ECLI:NL:RBROT:2018:6891

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
10/661019-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wegenverkeerswet. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 43 maanden. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, dat betrekking had op witwassen, omdat de bewijsvoering niet voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het eerste feit, het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij ongeveer 35,05 kilogram heroïne was betrokken, en het derde feit, het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij een aantal voorwerpen aan de verdachte werd teruggegeven, terwijl andere voorwerpen, zoals een Rolex horloge, werden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661019-18
Datum uitspraak: 2 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [land verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair (impliciet primair) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Eerst gaf de verdachte geen verklaring. Vlak voor de zitting zijn Albanese stukken overgelegd, die zien op het vermogen waarover de verdachte zou beschikken. Deze stukken zijn niet meer verifieerbaar of controleerbaar. Ervan uitgaande dat de stukken inderdaad inhouden wat de verdediging bepleit, dan nog is dit geen verklaring voor het contante geld dat in de woning is aangetroffen. Hoe kan het zijn dat er bijna € 6.000,- wordt aangetroffen, terwijl de verdachte verklaart maar € 4.000,- mee te hebben genomen naar Nederland. Daarbij komt de omstandigheid dat er ook andere buitenlandse valuta in de woning lagen. Ook lagen de gelden en goederen op verschillende plekken verspreid door de woning.
Eén Rolex behoort niet aan de verdachte toe, nu er een aankoopbewijs is op naam van iemand anders, dus dit deel kan niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Subsidiair is aangevoerd dat wanneer de rechtbank de door de verdachte gegeven verklaring verifieerbaar acht, er moet worden vrijgesproken. Het horen van getuigen uit Albanië is niet gewenst gezien het bedrag.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de aangedragen feiten en omstandigheden niet van dien aard zijn dat er zonder meer sprake is van een vermoeden dat de gelden of goederen van enig misdrijf afkomstig zijn. Voorts is de verklaring van de verdachte voor de aangetroffen gelden en goederen niet voorshands onwaarschijnlijk en door de officier van justitie niet geverifieerd. De rechtbank spreekt de verdachte dus vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Er bevindt zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier. De officier van justitie noemt de verklaringen van getuige [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . De verklaringen van [naam getuige 1] zijn echter niet consistent en de vraag is hoe goed getuige [naam getuige 1] alles heeft kunnen zien. De verklaring van [naam getuige 2] wijst er juist op dat medeverdachte [naam medeverdachte] degene is geweest die de tassen heeft verplaatst. Hoe waarschijnlijk is het dan dat die beide heren precies naar de zelfde plek lopen om tassen weg te zetten? Daarbij blijkt uit de verklaring van [naam getuige 2] dat de verdachte naar de kofferbak moet zijn geweest om tassen te pakken, voordat hij eruit gesprongen is en met een tas wegrende, dat kan niet. De verdachte ontkent daarbij met tassen gelopen te hebben en medeverdachte [naam medeverdachte] bevestigt dit. Het enige wat nog overblijft is het wegrennen en wegrijden door de verdachte. Echter is dit niet redengevend voor een veroordeling en daarmee geen bewijsmiddel.
Subsidiair heeft de verdediging een verzoek gedaan de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] te horen om duidelijkheid te verschaffen over wat zij hebben gezien .
4.2.2.
Beoordeling
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij een andere man dan de man die door de politie op dat moment was aangehouden, heeft zien lopen met allerlei tassen op de [adres delict 1] . Hij verklaart dat hij heeft gezien dat deze man diezelfde tassen half onder een auto schoof. De tassen die daar inderdaad onder een geparkeerde auto lagen, zijn ter hoogte van nummer 162 aangetroffen. Door verbalisant [naam getuige 2] gezien is dat die andere verdachte, wat later medeverdachte [naam medeverdachte] blijkt te zijn, rende ter hoogte van nummer [huisnummer] , terug keerde naar de auto en toen direct werd aangehouden. Het kan dus niet anders zijn dan dat de verdachte [naam verdachte] wordt bedoeld door getuige [naam getuige 1] . Hiermee heeft de verdachte beschikkingsmacht gehad over de tassen. Het feit dat hij de tassen verstopt net na de achtervolging met de politie, maak dat niet anders kan dan dat hij wist van de inhoud van de tassen, de heroïne, en aldus opzet heeft gehad op het plegen van het ten laste gelegde feit. Het onder 1 ten laste gelegde feit, waaronder ook het medeplegen, kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het horen van verbalisant [naam getuige 2] en getuige [naam getuige 1] moet worden afgewezen. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting in combinatie met de inhoud van het strafdossier voldoende ingelicht om te komen tot een volledige inhoudelijke beoordeling van deze strafzaak, zodat de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet is gebleken. Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario is, gelet op het hiervoor overwogene, immers onaannemelijk. Voorts maakte de verklaring van getuige [naam getuige 1] al bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris onderdeel uit van het dossier. De overgelegde nadere processen-verbaal van verbalisant [naam getuige 2] zijn alleen op onderdelen iets gedetailleerder dan een eerder proces-verbaal van die verbalisant, terwijl deze nadere processen-verbaal niet voor het bewijs worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 3 is geen verweer gevoerd. De verdachte heeft aangegeven dat hij iets geraakt heeft en dat het wel kan dat het een auto was. Daarnaast is er de aangifte van [naam slachtoffer] , waarin zij beschrijft dat agenten haar verteld hebben dat haar auto geraakt werd door de Toyota Aygo, de auto waarin de verdachte en de medeverdachte reden. Dit feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 3 ten laste gelegde
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 35,05 kilogram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam aan de [adres delict 2] , op 21 februari 2018, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [naam slachtoffer] , schade was toegebracht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbodenmedeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,

3.overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben en vervoeren van een grote hoeveelheid, ongeveer 35 kilogram, heroïne, een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. Deze hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het doorrijden na een aanrijding, toen hij en zijn medeverdachte in de auto op de vlucht waren voor de politie.
Gezien de ernst van het onder 1 ten laste gelegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal geen extra straf opleggen voor het onder 3 ten laste gelegde feit, nu er slechts materiële schade is ontstaan bij deze aanrijding. Daarbij is het ook gedeeltelijk aan medeverdachte [naam medeverdachte] te wijten dat de verdachte hard door is gereden, nadat de politie hen wilde staande houden. Tijdens dit wegrijden of doorrijden voor de politie is de aanrijding veroorzaakt.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst genoemde in beslag genomen gelden en goederen verbeurd te verklaren, met uitzondering van het goed genoemd onder nummer 19. Van dit horloge staat vast dat het aan een ander dan de verdachte toebehoort. Het horloge dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave van de in beslag genomen goederen bepleit.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen en gelden zoals hieronder vermeld, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Voorwerpen Waarde/merk
1. Geld Euro 1285 euro ibg 22-2-18 (zaknr.0246681)
2. Geld buitenlands 4220 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246681)
3. Geld buitenlands 700 Albanese lek ibg 22-2-18 (zaknr. 0246681)
4. Geld Euro 16.25 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246682)
5. Geld Euro 21.95 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246683)
6. Geld Euro 17.90 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246687)
7. Geld Euro 260 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246688)
8. Geld Euro 25.80 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246669)
9. Geld Euro 55 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246670)
10. Geld buitenlands 60 Hong Kong dollar ibg 22-2-18 (zaknr.024667l)
11. Geld buitenlands 10 Chinese yuan ibg 22-2-18 (zaknr. 0246671)
12. Geld Euro 744 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246672)
13. Geld buitenlands 200 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246672)
14. Geld Euro 10 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246672)
15. Geld Euro 2860 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246674)
16. Geld buitenlands 100 US dollar ibg 22-2-18 (zaknr. 0246674)
17. Geld buitenlands 50 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246674)
18. Geld Euro 650 euro ibg 21-2-18
20. 1.00 STK Horloge ROLEX Goednummer 5558827
Ten aanzien van de in beslag genomen Rolex onder nummer 19, zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.
Voorwerpen Waarde/merk
19. 1.00 STK Horloge ROLEX Goednummer 5558833

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de teruggave aan verdachte van:
Voorwerpen Waarde/merk
1. Geld Euro 1285 euro ibg 22-2-18 (zaknr.0246681)
2. Geld buitenlands 4220 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246681)
3. Geld buitenlands 700 Albanese lek ibg 22-2-18 (zaknr. 0246681)
4. Geld Euro 16.25 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246682)
5. Geld Euro 21.95 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246683)
6. Geld Euro 17.90 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246687)
7. Geld Euro 260 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246688)
8. Geld Euro 25.80 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246669)
9. Geld Euro 55 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246670)
10. Geld buitenlands 60 Hong Kong dollar ibg 22-2-18 (zaknr.024667l)
11. Geld buitenlands 10 Chinese yuan ibg 22-2-18 (zaknr. 0246671)
12. Geld Euro 744 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246672)
13. Geld buitenlands 200 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246672)
14. Geld Euro 10 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246672)
15. Geld Euro 2860 euro ibg 22-2-18 (zaknr. 0246674)
16. Geld buitenlands 100 US dollar ibg 22-2-18 (zaknr. 0246674)
17. Geld buitenlands 50 Zwitserse franc ibg 22-2-18 (zaknr.0246674)
18. Geld Euro 650 euro ibg 21-2-18
20. 1.00 STK Horloge ROLEX Goednummer 5558827
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Voorwerpen Waarde/merk
19. 1.00 STK Horloge ROLEX Goednummer 5558833
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. D. Visser en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 35,05 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B Opiumwet)
(art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(art 10 lid 4 Opiumwet)
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2018 tot en met 22 februari 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
a. a)
van een of meerdere voorwerpen te weten
- een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 5.945,90 euro en/of 4.670 Zwitserse frank (CHF) en/of 700 Albanese lek (ALL) en/of 60 Hong Kong dollar (HKD) en/of 10 Chinese yuan (CNY) en/of 100 Amerikaanse dollar (USD), althans van een of meerdere geldbedragen, en/of
- twee horloges (merk Rolex), althans van een of meerdere voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/deze voorwerpen geld voorhanden heeft gehad,
dan wel
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten
- een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 5.945,90 euro en/of 4.670 Zwitserse frank (CHF) en/of 700 Albanese lek (ALL) en/of 60 Hong Kong dollar (HKD) en/of 10 Chinese yuan (CNY) en/of 100 Amerikaanse dollar (USD), althans een of meerdere geldbedragen, en/of
- twee horloges (merk Rolex), althans een of meerdere voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten
- een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 5.945,90 euro en/of 4.670 Zwitserse frank (CHF) en/of 700 Albanese lek (ALL) en/of 60 Hong Kong dollar (HKD) en/of 10 Chinese yuan (CNY) en/of 100 Amerikaanse dollar (USD), althans van een of meerdere geldbedragen, en/of
- twee horloges (merk Rolex), althans van een of meerdere voorwerpen,
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans had(den)
moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
(artikel 420bis/quater Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2018 tot en met 22 februari 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere voorwerp, te weten
- een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 5.945,90 euro en/of 4.670 Zwitserse frank (CHF) en/of 700 Albanese lek (ALL) en/of 60 Hong Kong dollar (HKD) en/of 10 Chinese yuan (CNY) en/of 100 Amerikaanse dollar (USD), althans een of meerdere geldbedragen, en/of
- twee horloges (merk Rolex), althans een of meerdere voorwerpen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
(artikel 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan de [adres delict 2]
, op of omstreeks 21 februari 2018, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) schade was toegebracht;
(artikel 7 Wegenverkeerswet 1994)