ECLI:NL:RBROT:2018:7129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
C/10/557178 / KG ZA 18-936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in verband met arbitraal beding en vordering tot vrijgave van goederen onder conservatoir beslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Gamila Soap B.V. en Prodenka Logistics B.V. Gamila vorderde toegang tot haar handelsvoorraad die onder conservatoir beslag was gelegd door Prodenka. De voorzieningenrechter moest zich uitspreken over de bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen, gezien een eerder overeengekomen arbitraal beding tussen partijen. Gamila had een spoedeisend belang bij de vrijgave van haar goederen, omdat deze een beperkte houdbaarheidsdatum hebben en zij niet in staat was om haar producten te verkopen. Prodenka betwistte de spoedeisendheid en stelde dat de vordering niet tijdig in arbitrage kon worden behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde beslissing niet tijdig in arbitrage kon worden verkregen en verklaarde zich bevoegd. Vervolgens werd geoordeeld dat Gamila recht had op gedeeltelijke vrijgave van haar voorraad, onder voorwaarden, en dat Prodenka moest meewerken aan deze vrijgave. De voorzieningenrechter legde ook een dwangsom op voor het geval Prodenka niet aan de veroordelingen voldeed. De proceskosten werden aan Prodenka opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/557178 / KG ZA 18-936
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAMILA SOAP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mr. R.A.D. Blaauw en R.F. Sneep te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRODENKA LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
advocaten mr. A.D. Lindenbergh en mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Gamila en Prodenka genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2018;
  • de 23 producties van Gamila;
  • de 14 producties van Prodenka;
  • de mondelinge behandeling op 24 augustus 2018, ter gelegenheid waarvan ook het verzoek van Prodenka om conservatoir beslag op domeinnamen en de handelsvoorraad van Gamila te mogen leggen, is behandeld;
  • de pleitnota van Prodenka.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gamila is een in Nederland gevestigde distributeur van door Savta Gamila Ltd. (hierna: Savta) in Israël geproduceerde zeep en cosmetische producten.
2.2.
Prodenka is onder andere werkzaam als expediteur. Zij verhuurde loodsruimte aan Gamila. In die loodsruimte waren tot voor kort producten van Gamila opgeslagen.
2.3.
Op 30 juni 2016 hebben partijen een Samenwerkingsovereenkomst gesloten op grond waarvan Prodenka de totale handelsvoorraad van Gamila overnam en Gamila deze vervolgens stapsgewijs terugkocht met een renteopslag.
2.4.
Op 8 september 2017 is Prodenka met Gamila en Savta, die ieder voor zich en gezamenlijk worden aangeduid als “Borrowers”, een nieuwe overeenkomst aangegaan op grond waarvan de Samenwerkingsovereenkomst is beëindigd en Gamila de handelsvoorraad van Prodenka heeft teruggekocht en geleverd heeft gekregen (hierna: de Nadere overeenkomst). Het bedrag dat voor de handelsvoorraad verschuldigd is, dienen Gamila en Savta in termijnen af te lossen. Na een eerste betaling van € 181.500,- moeten 12 termijnen van € 46.217,73 worden voldoen, steeds op de 15e van de maand vanaf oktober 2017, en nog een 14e en laatste termijn van € 30.000,- uiterlijk op 15 oktober 2018.
Artikel 5.1 van de Nadere overeenkomst luidt als volgt:
“Prodenka may by notice in writing to the Borrowers declare the Loan to be immediately repayable with accrued interest thereon (plus any other sums due to Prodenka) if any of the following events (…) occurs:
  • A)
  • B)
  • C)
  • D)
2.5.
In mei 2018 is tussen partijen een geschil ontstaan. Vanwege een betalingsachterstand heeft Prodenka Gamila de toegang tot de loods met haar voorraad geweigerd.
2.6.
Op 6 juli 2018 heeft voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding gediend tussen Gamila als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en Prodenka als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie. De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard van de vorderingen over en weer kennis te nemen vanwege een door partijen overeengekomen arbitraal beding.
2.7.
Op 6 juli 2018 hebben partijen spoedarbitrage bij TAMARA aangevraagd. Diezelfde dag is een arbiter benoemd en op 9 juli 2018 hebben partijen stukken geüpload in de digitale omgeving van TAMARA. Op 10 juli 2018 is arbitraal vonnis gewezen. Daarbij zijn de over en weer ingestelde vorderingen afgewezen.
2.8.
Op 5 juli 2018 is door R&D Solutions B.V. (hierna: R&D) uit hoofde van een vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 12 januari 2018 executoriaal derdenbeslag gelegd onder Prodenka, ten laste van Gamila. Op 9 juli 2018 heeft Gamila verzocht om een ten laste van haar en ten gunste van R&D gestelde bankgarantie uit te betalen. De advocaat van R&D heeft aanvankelijk geweigerd daar aan mee te werken. Nadat Gamila in verband daarmee een kort geding had aangevraagd is meegewerkt, welke medewerking is geëffectueerd op 26 juli 2018.
2.9.
Op 20 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van [persoon 1] voor een door haar gestelde loonvordering voorlopig verlof verleend voor het leggen van conservatoir gelegd onder Prodenka, ten laste van Gamila. Dit beslag betrof een beslag op de handelsvoorraad van Gamila. Partijen zijn op 27 juli 2018 gehoord op het verzoek om beslag op de handelsvoorraad te mogen leggen. Vervolgens is het verlof voor conservatoir beslag op de handelsvoorraad geweigerd.
2.10.
Op 27 juli 2018 heeft Prodenka een verzoekschrift met producties strekkende tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag onder zichzelf en het leggen van conservatoir beslag onder derden ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Eveneens op 27 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend voor het verzochte derdenbeslag, met begroting van de vordering op € 136.500,00. Ten aanzien van het verzochte eigen beslag is bepaald dat op dat verzoek pas zal worden beslist nadat partijen zijn gehoord. Op vrijdag 3 augustus 2018 zijn partijen gehoord. Bij beschikking van 7 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van Prodenka voor het leggen van eigen beslag geweigerd.
2.11.
Op 2 augustus 2018 heeft Get Group Holding B.V. (hierna GGH) bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder derden en op roerende zaken, meer specifiek de handelsvoorraad van Gamila die bij Prodenka ligt. GGH is een bedrijf waarvan [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ) enig aandeelhouder en bestuurder is. [persoon 2] heeft voor/bij Gamila gewerkt. Samen met verschillende van zijn vennootschappen is hij met Gamila verwikkeld in een bij deze rechtbank aanhangige bodemprocedure. Prodenka, GGH en [persoon 2] (en zijn andere vennootschappen) worden door dezelfde advocaat vertegenwoordigd.
Naar aanleiding van dit verzoek is een verhoor gelast dat eveneens op 3 augustus 2018 heeft plaatsgevonden. Bij beschikking van 7 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het gevraagde verlof geweigerd.
2.12.
Bij e-mail van 6 augustus 2018 heeft Gamila de arbiter verzocht om andermaal een spoed arbitraal kort geding te agenderen. De arbiter heeft te kennen gegeven bereid te zijn op te treden bij wege van een nieuw arbitraal geding. Bij e-mail van 9 augustus 2018 heeft Prodenka medegedeeld dat de benoeming van een andere arbiter, en het liefst drie arbiters, haar voorkeur heeft, indien mogelijk in spoedarbitrage.
2.13.
Bij e-mail van 9 augustus 2018 aan TAMARA heeft Gamila een spoedarbitrage gemeld, met het verzoek over te gaan tot benoeming van één arbiter. Bij e-mail van
10 augustus 2018 aan partijen heeft TAMARA medegedeeld dat partijen eerst overeenstemming dienen te hebben over het aantal arbiters, alvorens TAMARA eventueel tot benoeming over kan gaan. Bij brief van 13 augustus 2018 heeft TAMARA Gamila en Prodenka bericht dat met ingang van 9 augustus de arbitrage aanhangig is.
2.14.
Op 7 augustus 2018 heeft Gamila bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van de handelsvoorraad van Gamila, met benoeming van [gerechtelijke bewaarder] te Alblasserdam (hierna: [gerechtelijke bewaarder] ) tot gerechtelijk bewaarder. Op 10 augustus 2018 is daartoe voorlopig verlof verleend. Op 13 augustus 2018 is het beslag gelegd, de uitvoering daarvan heeft tot en met 15 augustus 2018 geduurd. Na partijen op 14 augustus 2018 te hebben gehoord, is het verlof bij beschikking van 14 augustus 2018 definitief verleend. Ter gelegenheid van die mondelinge behandeling heeft Gamila verzocht om samen één arbiter voor de TAMARA arbitrage te benoemen. Dat heeft Prodenka geweigerd.
2.15.
Bij e-mail van 15 augustus 2018 heeft Gamila Prodenka nogmaals gevraagd een voorzet voor een arbiter in kort te geding te doen. Prodenka heeft daarop aangegeven een lijst van TAMARA arbiters op te vragen en daar zo spoedig mogelijk op terug te komen. Ten tijde van de mondelinge behandeling van deze zaak had Prodenka nog geen naam van een arbiter genoemd of anderszins een vervolg gegeven aan deze e-mailwisseling.
2.16.
Bij e-mail van 13 augustus 2018 heeft Prodenka aan Gamila bij monde van haar advocaat medegedeeld dat de nog te betalen hoofdsom op grond van artikel 5 van de Nadere overeenkomst volledig opeisbaar is geworden.
2.17.
Op 19 augustus 2018 heeft Prodenka bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder [gerechtelijke bewaarder] op de zich daar bevindende handelsvoorraad van Gamila en op de domeinnamen van Gamila. De voorzieningenrechter heeft het verlof daartoe voorlopig verleend. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding zijn partijen tegelijkertijd gehoord op het verzoek van Prodenka.
2.18.
Gamila heeft uit hoofde van de Nadere overeenkomst een (eerste) betaling van
€ 181.500,00 voldaan. Daarna heeft zij, tot aan het wijzen van dit vonnis, 9 betalingen van
€ 46.217,70 gedaan. Bij de op een na laatste betaling, die op 25 juni 2018 is gedaan, staat als omschrijving “Invoice number 28 1801 Loan Agreement May 2018”. Bij e-mail van 28 juni 2018 aan Gamila heeft Prodenka geschreven dat die betaling wordt toegerekend aan twee facturen voor huur, twee facturen voor logistieke werkzaamheden en, voor een bedrag van
€ 16.602,18 aan de termijn uit hoofde van de leningovereenkomst voor de maand mei 2018. Daar staat bij aangegeven dat dit met Fuad Hiar van Gamila tijdens diens bezoek op 21 juni 2018 is overeengekomen. Gamila stelt dat zij steeds heeft aangegeven niet in te stemmen met de andere toerekening van de betaling door Prodenka. Bij de laatste betaling, van
6 augustus 2018, staat als omschrijving “inv.282201 Loan Agreement June 2018 Gamila Soap”.

3.Het geschil

3.1.
Gamila vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op alle dagen en uren en op de grosse dan wel de minuut:
primair
Prodenka te veroordelen om binnen één uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis schriftelijk te verklaren dat Gamila toegang heeft tot haar voorraad en overige goederen opgeslagen bij de gerechtelijk bewaarder [gerechtelijke bewaarder] en dat de bewaarder de goederen aan Gamila zonder nadere voorwaarden kan vrijgeven en alles te doen en niets na te laten om te bewerkstelligen dat deze goederen die bij [gerechtelijke bewaarder] zijn opgeslagen aan Gamila worden vrijgegeven op straffe van een (niet verrekenbare) dwangsom van € 50.000 per dag
dat zij daarmede in gebreke blijft waarbij iedere overtreding ten minste als een gehele dag wordt aangemerkt;
althans subsidiair:
Prodenka onder door de voorzieningenrechter te stellen voorwaarden (bijvoorbeeld door te bepalen dat Prodenka bij de afwikkeling de mogelijkheid heeft om zich te doen vertegenwoordigen) te gebieden om alles te doen en niets na te laten opdat:
de goederen bestemd voor de bestellingen Italië, Portugal en Japan en al het verpakkingsmateriaal aan Gamila worden vrijgegeven (de specificatie van de losse goederen is gevoegd bij productie 20);
de toevoegingen door Gamila aan de voorraad na het sluiten van de Nadere overeenkomst aan Gamila worden vrijgegeven zoals gespecificeerd op de ERP voorraadspecificatie (productie 10, een en ander gedocumenteerd met productie 19);
de gezichtscrèmes die opgeslagen zijn bij [gerechtelijke bewaarder] worden vrijgegeven;
Gamila in de gelegenheid is om de bij [gerechtelijke bewaarder] opgeslagen voorraad c.a. te sorteren en de toegang inzichtelijk te maken alsook producten bij [gerechtelijke bewaarder] (waarbij Gamila daartoe mensen inschakelt) te verpakken en goederen ter afvoer (vuilnis) aan [gerechtelijke bewaarder] af te geven;
de medewerking dient Prodenka binnen één uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te verlenen op straffe van een (niet verrekenbare) dwangsom van € 50.000 per dag dat zij daarmede in gebreke blijft, waarbij iedere overtreding tenminste als een gehele
dag wordt aangemerkt;
althans meer subsidiair:
dat de voorzieningenrechter een vonnis in deze wijst, welke dezelfde strekking heeft als het primair en subsidiair gevorderde (althans dat deel dat de voorzieningenrechter kan toewijzen) met bepaling dat dit vonnis in de plaats van de medewerking van Prodenka treedt.
3.2.
Prodenka voert verweer.
Vóór alle weren heeft Prodenka aangevoerd dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren op grond van artikel 1022c Rv. Niet is gebleken dat de gevraagde voorziening niet door middel van TAMARA arbitrage, zoals in de Nadere overeenkomst bepaald, kan of had kunnen worden gekregen en op een redelijke termijn. Die arbitrage is blijkens uitlating van TAMARA al aanhangig. Niet blijkt dat Gamila zich heeft ingespannen om het tot de benoeming van een arbiter te brengen en Prodenka betwist met klem dat zij niet meewerkt aan de arbitrage.
Betwist wordt dat Gamila een spoedeisend belang heeft. Als Gamila vanuit Israël goederen kan leveren aan Nederland, kan zij van daaruit ook rechtstreeks leveren aan Portugal, Italië en Japan.
Volgens Prodenka zijn de voorwaarden van artikel 5.1 onder C en/of D in de Nadere overeenkomst vervuld en is de restant vordering geheel opeisbaar geworden. De voorraad is immers in bezit genomen door [gerechtelijke bewaarder] die daartoe is benoemd. Gamila staakt haar activiteiten of dreigt haar activiteiten te staken – wat blijkt uit een verzoek aan de domeinnaambeheerder tot het verstreken van verhuiscodes voor de domeinnamen en de beëindigde huur van de loods van Prodenka – en er ligt beslag op de voorraad ingevolge het beslag van Gamila en Prodenka. De totale opeisbare vordering bedraagt € 181.328,65.
Prodenka had op grond van artikel 3:290 BW een recht van retentie. De beschikking van
14 augustus 2018 miskent dat recht en door de bewaargeving is de zaak uit de macht van Prodenka, die het recht had de zaak op te eisen (artikel 3:295 BW), geraakt. Prodenka beroept zich tevens op de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW en 6:248 BW om haar verplichting tot afgifte van de goederen op te schorten. Ten aanzien van de vorderingen die mogelijk niet opeisbaar zijn, beroept Prodenka zich op de onzekerheidsexceptie ex artikel 6:263 BW. Prodenka heeft gegronde vrees dat Gamila haar verdere verbintenissen jegens Prodenka niet zal nakomen en het gelegde beslag biedt Prodenka daartegen zekerheid.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1022a Rv belet een overeenkomst tot arbitrage niet dat een partij zich, zoals in dit geval, wendt tot de voorzieningenrechter van de rechtbank om een onmiddellijke voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 254 Rv te verkrijgen.
De voorzieningenrechter verklaart zich op grond van artikel 1022c Rv evenwel uitsluitend bevoegd als de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden gekregen.
Uit de overgelegde e-mail correspondentie tussen partijen onderling en met TAMARA (zie 2.12., 2.13. en 2.15. hiervoor) blijkt voldoende dat de gevraagde beslissing niet op korte termijn kan worden verkregen. Gamila heeft bij TAMARA een spoedarbitrage aangemeld met het verzoek tot benoeming van een arbiter. Omdat Prodenka te kennen gaf niet akkoord te zijn met benoeming van mr. Padberg als arbiter en dat zij drie arbiters wenst, heeft TAMARA partijen verzocht eerst overeenstemming te bereiken over het aantal arbiters en welke. Partijen zijn thans ruim twee weken verder en er is nog geen arbiter benoemd, laat staan dat Prodenka daartoe een voorstel heeft gedaan of gevolg heeft gegeven aan haar laatste aankondiging in de e-mail van 15 augustus 2018. Prodenka stelt ook niet op welke wijze zij dan zou hebben meegewerkt. Haar betwisting, met klem, van de suggestie dat zij niet meewerkt aan de arbitrage, behelst naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook een schending van het bepaalde in artikel 21 Rv. Uit de overgelegde stukken kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat zij stil zit. Ten slotte wordt in aanmerking genomen dat Prodenka niet betwist dat een benoemingsprocedure die dan zou moeten worden gestart, enkele weken kan duren. Dit alles betekent dat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht om van het geschil kennis te nemen. Dat TAMARA partijen bericht heeft dat de arbitrage aanhangig is, maakt dit niet anders omdat duidelijk is dat de gevraagde beslissing niet tijdig kan worden verkregen.
4.2.
Het spoedeisend belang van Gamila bij de gevraagde voorziening is voldoende gegeven. Gamila heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij niet direct vanuit Israël haar producten kan leveren aan klanten, aangezien de producten eerst dienen te worden verpakt en op dat verpakkingsmateriaal, dat in Nederland op specifieke wijze is geproduceerd, ligt eveneens beslag. Bovendien is duidelijk dat de producten een beperkte houdbaarheidsdatum hebben en dat de verkoopwaarde ervan met de tijd vermindert. Daar komt bij dat Gamila al vanaf begin juli 2018 aan het procederen is om haar voorraad, al dan niet gedeeltelijk, vrij te krijgen, terwijl ook vaststaat dat Prodenka de toegang tot die voorraad vanaf mei 2018 is gaan weigeren. Prodenka betwist bovendien niet dat al het verpakkingsmateriaal zich in Nederland, en thans in gerechtelijke bewaring, bevindt en dat al dat verpakkingsmateriaal door Gamila betaald is. Ten overvloede wordt hier nog aan toegevoegd dat, voor zover de voorzieningenrechter kan overzien, Prodenka nu voor het eerst het spoedeisend belang van Gamila bij toegang tot en vrijgave van haar voorraad betwist. Gelet op alle procedures van de afgelopen 8 weken, is die betwisting tardief.
4.3.
In de gelijktijdig behandelde beslagprocedure, waarin ook vandaag beschikking wordt gewezen, heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het bestaan van een vorderingsrecht van Prodenka op Gamila aannemelijk is. Zoals al in de beschikking op een beslagverzoek van Prodenka is overwogen, is dat echter onvoldoende om een beslag op de volledige handelsvoorraad te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat het moment is aangebroken dat Gamila de kans moet krijgen om een deel van haar handelsvoorraad te gelde te maken zodat een daartoe strekkende ordemaatregel – ook in de verwachting de patstelling van de afgelopen maanden daarmee te doorbreken – te treffen. Dan kan (ook) worden bezien wat haar uitlatingen dat zij met de opbrengst daarvan (onder meer) Prodenka (deels) kan betalen waard zullen zijn en wordt dus ook rekening gehouden met de belangen van Prodenka.
Tot dat oordeel geven de volgende feiten en omstandigheden aanleiding:
  • Prodenka heeft al vanaf mei 2018 geen toegang tot haar voorraad en heeft niets meer kunnen verkopen;
  • al vanaf begin juli 2018 is duidelijk dat sprake is van bestellingen uit Japan, Italië en Portugal;
  • uit het arbitraal vonnis volgt dat er tijdens de arbitrageprocedure een expliciete toezegging door Prodenka is gedaan betreffende toegang tot de voorraad, weliswaar stelt Prodenka zich nu op het standpunt dat dit een toezegging onder voorwaarden is geweest, maar dat blijkt niet uit het arbitrale vonnis en bovendien stelt Prodenka dat nu pas voor het eerst terwijl er in de tussentijd ook al andere procedures tussen partijen gevoerd zijn, reden waarom er aan deze late, en overigens niet onderbouwde, stelling, weinig waarde wordt gehecht;
  • aangenomen moet worden dat niet alleen nieuwe voorraad wordt verkocht en geleverd aan Japan, Italië en Portugal, nu Prodenka de stellingen van Gamila op dat punt (zie punt 58 van de dagvaarding van Gamila) niet betwist;
  • hoewel daar het nodige tegen ingebracht kan worden, behoudt Prodenka ook als van haar berekening van de waarde van de voorraad zou worden uitgegaan, bij toewijzing van de minimaal door Gamila gevorderde vrijgave, nog voldoende zekerheid voor de vordering zoals door haar berekend. Volledigheidshalve wordt wel overwogen dat, zoals ook uit de beschikking op het beslagverzoek van Prodenka blijkt, de voorzieningenrechter van oordeel is dat de totale waarde van de voorraad hoger is dan Prodenka stelt.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan vrijgave, deels, voorwaarden moeten worden verbonden, ook al omdat ook Savta Gamila Borrower is onder de Nadere overeenkomst. Prodenka wijst er terecht op dat gesteld noch onderbouwd wordt dat en waarom Savta Gamila niet in staat is om haar verplichtingen onder die overeenkomst geheel of gedeeltelijk na te komen.
4.5.
Om zo veel mogelijk (kosten verbonden aan) vervolgprocedures te voorkomen zal de voorzieningenrechter een geleidelijke vrijgave van de voorraad toestaan, waarbij bepaald zal worden dat er, zodra Gamila twee betalingen onder de Nadere overeenkomst heeft gedaan een volgende vrijgave moet volgen. Mocht blijken dat Gamila Prodenka niet (verder) betaalt, al dan niet met gelden van Savta Gamila of uit de opbrengst van de bestellingen uit Japan, Italië en Portugal, dan treedt de voorwaarde voor verdere vrijgave niet in en behoudt Prodenka zekerheid voor haar vordering.
4.6.
Voor de vordering betekent dit dat het primair gevorderde wordt afgewezen. Van het subsidiair gevorderde worden de onderdelen A (volledig) en D (beperkt) toegewezen. Rekening houdend met de zeer uiteenlopende stellingen van partijen over de waarde, wordt de toewijzing van onderdeel D beperkt tot toegang om te sorteren en te verpakken. Aan toewijzing van die twee onderdelen wordt een voorwaarde verbonden. Gamila heeft tijdens de mondeling behandeling aangegeven nog over € 7.500,00 te beschikken, een bedrag dat volgens haar bestemd is voor een arbitrageprocedure. Nu de voorzieningenrechter zich in dit kort geding bevoegd verklaard heeft, gaat zij er van uit dat een arbitrageprocedure wel eens op de lange baan geschoven zou kunnen worden. Gelet daarop, en op de omstandigheid dat de laatste betaling van Gamila alweer van 6 augustus 2018 dateert, zal aan toewijzing de voorwaarde worden verbonden dat Gamila eerst een bedrag van € 5.000,00 aan Prodenka betaalt. De voorzieningenrechter hecht eraan ook nog op te merken dat partijen het instellen van een bodemprocedure, die op het beslag moet volgen, waarvoor overigens een langere termijn dan gebruikelijk is geboden, kunnen uitstellen door het vragen van een of meer termijnverlengingen.
Ten aanzien van de onderdelen B en C wordt het volgende overwogen. In de beschikking op het beslagverzoek van Prodenka (C/10/557007 KG RK 18-1082) is het verzoek van Prodenka om conservatoir beslag op, kort gezegd, de hele handelsvoorraad te mogen leggen gedeeltelijk toegewezen. Van dat verlof zijn al het verpakkingsmateriaal en de gezichtscrèmes uitgesloten. Dat betekent dat nog wel het beslag van Gamila zelf op die spullen ligt. Ter voorkoming van executiegeschillen – en omdat Gamila heeft aangegeven het retentierecht van Prodenka te zullen respecteren zolang de voorzieningenrechter niet anders beslist, en er wordt nu anders beslist – zal Prodenka worden geboden mee te werken aan vrijgave van die producten. De voorzieningerechter wijst er voorts op dat Gamila voor feitelijke vrijgave haar eigen beslag en de gerechtelijk bewaring in zoverre zal moeten opheffen. Gamila heeft dat niet gevorderd, maar kan dat als beslaglegger zelf.
Onderdeel B wordt voorwaardelijk toegewezen, namelijk onder de voorwaarde dat eerst een bedrag ter grootte van twee termijnen onder de Nadere overeenkomst betaald is. Ter voorkoming van misverstanden wordt het daarmee gemoeide bedrag in het petitum vermeld. Tevens wordt vermeld dat het een betaling moet betreffen die vanaf 27 augustus 2018 gedaan is. Andere voorwaarden worden niet gesteld. Het is de bedoeling dat Prodenka nadat Gamila die betaling gedaan heeft, zonder het opwerpen van nieuwe voorwaarden of andere hobbels, meewerkt aan vrijgave van het onder B bedoelde deel van de handelsvoorraad van Gamila.
De medewerking van Prodenka, voor de onderdelen A en D, dient binnen 4 uur na betekening van het vonnis te worden verleend en nadat Gamila betaald heeft. Die betaling kan ook al voor betekening van het vonnis plaatsvinden. Het komt de voorzieningenrechter praktisch voor dat Gamila een bewijs van die betaling aan zowel de deurwaarder als aan (de advocaat van) Prodenka doet toekomen. Deze medewerking kan (ter gelegenheid van de betekening van het vonnis) mondeling aan de betekenende deurwaarder worden gedaan (die dat zal kunnen vastleggen in een proces-verbaal en die het tijdstip van betekening in het exploit zal dienen te vermelden) of in een e-mail aan de deurwaarder worden vastgelegd dan wel in een e-mail aan de advocaat van Gamila.
4.7.
Prodenka zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gamila worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.687,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt Prodenka om, binnen vier uren na betekening van dit vonnis en nadat Gamila Prodenka een bedrag van € 5.000,00 heeft betaald (van welke betaling Gamila een bewijsstuk aan de betekende deurwaarder en (de advocaat van) Prodenka dient over te leggen), alles te doen en niets na te laten opdat de goederen bestemd voor de bestellingen Italië, Portugal en Japan en al het verpakkingsmateriaal aan Gamila worden vrijgegeven en Gamila in de gelegenheid te stellen om de bij [gerechtelijke bewaarder] opgeslagen voorraad te sorteren en de toegang inzichtelijk te maken en de producten bij [gerechtelijke bewaarder] te verpakken (waartoe Gamila zelf mensen inschakelt);
5.2.
gebiedt Prodenka om, na betekening van dit vonnis en nadat Gamila, te rekenen vanaf 27 augustus 2018, twee termijnen onder de Nadere overeenkomst heeft betaald (te weten een bedrag van in totaal € 92.435,40), alles te doen en niets na te laten opdat de toevoegingen door Gamila aan de voorraad na het sluiten van de Nadere overeenkomst op 8 september 2017 aan Gamila worden vrijgegeven (een en ander zoals gespecificeerd op de ERP voorraadspecificatie van Gamila);
5.3.
gebiedt Prodenka om, na betekening van dit vonnis, alles te doen en niet na te laten opdat de gezichtscrèmes die opgeslagen zijn bij [gerechtelijke bewaarder] worden vrijgegeven;
5.4.
veroordeelt Prodenka om aan Gamila, per veroordeling, een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij, nadat Gamila aan de in die veroordelingen geformuleerde voorwaarde(n) heeft voldaan en, in het geval van 5.1. de termijn voor nakoming is verstreken, niet aan de in 5.1, 5.2., en 5.3.. uitgesproken
hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt;
5.5.
veroordeelt Prodenka in de proceskosten, aan de zijde van Gamila tot op heden begroot op € 1.687,00;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018.2091 / 2009