechtbank de verdachte voorgehouden dat de opname van € 140.000,- plaatsvond in de maand dat hij blijkens de koopovereenkomst ook appartementen in Duitsland ter waarde van € 143.000 heeft gekocht. Op de vraag of de opname met de aankoop van de appartementen te maken had, heeft de verdachte geantwoord dat hij dat geld voor zover hij zich kan herinneren heeft opgenomen toen de gulden overging in de euro. Het geld heeft hij opgenomen om thuis te houden omdat hij de banken niet vertrouwde. Wat opvalt, is dat er drie dagen voor de contante opname van bovengenoemd bedrag € 20.000,- uit een doorlopend krediet op de bankrekening van de verdachte wordt bijgeschreven. De verdachte heeft niet kunnen verklaren waarom hij geld heeft geleend om dat bedrag vervolgens samen met zijn andere geld contant op te nemen en verdeeld over zijn woning en auto jarenlang te bewaren.
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en heeft zijn verklaring naarmate de tijd verstreek bijgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de wijze waarop zijn uiteindelijke verklaring tot stand is gekomen niet bij aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De door de verdachte en zijn raadsman (afwijkende) aangevoerde redenen voor de wisselende verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom de verdachte uit angst een andere verklaring zou hebben afgelegd terwijl de toenmalige raadsman van de verdachte de verhoren van 28 en 30 november 2016 heeft bijgewoond. Gelet op het politieverhoor van 1 december 2017 waar de verdachte zonder tolk en in het bijzijn van zijn huidige raadsman is gehoord, kan ook een gestelde taalbarrière de verschillen niet verklaren.
Al het voorgaande in overweging nemende komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van de verdachte hoogst onaannemelijk is.
Dat ligt anders ten aanzien van het geldbedrag dat in een envelop in de woning is aangetroffen. Ten aanzien van dat bedrag heeft de verdachte vanaf de aanvang specifiek verklaard dat dat geld van de kinderen is. Die verklaring heeft de verdachte op de zitting van 2 mei 2018 bevestigd. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van witwassen ten aanzien van dat geldbedrag, en dat bedrag zal worden bewaard ten behoeve van teruggave aan de rechthebbende.
Subsidiair verweer raadsman
Voor zover de raadsman het verweer heeft gevoerd dat het geld dat de verdachte voorhanden heeft gehad, afkomstig was uit een door hem zelf gepleegd misdrijf en dat niet bewezen kan worden dat hij dit geld heeft verborgen of verhuld – om welke reden de verdachte zou moeten worden vrijgesproken –, oordeelt de rechtbank dat de in dit verweer besloten liggende stelling dat het geld middellijk of onmiddellijk afkomstig was van een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf, feitelijke grondslag ontbeert. Dit verweer behoeft daarom geen nadere bespreking.
4.2.3.
Conclusie
De hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maken dat het niet anders kan dan dat het bewezenverklaarde geldbedrag van enig misdrijf afkomstig moet zijn en dat de verdachte dit ook wist. Het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 subsidiair
4.3.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen dient te worden vrijgesproken. De rechtbank begrijpt de officier van justitie zo dat hij zich op het standpunt stelt dat nu naar zijn oordeel het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde witwassen in de opzetvariant (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (Sr)) is bewezen er een vrijspraak dient te volgen voor de schuldvariant (artikel 420quater Sr).
De verdediging stelt zich op het standpunt dat tot een vrijspraak moet worden gekomen op dezelfde gronden zoals die zijn aangevoerd voor het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
4.3.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat indien sprake is van opzettelijk witwassen, dit op zichzelf niet uitsluit dat (ook) bewezen kan worden verklaard dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 juni 2015 ECLI:NL:HR:2015:1660. Ervan uitgaande dat bij witwassen opzet ook schuld omvat, kan bij een bewezenverklaring van het onder feit 1 (subsidiair) ten laste gelegde opzettelijk witwassen, in dit geval ook het onder feit 2 (subsidiair) ten laste gelegde schuldwitwassen worden bewezen nu het exact dezelfde bedragen en pleegperiode betreft. Deze (door de wijze van ten laste leggen ontstane) situatie zou bij veroordeling een dubbele bestraffing opleveren voor dezelfde gedraging. Hierop wordt verderop in dit vonnis onder het kopje samenloop ingegaan.
Uit hetgeen in het hiervoor onder 4.2.2. is overwogen, volgt reeds waarom de rechtbank van oordeel is dat hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet tot een ander oordeel kan leiden.
4.3.3.
Conclusie
Het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair)
hij op 28 november 2016, te Gorinchem, contante geldbedragen (ter waarde van euro
101.06), te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte), en
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van verdachte), en
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissue box op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken)
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens) samengebundeld door middel van een elastiek), en
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de
[adres verdachte]), voorhanden heeft gehad , terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. ( subsidiair)
hij op 28 november 2016, te Gorinchem, contante geldbedragen (ter waarde van euro
101.06), te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte), en
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van verdachte), en
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissue box op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken)
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens) samengebundeld door middel van een elastiek), en
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de
[adres verdachte]), voorhanden heeft gehad , terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
Samenloop
De rechtbank heeft ten aanzien van dezelfde bedragen en op dezelfde pleegdatum zowel witwassen als schuldwitwassen bewezen verklaard hetgeen voortvloeit uit de wijze waarop deze feiten zijn ten laste gelegd (namelijk cumulatief en niet, zoals wellicht voor de hand zou hebben gelegen, in een meer subsidiaire variant). Omdat sprake is strafbepalingen met dezelfde strekking en sprake is van dezelfde gedragingen die door deze bepalingen worden bestreken, zal de rechtbank toepassing geven aan de in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht neergelegde samenloopregeling teneinde dubbele bestraffing te voorkomen.
Het bewezen feit levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen verklaarde:
De eendaadse samenloop van:
witwassen
en
schuldwitwassen.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een bedrag van ruim honderdduizend euro witgewassen. Dat neemt de rechtbank de verdachte kwalijk. Witwassen tast de integriteit van het financieel en het economisch verkeer aan en ondermijnt de legale economie. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Bovendien hebben de verdachte en/of zijn vrouw jarenlang vergoedingen en toeslagen ontvangen, terwijl zij over zeer veel vermogen beschikten. Een dergelijk vermogen zou, in de situatie dat dit legaal vermogen zou zijn geweest, zeer waarschijnlijk aan de toekenning/uitkering van die bedragen in de weg hebben gestaan.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Tevens is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude. Bij benadelingsbedragen tussen de € 70.000,- en € 125.000,- geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.­
8 In beslag genomen voorwerpen
Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle in beslag genomen geldbedragen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van alle in beslag genomen geldbedragen.
8.3.
Beoordeling
Onder de verdachte is een geldbedrag van € 101.540,- in beslag genomen.
Gebleken is dat van voormeld geldbedrag een gedeelte, groot € 101.060,- uit enig misdrijf afkomstig is terwijl dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bij dit vonnis bewezenverklaarde feit – witwassen – is begaan. Dit geldbedrag, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 1 tot en met 16, zal dan ook worden verbeurd verklaard.
Het resterende geldbedrag van € 480,-, opgenomen onder nummer 17 op de beslaglijst, behoort toe aan de kinderen van de verdachte. Daarvan zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans niet bekend is welke van zijn vier kinderen als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55 lid 1, 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 subsidiair de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 16;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 17.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en B.E. Dijkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 28 november 2016, te Gorinchem, althans in Nederland,van een of meer contante geldbedragen (ter waarde van ongeveer euro 101.540),te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van
verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en/of
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissuebox op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken)
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens)
samengebundeld door middel van een elastiek), en/of
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de [adres verdachte] ), en/of
- een contant geldbedrag van 480 euro (aangetroffen in een witte enveloppe op zolder aan de [adres verdachte] ),
de werkelijke aard, en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n)(van) (een) voorwerp(en),te weten voornoemde hoeveelheid geld, was/waren of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 november 2016, te Gorinchem, althans in Nederland, een of meer contante geldbedragen (ter waarde van ongeveer euro 101.540), te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en/of
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissuebox op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken)
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens)
samengebundeld door middel van een elastiek), en/of
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de [adres verdachte] ), en/of
- een contant geldbedrag van 480 euro (aangetroffen in een witte enveloppe op zolder aan de [adres verdachte] ),
verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of gebruik van heeft gemaakt en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij wist dat dit geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
Primair
hij op of omstreeks 28 november 2016, te Gorinchem, althans in Nederland, van een of meer contante geldbedragen (ter waarde van ongeveer euro 101.540),te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en/of
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissuebox op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken)
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens)
samengebundeld door middel van een elastiek), en/of
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de [adres verdachte] ), en/of
- een contant geldbedrag van 480 euro (aangetroffen in een witte enveloppe op zolder aan de [adres verdachte] ),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) (van) (een) voorwerp(en), te weten voornoemde hoeveelheid geld, was/waren en/of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad - terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 november 2016, te Gorinchem, althans in Nederland, een of meer contante geldbedragen (ter waarde van ongeveer euro 101.540),te weten
- een contant geldbedrag van 1.750 euro (aangetroffen in de jaszak van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 11.730 euro (aangetroffen in de portemonnee van verdachte tijdens aanhouding), en/of
- een contant geldbedrag van 9.700 euro (aangetroffen in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] , in een sok in de achterbak), en/of
- een contant geldbedrag van 7.900 euro (aangetroffen in een sok in de achterbak van de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- een contant geldbedrag van 2.330 euro (aangetroffen in een tissuebox op het dashboard in de auto van de vrouw van verdachte, met kenteken [kenteken] ), en/of
- in een witte plastic tas bovenop de kledingkast aan de [adres verdachte] de volgende geldbedragen:
- een contant geldbedrag van 10.000 euro (aangetroffen in meerdere sokken) en/of
- een contant totaalbedrag van 56.900 euro (in acht bundels (telkens)
samengebundeld door middel van een elastiek), en/of
- een contant geldbedrag van 750 euro (aangetroffen in een kartonnen verpakking van mondwater op zolder aan de [adres verdachte] ), en/of
- een contant geldbedrag van 480 euro (aangetroffen in een witte enveloppe op zolder aan de [adres verdachte] ),
heeft verworven en/of voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik van heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.