ECLI:NL:RBROT:2018:6685
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van voltooide hennepoogst
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van stroom. De ontnemingsvordering, ingediend door de officier van justitie mr. J.B. Wooldrik, strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 29.490,-. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de veroordeelde een voltooide hennepoogst heeft gehad en derhalve ook geen voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in september 2013 is begonnen met de hennepkwekerij, maar dat deze op 17 december 2013 is ontmanteld, waarbij de hennepplanten ongeveer 60 dagen oud waren. De officier van justitie baseerde de vordering op de veronderstelling dat er een voltooide oogst was, maar de verdediging heeft dit betwist en aangetoond dat er in de periode van september tot en met december 2013 geen oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat de aanwijzingen voor een voltooide oogst niet overtuigend zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen, omdat het bewijs voor een voltooide hennepoogst ontbreekt. De beslissing om de ontnemingsvordering af te wijzen is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de veroordeelde tegen onterechte financiële claims.