ECLI:NL:RBROT:2018:6685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
10/812073-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van voltooide hennepoogst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van stroom. De ontnemingsvordering, ingediend door de officier van justitie mr. J.B. Wooldrik, strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 29.490,-. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de veroordeelde een voltooide hennepoogst heeft gehad en derhalve ook geen voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in september 2013 is begonnen met de hennepkwekerij, maar dat deze op 17 december 2013 is ontmanteld, waarbij de hennepplanten ongeveer 60 dagen oud waren. De officier van justitie baseerde de vordering op de veronderstelling dat er een voltooide oogst was, maar de verdediging heeft dit betwist en aangetoond dat er in de periode van september tot en met december 2013 geen oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat de aanwijzingen voor een voltooide oogst niet overtuigend zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen, omdat het bewijs voor een voltooide hennepoogst ontbreekt. De beslissing om de ontnemingsvordering af te wijzen is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de veroordeelde tegen onterechte financiële claims.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/812073-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2018 waarop de vordering tegelijk met de strafzaak is behandeld.

VOORAFGAANDE VEROORDELING

Bij vonnis van deze rechtbank van heden, 26 juni 2018, is de veroordeelde veroordeeld ter zake van - kort weergegeven - het telen en aanwezig hebben van hennepplanten (feiten 1 en 2) en diefstal van stroom door middel van braak (feit 3).
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

VORDERING

De vordering van de officier van justitie mr. J.B. Wooldrik, zoals deze na wijziging op de terechtzitting van 12 juni 2018 is komen te luiden, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 29.490,-. Voorts strekt de vordering tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel van € 29.490,-.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het geschatte voordeel betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van één van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld, namelijk het telen van hennepplanten (feit 1). De officier van justitie is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van één voltooide hennepoogst. Dat er één voltooide hennepoogst is geweest baseert zij op de vervuiling in de hennepkwekerij, de aangetroffen hennepresten en de verklaring van de veroordeelde dat hij de hennepkwekerij in september 2013 heeft opgebouwd.

STANDPUNT VERDEDIGING

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen. De veroordeelde ontkent dat er in de periode dat hij de hennepkwekerij heeft gehad een oogst is geweest. Bovendien is het ook niet aannemelijk dat de veroordeelde in deze periode een voltooide hennepoogst heeft gehad. De veroordeelde heeft verklaard dat hij in september 2013 is begonnen met de hennepkwekerij. Deze verklaring wordt ondersteund door de overgelegde verklaringen van de heer [naam getuige 1] en mevrouw [naam getuige 2] . Daarnaast is de hennepkwekerij op 17 december 2013 ontmanteld. Op dat moment waren de hennepplanten ongeveer 60 dagen oud. Gelet hierop kan er in de periode van september 2013 tot 17 december 2013 geen oogst zijn geweest. Ook blijkt uit de overgelegde bankafschriften dat de veroordeelde in het geheel geen winst heeft gehad.

BEOORDELING

Bij vonnis van 26 juni 2018 is de veroordeelde veroordeeld voor onder meer het telen van hennepplanten in de periode van september 2013 tot en met 17 december 2013. De rechtbank is daarbij - evenals de officier van justitie - uitgegaan van de verklaring van de veroordeelde dat hij in september 2013 is begonnen met de hennepkwekerij. Er is geen bewijs dat hij zich al eerder met het telen van hennep bezig hield.
Bij de politie heeft de veroordeelde verklaard dat hij ongeveer drie weken of een maand met de bouw van de hennepkwekerij bezig is geweest en dat hij de hennepplanten half oktober 2013 heeft geplant. Deze verklaring wordt ondersteund door hetgeen is vermeld in het rapport van [naam fraudespecialist] , fraudespecialist in dienst van Stedin Netbeheer B.V., namelijk dat de hennepplanten bij de ontmanteling van de hennepkwekerij op 17 december 2013 ongeveer 60 dagen oud waren. Volgens dit rapport kunnen hennepplanten na 70 dagen worden geoogst. Gelet daarop kan er in de periode van september tot half oktober 2013 geen oogst hebben plaatsgevonden.
Daarbij komt dat de door de officier van justitie genoemde aanwijzingen voor een voltooide oogst, namelijk de vervuiling in de hennepkwekerij en de aangetroffen hennepresten, niet overtuigend zijn. De veroordeelde heeft verklaard dat alle gebruikte materialen tweedehands zijn en dat deze, inclusief het grondzeil, vanuit een hennepkwekerij uit een ander pand zijn verplaatst naar de zolder van zijn woning. Mede gezien de in het dossier aanwezige foto’s van de hennepkwekerij, is niet onaannemelijk dat de aangetroffen vervuiling, zoals de kalkaanslag op de potten en het grondzeil en de hennepresten in de droognetten en een plastic zak, reeds op en in deze materialen aanwezig was voordat de veroordeelde deze materialen had aangeschaft en in gebruik nam. Ook valt niet uit te sluiten dat de op de grond aangetroffen hennepresten van deze vervuilde materialen afkomstig zijn.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde een voltooide hennepoogst heeft gehad en voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij. De ontnemingsvordering wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
wijst de ontnemingsvordering af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2018.