De Staatssecretaris van Volksgezindheid, Welzijn en Sport heeft op 7 december 2015 een brief betreffende ‘aanpak pgb-fraude: terugvorderen, zwarte lijst en rapportage ISZW’ aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd (productie 1 bij antwoord). Deze brief houdt, voor zover van belang, het volgende in:
(…)
Malafide organisaties maken misbruik van kwetsbare mensen, die te goeder trouw handelen, niet de zorg krijgen die ze nodig hebben en zich geconfronteerd kunnen zien met een terugvordering. Het staat buiten kijf dat deze organisaties aangepakt moeten worden, zodat kwetsbare budgethouders daarvan niet langer de dupe worden.
(…)
Geen terugvordering bij te goeder trouw handelende budgethouders
(…) De budgethouder is primair verantwoordelijk voor het zelf organiseren van de zorg en het financiële en administratieve beheer dat het pgb met zich meebrengt. (…) Er zijn echter ook budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld en een zorgorganisatie feitelijk de zorg hebben laten regelen en het pgb laten beheren. Zij worden helaas ook met een terugvordering geconfronteerd, terwijl de oorzaak van de terugvordering bij een derde kan liggen. Afgelopen maanden heb ik intensief overleg gevoerd (...). Onderwijl zijn, zoals met uw Kamer afgesproken, de terugvorderingen opgeschort bij de budgethouders, die slachtoffer lijken te zijn van een mogelijk malafide organisatie.
Het intensieve overleg is nodig geweest omdat de casuïstiek en het begrippenkader te goeder trouw niet eenduidig zijn. Zo doen zich bijvoorbeeld situaties voor waarbij budgethouders wel of niet onder druk pinpassen hebben ingeleverd en/of niet gespecificeerde rekeningen hebben getekend. Soms durven budgethouders niet mee te werken aan onderzoek door het zorgkantoor, omdat de afhankelijkheid van de zorgaanbieder zeer groot is. Ook het vaststellen van het financieel gewin al dan niet met opzet door de budgethouder is vaak lastig. (…) Kortom, het doel staat niet ter discussie: frauderende aanbieders moeten aangepakt worden en budgethouders die te goeder trouw zijn moeten worden beschermd.
(…)
Ik ben de zorgkantoren erkentelijk voor de stappen die ze nu gaan zetten. De uitkomst van dat overleg is namelijk dat alle zorgkantoren gezamenlijk inspanningen gaan verrichten om ervoor te zorgen dat die budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld, niet (langer) worden geconfronteerd met een terugvordering en dat vermoedelijk frauderende zorgaanbieders worden aangepakt.
Concreet betekent dat:
Vanaf heden, de zorgkantoren iedere vermoedelijke pgb-fraude afzonderlijk beoordelen om tot een zorgvuldige overweging te komen of de budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld.
Indien de budgethouder te goeder trouw heeft gehandeld, communiceert het zorgkantoor hier expliciet en zo snel mogelijk over naar de budgethouder;
(…)
Indien sprake is van een vermoedelijke fraude bij een zorgorganisatie doet het zorgkantoor al het mogelijke om dit te onderzoeken en, indien van toepassing, te bewijzen.
In geval van een budgethouder die te goeder trouw is, is het vervolg dat de vordering van het zorgkantoor wordt stopgezet. Dit neemt niet weg dat de budgethouder een vordering kan hebben op de vermoedelijk frauderende zorgverlener. Het zorgkantoor neemt deze vordering op de zorgaanbieder over.
Het zorgkantoor vraagt de budgethouder mee te merken aan het cederen van de vordering aan het zorgkantoor. Dit kan een voorwaarde zijn om de budgethouder daadwerkelijk te vrijwaren van de vordering. (…)
De zorgkantoren pakken de vermoedelijk frauderende zorgorganisaties op civielrechtelijke wijze aan. Dit in aanvulling op eventuele strafrechtelijke vervolging door het OM na onderzoek door de Inspectie SZW.
(…)
Nu het pgb vanuit vier domeinen kan worden toegekend, betekent het ook dan fraudeurs op meerdere fronten actief kunnen zijn. (…) Zorgverzekeraars (…) werken al langer met een waarschuwingsregister (…). In dit register worden (rechts)personen geregistreerd waarvan op basis van onderzoek is vastgesteld dat zij fraude hebben gepleegd.
(…)