Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 augustus 2018;
- de 23 producties van Gamila;
- de 14 producties van Prodenka;
- de mondelinge behandeling op 24 augustus 2018, ter gelegenheid waarvan ook het verzoek van Prodenka om conservatoir beslag op domeinnamen en de handelsvoorraad van Gamila te mogen leggen, is behandeld;
- de pleitnota van Prodenka.
2.De feiten
- A)
- B)
- C)
- D)
3.Het geschil
4.De beoordeling
- Prodenka heeft al vanaf mei 2018 geen toegang tot haar voorraad en heeft niets meer kunnen verkopen;
- al vanaf begin juli 2018 is duidelijk dat sprake is van bestellingen uit Japan, Italië en Portugal;
- uit het arbitraal vonnis volgt dat er tijdens de arbitrageprocedure een expliciete toezegging door Prodenka is gedaan betreffende toegang tot de voorraad, weliswaar stelt Prodenka zich nu op het standpunt dat dit een toezegging onder voorwaarden is geweest, maar dat blijkt niet uit het arbitrale vonnis en bovendien stelt Prodenka dat nu pas voor het eerst terwijl er in de tussentijd ook al andere procedures tussen partijen gevoerd zijn, reden waarom er aan deze late, en overigens niet onderbouwde, stelling, weinig waarde wordt gehecht;
- aangenomen moet worden dat niet alleen nieuwe voorraad wordt verkocht en geleverd aan Japan, Italië en Portugal, nu Prodenka de stellingen van Gamila op dat punt (zie punt 58 van de dagvaarding van Gamila) niet betwist;
- hoewel daar het nodige tegen ingebracht kan worden, behoudt Prodenka ook als van haar berekening van de waarde van de voorraad zou worden uitgegaan, bij toewijzing van de minimaal door Gamila gevorderde vrijgave, nog voldoende zekerheid voor de vordering zoals door haar berekend. Volledigheidshalve wordt wel overwogen dat, zoals ook uit de beschikking op het beslagverzoek van Prodenka blijkt, de voorzieningenrechter van oordeel is dat de totale waarde van de voorraad hoger is dan Prodenka stelt.
€ 980,00