ECLI:NL:RBROT:2018:6509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
5990689 \ CV EXPL 17-17125
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging afkoop levensverzekering en schending zorgplicht door verzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. [eiseres] vorderde een bedrag van € 22.604,64 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, op grond van een levensverzekering die op haar naam stond. De zaak draait om de vraag of de afkoop van de levensverzekering door haar vader, zonder toestemming van de kantonrechter, vernietigbaar is en of Nationale-Nederlanden haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelde dat de vader van [eiseres] niet als wettelijk vertegenwoordiger kon optreden bij de afkoop, omdat hiervoor een machtiging van de kantonrechter vereist was. De rechtbank concludeerde dat Nationale-Nederlanden haar zorgplicht heeft geschonden door de afkoopwaarde uit te keren op de rekening van de vader, zonder te verifiëren of hij daartoe bevoegd was. Hierdoor is de afkoopwaarde in de nalatenschap van de vader terechtgekomen, wat schadelijk was voor [eiseres]. De vordering van [eiseres] werd toegewezen, en Nationale-Nederlanden werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5990689 \ CV EXPL 17-17125
uitspraak: 13 juli 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaatsnaam 2] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 mei 2017,
gemachtigde: DAS N.V. te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C. Graafland te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “NN”. [eiseres] zal ook worden aangeduid als “ [eiseres] ” (de achternaam van haar vaders kant) en om de leesbaarheid te vergroten soms als “eiseres”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 11 mei 2017;
  • de conclusie van antwoord 11 juli 2017;
  • het proces-verbaal van de op 28 november 2017 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte van [eiseres] van 23 januari 2018;
  • de antwoord-akte van NN van 17 april 2018.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Op 25 september 2000 heeft ING Bank een offerte opgesteld voor een Flexibel Spaarplan. Op diezelfde dag heeft [de vader] (hierna verder: “ [de vader] ”) een aanvraagformulier voor dit Flexibel Spaarplan bij NN ondertekend bij “
Handtekening verzekeringnemer */ of de wettelijke vertegenwoordiger”. Als verzekerde/verzekeringnemer is op het aanvraagformulier [eiseres] vermeld, met geboortedatum [geboortedatum] 1998. Premiebetaling geschiedt volgens het aanvraagformulier per automatische incasso vanaf giro-/bankrekeningnummer [nummer] van [de vader] .
2.2.
Op 25 september 2000 heeft NN een kopie van de polis gestuurd naar [eiseres] aan de [adresgegevens] . Op de polis is als verzekeringnemer en verzekerde vermeld [eiseres] . De premie voor de verzekering wordt volgens het voorblad tot wederopzegging afgeschreven van bankrekeningnummer [nummer] . Als einddatum premiebetaling is vermeld 1 oktober 2015.
2.3.
Op 18 juli 2003 heeft [de vader] een verzoek wijziging begunstiging ingediend. Op dit formulier is vermeld dat de wettelijke vertegenwoordiger dient te tekenen. Bij deze opmerking staat (nogmaals) de handtekening van [de vader] . Bij brieven van 29 juli 2003, gericht aan ING Bank en aan [eiseres] aan [adresgegevens] , is een aanhangsel inzake de gevraagde wijziging gevoegd.
2.4.
Op 28 augustus 2003 heeft [de vader] nogmaals een verzoek wijziging begunstiging ingediend. Bij brieven van 2 september 2003, gericht aan ING Bank en aan [de vader] aan de [adresgegevens] , is een aanhangsel inzake de gevraagde wijziging gevoegd.
2.5.
In 2008 heeft [eiseres] haar achternaam gewijzigd van “ [naam vader] ” in “ [eiseres] ”.
2.6.
Op 22 april 2015 stuurt NN [eiseres] , per adres [adresgegevens] , een brief, met de volgende inhoud:

De heer [de vader] heeft ons gevraagd of het mogelijk is om de premieduur van uw levensverzekering te wijzigen naar 1 oktober 2017. Dit is mogelijk. (…) De heer [de vader] heeft ook gevraagd of het mogelijk is om de tot de einddatum premiebetaling verschuldigde premie ineens te voldoen. Helaas is dit niet mogelijk.”.
2.7.
Op 22 november 2015 heeft [de vader] een e-mail aan NN gestuurd met de volgende inhoud:

(…) wil ik u verzoeken om de levensverzekering van mijn dochter [naam eiseres] met een jaar te verlengen tot 1 oktober 2016. (…). Mocht u vragen hebben of andere stukken willen ontvangen, dan hoor ik dat graag via de mail van u. Per post kunt u mij en mej. [eiseres] bereiken via: Postbus [nummer] , [plaatsnaam 1] . Het adres [adresgegevens] is vervallen.(…)
2.8.
Op 30 november 2015 heeft [de vader] een brief aan NN gestuurd met de volgende inhoud:

(…) Ik wil graag een verlenging voor één jaar, omdat ik ernstig ziek ben en het voor als nog uiterst twijfelachtig is of mijn lichaam het nog een jaar vol gaat houden. Ik wil niet dat mijn nabestaanden nog allerlei rompslomp hebben over contracten die ik heb afgesloten. Dat is ook de reden dat ik het liefst het bedrag voor[voornaam eiseres]in één keer zou voldoen. Dat geeft mij meer zekerheid dat alles goed komt. Voor volgend jaar oktober kan ik eventueel dan de beslissing nemen om nog een tweede jaar bij te tekenen of te stoppen.
(…)
2.9.
Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud tussen NN en [de vader] op 7 januari 2016, heeft NN op 18 januari 2016 een brief gericht aan [eiseres] , Postbus [nummer] te [plaatsnaam 2] . Hierin is vermeld:
“(…)
U hebt ons gevraagd voor uw levensverzekering de afkoopwaarde op te geven. De afkoopwaarde van uw levensverzekering is: € 22.604,64. De afkoopwaarde hebben wij berekend per 18 januari 2016. (…)
Wanneer u besluit de verzekering af te kopen, vragen wij u vriendelijk de volgende stukken in te sturen:
  • een door u getekend verzoek tot afkoop, voorzien van het rekeningnummer waarop wij de uitkering kunnen overmaken
  • een leesbare kopie van een geldig identiteitsbewijs van uzelf (…)
2.10.
Op 19 januari 2016 heeft NN een brief gericht aan [eiseres] , Postbus [nummer] te [plaatsnaam 2] . Hierin is vermeld:

Na het bereiken van de einddatum premiebetaling is het niet meer mogelijk om de duur te verlengen.
2.11.
Op 4 februari 2016 heeft [de vader] NN een brief gestuurd met de volgende inhoud:
“Mijn naam is [naam vader] en spaar voor mijn dochter [eiseres] (…). Helaas is aan deze spaarvorm na vijftien jaar een eind gekomen. Omdat [voornaam eiseres] nog minderjarig is spaar ik niet alleen voor haar toekomst, maar ik beheer ook haar financiën. Met ING ben ik overeen gekomen om een Oranje rekening te openen. Op dit moment zit daar nog een klein bonusje aan vast. Wilt U het tegoed storten op rek nr [nummer] onder vermelding van uitbetaling levensverzekering [eiseres] .
2.12.
Op 19 februari 2016 heeft NN een brief gestuurd aan “
ouders/verzorgers van [eiseres] , Postbus [nummer] , (…) [plaatsnaam 2]”. Hierin is het volgende vermeld:

U heeft ons gevraagd de levensverzekering af te kopen. Omdat de verzekering op naam staat van een minderjarige, wijzen wij u voor de volledigheid op het volgende:
Het Het is in deze situatie verstandig als u voor de afkoop toestemming vraagt van de Kantonrechter. (…). De toestemming kan eventuele problemen tussen u en de minderjarige in de toekomst voorkomen. Als u geen toestemming vraagt, maar wel doorgaat met de afkoop van de levensverzekering, kan het zijn dat de verzekeringnemer (bij meerderjarigheid) u aansprakelijk stelt voor (vermogens)schade die is ontstaan door de afkoop. (…) Wilt u na het lezen van deze brief de verzekering toch zonder machtiging afkopen? Dan ontvangen we graag van u:
  • een door u ondertekend exemplaar van deze brief en het rekeningnummer waarop we de uitkering kunnen overmaken
  • een leesbare kopie van uw identiteitsbewijs.
2.13.
Bij brief van 2 maart 2016 informeert NN [eiseres] op Postbus [nummer] [plaatsnaam 2] dat de afkoopwaarde van € 22.318,92 wordt overgemaakt op de (eerder) opgegeven wijze.
2.14.
Op 12 december 2016 stuurt [mw X.] , de moeder van eiseres, een brief aan NN met als onderwerp: “
fraudemelding en aansprakelijkheidsstelling financiële schade i.v.m. afkoop (…)”. In deze brief is vermeld:

Op 9 november j.l. werd [voornaam eiseres] 18 jaar. Eén dag later, op 10 november j.l., overleed dhr. [naam vader]. We hebben (…) het testament (d.d. 13-05-2015) ontvangen en in dit testament is een legaat opgenomen ten behoeve van [eiseres] betreffende de polis bij Nationale-Nederlanden met bovengenoemd nummer. Echter (…) dat [de vader] dit legaat bij leven al heeft opgeheven: de polis bestaat niet meer. (…) Als gevolg van de slordigheden en fouten bij het beëindigen van deze polis heeft mijn dochter niet gekregen waar ze recht op had en wat haar/mij jarenlang was toegezegd. (…) Tot haar 21e jaar ben ik als ouder onderhoudsplichtig. Vandaar dat niet zij, maar ik u aansprakelijk stel. (…) Volledigheidshalve vermeld ik nog, dat mijn dochter op hetzelfde adres als ondergetekende woonachtig was en is.
Als adres van [mw X.] is vermeld: [adres moeder] .
2.15.
Uit het door eiseres bij akte overgelegde uittreksel basis registratie personen d.d. 8 december 2017 blijkt dat [eiseres] sinds 7 juni 1999 staat ingeschreven op de [adres moeder] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, NN te veroordelen aan haar te betalen € 22.604,64 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat NN tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht jegens haar verzekeringnemer [eiseres] en zij heeft een beroep gedaan op vernietiging van de afkoop.
3.3.
NN heeft de vordering betwist.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De verzekeringsovereenkomst

4.1.
[eiseres] heeft het bestaan van een rechtsgeldige verzekeringsovereenkomst bij haar vordering tot uitgangspunt genomen. Zij heeft immers aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de afkoop van deze verzekeringsovereenkomst vernietigbaar is, althans dat NN tekort is geschoten in de op NN rustende zorgplicht jegens haar als verzekeringnemer. In het kader van het tekortschieten van NN heeft [eiseres] gesteld dat [de vader] geen wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] was.
4.2.
Gelet op de stelling van [eiseres] dat [de vader] geen wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] was, heeft NN betwist dat een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Immers, zo stelt NN, de verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen door tussenkomst van [de vader] . Als hij niet vertegenwoordigingsbevoegd was, kan geen rechtsgeldige verzekeringsovereenkomst tot stand zijn gekomen.
4.3.
Nu [eiseres] , als eisende partij, het bestaan van een rechtsgeldige verzekeringsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag legt, is het ook aan haar om gemotiveerd te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat deze tot stand is gekomen. Gelet op het door NN gevoerde verweer, is het daarom aan [eiseres] om voldoende feiten te stellen die een rechtsgeldige vertegenwoordiging kunnen dragen.
4.4.
[eiseres] heeft in dit verband het volgende gesteld. [de vader] heeft eiseres als zijn biologische dochter erkend en was daardoor onderhoudsplichtig jegens haar. In het kader van deze onderhoudsverplichting hebben de moeder van [eiseres] (de rechtbank begrijpt, tevens de wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] ) en [de vader] in 2000 afspraken gemaakt. [de vader] heeft daarop zorggedragen voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst, waarbij [eiseres] verzekeringnemer was en [de vader] premiebetaler. [eiseres] woonde ten tijde van de totstandkoming van deze verzekeringsovereenkomst al niet meer bij [de vader] . [eiseres] (de rechtbank begrijpt ook de moeder van [eiseres] , als wettelijk vertegenwoordiger) was er echter wel van op de hoogte dat deze verzekeringsovereenkomst door tussenkomst van [de vader] tot stand was gekomen.
4.5.
NN heeft deze feiten weliswaar betwist, maar uitsluitend bij gebrek aan wetenschap. De rechtbank heeft geen redenen om aan de onderbouwde stellingen van [eiseres] te twijfelen en gaat uit van de juistheid daarvan.
4.6.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] zo dat de moeder van [eiseres] toestemming aan de vader heeft gegeven om de verzekeringsovereenkomst af te sluiten. Die toestemming kwalificeert de rechtbank juridisch als een volmacht. Een volmacht kan ook stilzwijgend worden verleend. Tegen de achtergrond van deze volmacht, overweegt de kantonrechter dat uit voornoemd feitenrelaas voldoende blijkt dat sprake is van aanbod en aanvaarding en dat dus de verzekeringsovereenkomst tussen [eiseres] en NN tot stand is gekomen. Een en ander wordt ook bevestigd met de door NN afgegeven polis van de verzekeringsovereenkomst. Ondanks dat deze polis is gestuurd aan het postadres van [de vader] en niet aan het adres van [eiseres] zelf, gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder van [eiseres] met het bestaan van deze polis bekend was. [eiseres] stelt immers dat de verzekeringsovereenkomst het resultaat was van overleg tussen de vader en de moeder en dat de moeder van de overeenkomst op de hoogte was (verg. 4.5).
Vernietiging afkoop wegens ontbreken machtiging kantonrechter
4.7.
[eiseres] heeft naar voren gebracht dat NN bij het aangaan van de overeenkomst er van uit is gegaan dat [de vader] als wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] heeft opgetreden, waarmee Titel 14, afdeling 6 van boek 1 BW van toepassing is.
4.8.
NN heeft aangevoerd aan dat indien wordt geoordeeld dat er een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, dit betekent dat [eiseres] en haar moeder ermee hebben ingestemd dat [de vader] jegens NN optrad als wettelijk vertegenwoordiger en dat [eiseres] en haar moeder zich er dan niet meer op kunnen beroepen dat die bevoegdheid ten tijde van de afkoop niet zou hebben bestaan.
4.9.
Nu de kantonrechter heeft geoordeeld dat er een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, gaan beide partijen dus uit van de fictie dat sprake was van een (wettelijke) vertegenwoordigingsbevoegdheid van [de vader] met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst met NN. Ook de kantonrechter neemt dit tot uitgangspunt.
4.10.
[eiseres] heeft vervolgens gesteld dat de afkoop van de verzekeringsovereenkomst valt onder het bereik van artikel 1:345 lid 1 sub a BW en zij heeft zich beroepen op vernietiging van de afkoop nu machtiging van de kantonrechter ontbreekt. Volgens NN is vernietiging niet mogelijk.
4.11.
De wettelijk vertegenwoordiger behoeft (op grond van artikel 1:345 lid 1 sub a BW jo. artikel 1:253k BW) – voor zover hier van belang – machtiging van de kantonrechter om voor rekening van de minderjarige overeenkomsten strekkende tot beschikking over goederen van de minderjarige aan te gaan, tenzij de handeling geld betreft. Beoogd is bescherming te bieden tegen rechtshandelingen die ook de wettelijk vertegenwoordiger in naam van de minderjarige heeft verricht, die voor de minderjarige nadelig zijn.
4.12.
Anders dan NN aanvoert, is geen sprake van een situatie vergelijkbaar met het door de wettelijk vertegenwoordiger beschikken over een banktegoed (geld) van de minderjarige. Het afkopen van een levensverzekeringsovereenkomst strekt er toe over de aanspraak uit hoofde van die polis te beschikken (een handeling strekkende tot beschikking over een goed, zoals genoemd in artikel 1:345 lid 1 BW); de handeling betreft geen geld. Bovendien heeft die afkoop – anders dan NN heeft betoogd – in dit geval wel vervreemding bewerkstelligd. NN heeft de afkoopwaarde immers uitgekeerd op de rekening van [de vader] en niet op de Oranje rekening van [eiseres] . NN heeft de afkoopwaarde uit het vermogen van [eiseres] gehaald en in het vermogen van [de vader] gebracht. Daarmee heeft zij het risico op de koop toe genomen dat het afkoopbedrag niet ter beschikking van [eiseres] komt. [eiseres] heeft voldoende gesteld en ook onderbouwd dat de afkoopwaarde haar niet heeft bereikt. Dat niet duidelijk is wat er na de uitkering met het geld is gebeurd, kan NN niet aan [eiseres] tegenwerpen. Het is immers NN zelf geweest die deze situatie heeft gecreëerd.
4.13.
[eiseres] heeft evenwel, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen rechtsgevolg verbonden aan haar beroep op vernietiging van de afkoop en heeft ook haar eis niet gewijzigd. Beoordeling van deze rechtsgrond kan daarom niet tot toewijzing van de vordering leiden. Immers, wanneer de afkoop wordt vernietigd, moet worden aangenomen dat de verzekeringsovereenkomst niet is afgekocht en nog steeds bestaat. [eiseres] heeft niet toegelicht hoe dit zich verhoudt tot haar vordering tot betaling van € 22.604,64, zijnde het eerder door NN op de door [de vader] aangegeven wijze uitgekeerde bedrag.
Zorgplicht NN
4.14.
[eiseres] heeft gesteld dat NN had moeten onderzoeken of [de vader] op het moment van het afkoopverzoek de wettelijk vertegenwoordiger van eiseres was, althans of [eiseres] zelf achter de afkoop van de verzekering stond en achter storting van de afkoopwaarde op het rekeningnummer van [de vader] . Daarbij acht [eiseres] van belang dat NN wist dat [de vader] ongeneeslijk ziek was en [eiseres] ten tijde van de afkoop/uitkering 17 jaar oud was.
4.15.
NN heeft het volgende verweer gevoerd. De zorgplicht van een verzekeraar gaat niet zover dat zij verplicht is te onderzoeken of een ouder bevoegd is om een minderjarige te vertegenwoordigen. Er is geen reden waarom die zorgplicht er in dit geval wel zou zijn geweest. In de periode tussen totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst en december 2016 is er immers op geen aanleiding voor NN geweest om te twijfelen aan de bevoegdheid van [de vader] . [de vader] heeft de polis aangevraagd, afgesloten, premies betaald en alle correspondentie is via hem gelopen. NN is bovendien nooit op de hoogte gesteld dat de achternaam van eiseres is gewijzigd van [de naam van de vader] naar [eiseres] , noch over de situatie tussen haar ouders. Dat [de vader] ernstig ziek was of [eiseres] 17 jaar, maakt het antwoord op de vraag of hij vertegenwoordigingsbevoegd is niet anders. Dit behoefde voor NN geen aanleiding te zijn om onderzoek te doen. Ook niet, omdat [de vader] in de correspondentie duidelijk liet blijken dat het de bedoeling was dat de uitkering uit de verzekering ten gunste van zijn dochter kwam.
4.16.
Met NN is de kantonrechter van oordeel dat de zorgplicht van NN in dit geval niet zover gaat dat NN verplicht was te onderzoeken of [de vader] bevoegd was om [eiseres] bij de afkoop te vertegenwoordigen. [eiseres] en haar moeder hebben – zoals in deze procedure is komen vast te staan – ermee ingestemd dat [de vader] jegens NN optrad als vertegenwoordiger. Er is geen moment aan te wijzen dat [eiseres] en haar moeder hier anders over zijn gaan denken. Terecht stelt NN dat [eiseres] en haar moeder zich er dan niet meer op kunnen beroepen dat die bevoegdheid ten tijde van de afkoop niet zou hebben bestaan of dat NN dat had moeten onderzoeken. NN is bovendien niet geïnformeerd over de naamswijziging of de situatie thuis. [eiseres] , noch haar moeder, heeft op enig moment – ondanks dat zij wisten van het bestaan van de verzekering en moeten hebben gemerkt dat zij geen post ontvingen – bij NN aangegeven dat correspondentie aan hun adres diende te worden gestuurd. Gelet op dit alles heeft NN gerechtvaardigd mogen vertrouwen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [de vader] en heeft zij geen onderzoeksplicht geschonden.
4.17.
Dit alles laat onverlet dat er in dit geval – ook bij een gerechtvaardigd vertrouwen van NN op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [de vader] – een zorgplicht op NN rust en dat bij de beoordeling van de omvang daarvan een rol speelt dat het gaat om een overeenkomst met een minderjarige. De rechtbank wijst in dit kader op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de toepasselijkheid van de artikelen 1:345 lid 1 BW jo. artikel 1:253k BW. Weliswaar heeft de kantonrechter hiervoor overwogen dat het beroep op vernietiging niet tot toewijzing van de vordering (op die grond) kan leiden, maar dit neemt niet weg dat de uit deze artikelen voortvloeiende beschermingsgedachte van invloed is op de op NN rustende zorgplicht. NN was ook op de hoogte van de bescherming die aan de minderjarige toekomt. Zij heeft [de vader] hierover immers bij brief van 19 februari 2016 geïnformeerd. In deze brief heeft zij [de vader] “geadviseerd” voor de afkoop toestemming van de kantonrechter te vragen maar zij heeft dit met het oog op de belangen van [eiseres] , haar verzekeringnemer, niet bewaakt.
4.18.
Hierbij komt dat NN eind november 2015 op de hoogte was van de medische situatie van [de vader] . Hij had toen aangegeven dat hij ongeneeslijk ziek was. Door niettemin – zonder machtiging van de kantonrechter – de afkoopwaarde uit te keren op de rekening van [de vader] (en niet op de Oranje rekening van [eiseres] ), heeft NN de op haar rustende zorgplicht geschonden. Immers, het aan [eiseres] toekomende bedrag viel door de afkoop en de uitbetaling daarvan in het vermogen van [de vader] en niet (meer) in het vermogen van [eiseres] . NN heeft hiermee, wetende van de ongeneeslijke ziekte van [de vader] , het risico in het leven geroepen dat de afkoopwaarde in de nalatenschap van [de vader] zou verdwijnen wat ook is gebeurd. Ondanks dat uit de correspondentie volgt dat [de vader] het deed voorkomen alsof hij één en ander goed voor zijn dochter wilde achterlaten, had NN [de vader] om machtiging van de kantonrechter moeten vragen, of minst genomen het bedrag moeten uitkeren op een rekening ten name van [eiseres] zelf. Dit heeft NN niet gedaan.
Conclusie
4.19.
NN heeft haar zorgplicht geschonden en is daardoor schadeplichtig ten opzichte van [eiseres] . De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.2
Als in het ongelijk gestelde partij zal NN in de kosten van de procedure worden veroordeeld zoals hierna bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt NN om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 22.604,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding (11 mei 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt NN in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 573,31 aan verschotten en € 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.