ECLI:NL:RBROT:2018:6811

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
C/10/553069 / JE RK 18-1973 / C/10/556511 / JE RK 18-2592 / C/10/556522/ JE RK 18-2596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van minderjarige afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die onder toezicht staat. De minderjarige verblijft momenteel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, maar zonder de benodigde machtiging voor uithuisplaatsing. Het verzoek om machtiging is afgewezen omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De bijzondere curator heeft daarnaast verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen en zijn benoeming te beëindigen, maar deze verzoeken zijn aangehouden tot de volgende zitting op 6 september 2018.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI (gecertificeerde instelling) haar verzoek om uithuisplaatsing handhaaft, maar dat het verblijf van de minderjarige bij de huidige jeugdhulpaanbieder niet in zijn belang is. De kinderrechter heeft opgemerkt dat de minderjarige bij de vader verblijft, wat als een betere situatie wordt beschouwd. De GI heeft aangegeven dat er een plan moet worden opgesteld voor een terugplaatsing bij de vader, maar er zijn zorgen over de eerdere situatie bij de vader en de noodzaak van een gedegen hulpverleningsplan. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing niet in het belang van de minderjarige is en heeft het verzoek van de GI afgewezen.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de bijzondere curator aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming uitgenodigd voor de volgende zitting. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/553069 / JE RK 18-1973
C/10/556511 / JE RK 18-2592
C/10/556522 / JE RK 18-2596
datum uitspraak: 10 augustus 2018

beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
en

mr. R.E. TERGAU,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboortplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te Oosterwolde,

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Hoek van Holland,

mr. R.E. TERGAU, voornoemd,

de GI, voornoemd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 2 augustus 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het faxbericht van de GI van 8 augustus 2018;
- het verzoekschrift van de bijzondere curator van 9 augustus 2018.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft in de accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van Enver.
Bij beschikking van 9 januari 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
16 januari 2019.

De (aangehouden) verzoeken

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
16 januari 2019.
De bijzondere curator heeft verzocht de GI te vervangen.
Voornoemde verzoeken zijn ter zitting van 2 augustus 2018 behandeld en aangehouden tot vandaag.
De bijzondere curator heeft verder verzocht het verzoek van de GI af te wijzen, de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] per direct op te heffen en hem te ontslaan van zijn taak.

Het standpunt van de belanghebbenden

De GI heeft per voornoemd faxbericht van 8 augustus 2018 aangegeven dat een directe overplaatsing van [voornaam minderjarige] naar de vader niet mogelijk is. Zowel [voornaam minderjarige] als de vader hebben de zeer sterke wens dat [voornaam minderjarige] bij de vader wordt geplaatst. De GI zal de komende periode toewerken naar deze overplaatsing, maar alvorens dit mogelijk is, moet de ambulante hulpverlening bij de vader worden uitgebreid naar expliciete opvoedondersteuning. Vervolgens moet tussen de vader en de opvoedondersteuning een basis in de samenwerking zijn ontstaan. Zonder een gedegen plan is een terugplaatsing bij de vader niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Immers, niet moet worden vergeten dat twee jaar geleden de situatie bij de vader is geëscaleerd. Eenzelfde situatie moet worden voorkomen.
De komende periode moet een plan worden opgesteld waarin naar een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader wordt gewerkt. De GI acht het voorts noodzakelijk dat wordt afgewacht of de vader wordt belast met het gezag alvorens wordt overgegaan tot een terugplaatsing. De vader heeft hiertoe onlangs een verzoek ingediend.
De bijzondere curator heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij de vader geschikt acht om [voornaam minderjarige] verder te begeleiden. De vader kan eventueel opvoedondersteuning worden aangeboden.
De situatie rondom [voornaam minderjarige] wordt gekenmerkt door langdurig wachten en uitstel van onderzoeken. De GI toont zich steevast handelingsverlegen. Ondanks het tijdsverloop is er nog altijd geen deugdelijk hulpverleningsplan voor [voornaam minderjarige] . Door de handelingsverlegen-heid van de hulpverlening wordt [voornaam minderjarige] ernstig benadeeld. Er is sprake van niet bij [voornaam minderjarige] passende plaatsingen en aan hem wordt niet op het gewenste niveau onderwijs geboden. Reeds bij beschikking van 16 januari 2017 heeft de rechtbank aangegeven dat alle volgende rechtszittingen in Leeuwarden moesten worden georganiseerd. Destijds had de rechtbank al voor ogen dat de hulpverlening in Oosterwolde moest plaatsvinden. De GI heeft [voornaam minderjarige] met de plaatsingen in Rotterdam in een ongewenste situatie gebracht. Hiermee is [voornaam minderjarige] ernstig tekort gedaan.
De bijzondere curator heeft op 2 augustus 2018 verzocht de GI te vervangen door de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te Leeuwarden. Echter, omdat een bereidverklaring ontbreekt, kan dit niet zonder vertraging plaatsvinden. Nu de GI aan de gezonde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in de weg staat, dient de ondertoezichtstelling volgens de bijzondere curator per direct te worden opgeheven. Daarnaast verzoekt de bijzondere curator per direct zijn benoeming te beëindigen.

De beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de GI haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder handhaaft. Tijdens de mondelinge behandeling van 2 augustus 2018 is gebleken, op basis van informatie van Enver, de bijzondere curator en de vader, dat verder verblijf van [voornaam minderjarige] bij Enver niet in zijn belang is. Daarentegen lijkt verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader goed te gaan; hij verblijft daar al veelvuldig en volgens de bijzondere curator speelt het sociale leven van [voornaam minderjarige] zich daar voornamelijk af. Van een ‘acute’ overplaatsing, zoals de GI het noemt, zal dan ook geen sprake zijn als [voornaam minderjarige] bij de vader gaat wonen.
De GI stelt dat de betrokkenen rondom [voornaam minderjarige] met een plan voor thuisplaatsing zouden komen. Onweersproken is echter ter zitting van 2 augustus 2018 gesteld dat de GI langdurig niet dan wel onvoldoende bereikbaar is geweest voor de vader, de bijzondere curator en Enver. Belangrijke zaken zijn daardoor blijven liggen.
Uit het verhandelde ter zitting van 2 augustus 2018 en het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, zoals verzocht door de GI, niet in het belang van zijn verzorging en opvoeding is en daarmee niet voldoet aan de vereisten van artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.
De kinderrechter zal de verzoeken van de bijzondere curator tot wijziging van de GI, tot beëindiging van de ondertoezichtstelling en tot beëindiging van zijn benoeming aanhouden tot de zitting van 6 september 2018. De kinderrechter zal voor deze zitting ook de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, uit laten nodigen in het kader van zijn toezichthoudende taak.
Op voorstel van Enver en met instemming van de GI verblijft [voornaam minderjarige] op dit moment bij de vader, om een deel van zijn vakantie te overbruggen. De kinderrechter kan zich voorstellen dat [voornaam minderjarige] , om geen verdere onrust bij hem teweeg te brengen, bij de vader blijft tot de zitting van 6 september 2018. Deze verblijfplaats wordt immers door de bijzondere curator, door Enver, door de vader en door [voornaam minderjarige] op dit moment het beste voor hem geacht.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI tot machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder af;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de verzoeken van de bijzondere curator aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de Raad, [voornaam minderjarige] en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
6 september 2018 te 15:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
gelast de oproeping van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, gevestigd te Rotterdam, tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.