ECLI:NL:RBROT:2018:6682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
10/812073-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van stroom

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in zijn woning een hennepkwekerij met 341 hennepplanten en had elektriciteit gestolen door middel van braak. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, maar de rechtbank oordeelde dat een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, meer passend was. De rechtbank overwoog dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer drie maanden een hennepkwekerij had en daarmee bijdroeg aan de productie van softdrugs, wat risico's voor de volksgezondheid met zich meebracht. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen, werden in de overwegingen meegenomen. De rechtbank achtte de bewezen feiten strafbaar en legde de taakstraf op, waarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in acht werden genomen. De beslissing werd genomen na zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/812073-16
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Bewijswaardering
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 17 december 2013 in de in de tenlastelegging genoemde woning van de verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met in totaal 341 hennepplanten. Voorts is geconstateerd dat elektriciteit is gestolen door middel van braak. De verdachte heeft bekend dat hij destijds in zijn woning hennepplanten heeft geteeld en dat hij ten behoeve van deze hennepkwekerij stroom heeft gestolen door middel van braak. De rechtbank acht daarmee het aanwezig hebben en telen van de in tenlastelegging genoemde 341 hennepplanten en de tenlastegelegde diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de periode waarin de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit heeft plaatsgevonden gaat de rechtbank - evenals de officier van justitie en de raadsman - uit van de verklaring van de verdachte dat hij in september 2013 is begonnen met de hennepkwekerij en sinds die tijd ook stroom heeft gestolen. Op basis van de stukken en het verdere onderzoek op de terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte al op 9 augustus 2013 (de in de tenlastelegging genoemde begindatum) met zijn strafbare handelen is begonnen. Daarom wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit heeft plaatsgevonden in de periode van september 2013 tot 17 december 2013.
4.2.
Bewijsmiddelen en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
september2013 tot 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van 341 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 341 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van
september2013 tot en met 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een hoeveelheid stroom, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijving in de tenlastelegging van feit 3 is in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.

diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer drie maanden in zijn woning een hennepkwekerij gehad. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs. Hierbij heeft hij zich niet bekommerd om de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving als gevolg van de criminaliteit die met hennepteelt gepaard gaat. Bovendien heeft hij met de hennepkwekerij een gevaarlijke situatie gecreëerd voor zijn gezin en voor omwonenden. De ervaring leert immers dat hennepkwekerijen een groot risico op brand opleveren, omdat er heel veel stroom wordt gebruikt in vochtige ruimtes, terwijl bij de aanleg van de installatie veelal niet wordt voldaan aan de veiligheidseisen, doordat de stroom, net als in dit geval, buiten de stroommeter om wordt afgetapt. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar levert ook diefstal van elektriciteit op. De energiebedrijven worden daarmee benadeeld en uiteindelijk de consumenten aan wie de kosten worden doorberekend.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2018 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder is in aanmerking genomen wat de verdachte heeft verklaard omtrent zijn persoonlijke situatie, waaronder zijn jarenlange gezondheidsproblemen, zijn gezinssituatie en zijn werk.
Ook is er rekening mee gehouden dat de bewezen verklaarde feiten ruim vierenhalf jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat de redelijke termijn met ruim tweeënhalf jaar is overschreden.
Gelet op dit alles wordt een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur
een passende sanctie geacht. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar vordering tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een gevangenisstraf, ook in voorwaardelijke vorm, betreft in dit geval een te zware strafmodaliteit. Het standpunt van de raadsman om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen wordt ook niet gevolgd, aangezien dit onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de gepleegde feiten. Daarbij is mede betrokken dat, anders dan waarmee de officier van justitie rekening heeft gehouden bij haar eis om een geheel voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, de tegen de verdachte ingediende ontnemingsvordering niet zal worden toegewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 09 augustus 2013 tot 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning/pand gelegen aan de [adres verdachte] , meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een hoeveelheid van (telkens) ongeveer 341 hennepplanten,althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3 onder B Opiumwet)
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning/pand gelegen aan de [adres verdachte] , opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 341 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 3 onder C Opiumwet)
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 09 augustus 2013 tot en met 17 december 2013 te Vlaardingen in een woning/pand gelegen aan de [adres verdachte] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom (te weten 173.627 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht