In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) geheel vervallen te verklaren. De vader, wonende te Maassluis, had eerder ingestemd met een omgangsregeling voor de voorjaarsvakantie, maar voelde zich benadeeld door de herhaalde schriftelijke aanwijzingen van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek, ook al was de periode waarop de aanwijzing betrekking had inmiddels verstreken. De kinderrechter oordeelde dat de GI geen grond had om een ingrijpende maatregel als een schriftelijke aanwijzing te geven, aangezien er al overeenstemming was bereikt tussen de ouders over de omgangsregeling. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing van 23 februari 2018 geheel vervallen, omdat de GI niet had voldaan aan de vereisten voor het geven van een dergelijke aanwijzing. De beslissing benadrukt het belang van overleg en samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen, en dat een schriftelijke aanwijzing pas mag worden gegeven als andere middelen niet tot het gewenste resultaat leiden.