ECLI:NL:RBROT:2018:6651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
10/652021-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door het gooien van een computerbeeldscherm

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte heeft op 18 augustus 2017 in een wedkantoor te Rotterdam een computerbeeldscherm met kracht tegen het gezicht van een medewerkster gegooid, wat resulteerde in twee ontsierende littekens op haar neus. De rechtbank oordeelde dat het gooien van het beeldscherm op korte afstand een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk de aangeefster wilde raken, maar dat hij het scherm naast haar wilde gooien. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat camerabeelden en getuigenverklaringen bevestigden dat de verdachte het scherm met opzet naar het gezicht van de aangeefster gooide. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de zware mishandeling en legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een agressieregulatietraining. De benadeelde partij, de medewerkster, vorderde schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die de benadeelde partij had geleden door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/652021-18
Datum uitspraak: 9 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ter terechtzitting opgegeven adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.L.G. Rens, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.E. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een agressieregulatietraining alsmede oplegging van een contact- en locatieverbod betreffende [naam slachtoffer] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster, [naam slachtoffer] , opzettelijk, in de zin van voorwaardelijk opzet, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Zij baseert zich hierbij op de inhoud van het betreffende dossier, de verklaring van de verdachte op de zitting van 26 juli 2018 en op de medische informatie, waaruit blijkt dat de aangeefster door het handelen van de verdachte twee ontsierende littekens in het gezicht heeft opgelopen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte het computerbeeldscherm wel heeft gegooid, maar dat hij dat niet naar het hoofd of in de richting van het hoofd van de aangeefster heeft gedaan. Hij wilde haar niet raken. De verdachte wilde het beeldscherm op de grond naast aangeefster gooien. De raadsman baseert dit standpunt op de verklaring van de verdachte en op zijn eigen waarneming van hetgeen zichtbaar is op de foto op pagina 45 in het dossier. De raadsman omschrijft zijn waarneming aldus dat op het moment dat de verdachte het beeldscherm gooit, hij dit beeldscherm niet richt op de aangeefster maar op de ruimte naast haar. Hieruit volgt dat het opzet - ook in voorwaardelijke zin - op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of de poging hiertoe evenals het opzet op de eenvoudige mishandeling ontbreekt. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
4.1.3.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte op 18 augustus 2017 te Rotterdam in een wedkantoor met een computerbeeldscherm heeft gegooid en dat dit beeldscherm de aangeefster midden in het gezicht heeft geraakt. Als gevolg daarvan heeft zij letsel opgelopen dat, thans genezen, heeft geresulteerd in twee ontsierende littekens in het gezicht. De gebeurtenis is op camerabeelden vastgelegd. Op de in het dossier op pagina 44 opgenomen foto van deze camerabeelden is zichtbaar dat de verdachte het scherm boven zijn hoofd heeft geheven. De verdachte staat op dat moment op zeer korte afstand van de aangeefster. Op de foto op pagina 45 in het dossier is te zien dat de verdachte met gestrekte armen staat terwijl tevens het beeldscherm te zien is dat op dat moment tussen hem en de aangeefster in de lucht hangt. Het beeldscherm bevindt zich op dat moment ter hoogte van het gezicht van de aangeefster. Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat de verdachte het beeldscherm met kracht tegen het gezicht van de aangeefster heeft gegooid.
Het op korte afstand met kracht tegen het gezicht van een persoon gooien van een computerbeeldscherm levert - naar algemene ervaringsregels - een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Het gezicht betreft immers een kwetsbaar lichaamsdeel. Het handelen van verdachte was naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat moet worden geoordeeld dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties, eruit bestaande - zoals door de verdediging betoogd - dat de verdachte het beeldscherm naast aangeefster wilde gooien en dat het beeldscherm door de kabel waar het aan vastzat opzij zwiepte en tegen het gezicht van aangeefster terecht kwam, is niet gebleken. Dit geldt te meer nu aangeefster op haar neus en daarmee in het midden van haar gezicht letsel heeft opgelopen dat moest worden gehecht en als gevolg waarvan zij op die plek nu twee ontsierende littekens heeft. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
4.1.4.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 augustus 2017 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten twee ontsierende littekens op/bij haar neus
heeft toegebracht, door met dat opzet met kracht een computerbeeldscherm tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft een computerscherm tegen het gezicht van een medewerkster van een wedkantoor gegooid, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De verdachte deed dit uit woede en frustratie. Hij dacht dat hij een prijs had gewonnen, maar zijn lottoticket was niet meer goed leesbaar en werd niet geaccepteerd. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dat deze gebeurtenis grote impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt ook uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. Zij heeft twee ontsierende littekens in haar gezicht overgehouden en zij ondervindt nog altijd psychische klachten van de gebeurtenis.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 juli 2018, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van een geweldsdelict.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juni 2018. De reclassering heeft de verdachte niet kunnen bereiken en heeft daarom slechts op basis van de dossierstukken een rapport kunnen opmaken. De reclassering adviseert om aan de verdachte, indien hij op de zitting aangeeft daaraan mee te willen werken, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie gericht op het reguleren van agressie.
De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven aan deze bijzondere voorwaarden te willen meewerken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan, mede gelet op het bepaalde bij art. 22b, eerste lid, aanhef en onder a. van het Wetboek van Strafrecht, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan de verdachte tevens het door de officier van justitie gevorderde contactverbod en locatieverbod opleggen ten aanzien van [naam slachtoffer] .
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.370,16 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, gelet op het betoog strekkende tot vrijspraak, niet-ontvankelijkverklaring bepleit van de vordering van de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, de gevorderde schadevergoeding door de verdachte inhoudelijk niet is betwist en de rechtbank de vordering ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ook de hoogte van deze vordering is door de verdachte inhoudelijk niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering tot het bedrag van € 3.500,- zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 augustus 2017, zijnde de datum van het ontstaan van de schade.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van in totaal € 5.870,16 (te weten: € 2.370,16 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,- aan immateriële schade) vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit de Agressie Regulatie Training Wiltshire-NL van het Leger des Heils, of een soortgelijke instelling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) zoeken/hebben/opnemen met [naam slachtoffer] , noch zal hij zich bevinden/begeven/ophouden bij of in de nabijheid van de woning van die [naam slachtoffer] aan de [adres slachtoffer] te Leiden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.870,16 (zegge: vijfduizend achthonderdzeventig euro en zestien eurocent), bestaande uit € 2.370,16 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 5.870,16(
hoofdsom zegge: vijfduizend achthonderdzeventig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.870,16 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
64 (zegge: vierenzestig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 augustus 2017 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten twee (ontsierende) littekens op / bij haar neus, althans in het gezicht,
heeft toegebracht,
door met dat opzet (met kracht) een computerbeeldscherm in/tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] te gooien;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) een computerbeeldscherm in/tegen het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft
gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2017 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door een computerbeeldscherm in/tegen het gezicht
en/of een schouder van die [naam slachtoffer] te gooien;