ECLI:NL:RBROT:2018:7130

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
C/10/547799 / HA ZA 18-356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen twee dochters over de geldigheid van het testament van hun moeder, met vragen over wilsbekwaamheid en schenkingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee dochters van de erflaatster over de geldigheid van haar testament. De erflaatster, geboren op 24 mei 1920, overleed op 5 april 2017. De dochters, eiseres en gedaagde, zijn de enige kinderen van de erflaatster. Eiseres stelt dat de testamenten van 17 juni 2013 en 25 augustus 2012 nietig zijn, omdat de erflaatster op die momenten niet wilsbekwaam was. Dit zou blijken uit medische gegevens die een geestelijke stoornis, namelijk dementie, aantonen. Eiseres vordert onder andere inzage in bankafschriften en administratie van de erflaatster, en vraagt om de benoeming van een deskundige om de wilsbekwaamheid van de erflaatster te onderzoeken.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord. De rechtbank oordeelt dat de stelplicht en bewijslast bij eiseres ligt om aan te tonen dat de erflaatster niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank zal deskundigen benoemen om de wilsbekwaamheid van de erflaatster te onderzoeken en om de handtekening onder de opstelling van 24 juli 2012 te verifiëren. De zaak wordt verwezen naar de rol van 26 september 2018 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: C/10/547799 / HA ZA 18-356
vonnis van 8 augustus 2018 bij vervroeging
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Damstra,
tegen
[gedaagde]in haar hoedanigheid van executeur en van erfgenaam,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Dongelmans.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 26 maart 2018;
- de conclusie van antwoord;
- de door partijen overgelegde producties;
- de oproepingsbrief van de griffier van 6 juni 2018;
- het proces-verbaal van de zitting van 12 juli 2018 en de daarin genoemde stukken.

2.De vaststaande feiten

2.1
De op 24 mei 1920 geboren mevrouw [erflaatster] , is overleden op 5 april 2017. [eiseres] (geboren op [geboortedatum] ) en [gedaagde] (geboren [geboortedatum] ) zijn haar enige kinderen.
2.2
[erflaatster] heeft [eiseres] vanaf 2009 een aantal maandelijkse schenkingen van € 500,00 per maand gedaan.
2.3
In 2011 is de woning van [erflaatster] verkocht. Uit de afrekening van de notaris (productie 2 bij antwoord) blijkt, dat [erflaatster] € 25.211,43 heeft ontvangen na de verkoop.
2.4
Tot 16 juli 2012 woonde [erflaatster] met hulp van beide dochters en kleinkinderen zelfstandig in een flat. Na deze datum woonde zij bij [gedaagde] . [eiseres] en haar kinderen hebben na de verhuizing naar [gedaagde] geen contact meer gehad met [erflaatster] .
2.5
Bij de stukken bevindt zich een op 24 juli 2012 gedateerde opstelling van kosten van huisvesting (productie 12 bij dagvaarding). volgens deze opstelling bedragen de kosten voor de bewoning van [erflaatster] bij [gedaagde] € 1.430,00 per maand. Onderaan de opstelling staat een schenking van € 570,00 aan [gedaagde] vermeld, zodat het gaat om een maandbedrag van € 2.000,00, te voldoen door [erflaatster] aan [gedaagde] . Onderaan de opstelling staat de handtekening van [gedaagde] en er staat een handtekening bij de getypte naam ‘ [erflaatster] ’.
2.6
Op 25 augustus 2012 heeft [erflaatster] ten overstaan van mr. [notaris 1] , notaris te Rotterdam haar testament van 25 juni 2004 herroepen en aan [gedaagde] een allesomvattende volmacht (productie 3 bij antwoord) gegeven om haar de belangen te behartigen.
2.7
Op 28 augustus 2012 heeft de GGD Rotterdam Rijnmond (verder te noemen de GGD) een verzoek gedaan tot onder bewindstelling van [erflaatster] met benoeming van een mentor (productie 10 bij dagvaarding). Als reden waarom de GGD het verzoek heeft gedaan staat het volgende in het verzoekschrift:
Mevr [erflaatster] is niet handelingsbekwaam en heeft de diagnose beginnende dementie. Vanwege de twist tussen de 2 dochters is het niet wenselijk dat zij zelf de bewindvoering aanvragen en/of uitvoeren. Mevr. [erflaatster] lijkt de inzet te zijn van deze twist.
De kantonrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 november 2012 (productie 13 bij dagvaarding) heeft het verzoek afgewezen, omdat [erflaatster] zich heeft verzet tegen het verzoek en [eiseres] geen medische verklaring ter onderbouwing van het verzoek heeft overgelegd. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
2.8
[erflaatster] heeft bij testament van 17 juni 2013, opgemaakt ten overstaan van mr. [notaris 2] , kandidaat-notaris te Rotterdam (verder te noemen [notaris 2] ), alle eerdere testamenten herroepen, [eiseres] onterfd en bepaald dat zij giften diende in te brengen in de nalatenschap en [gedaagde] benoemd tot executeur. Zij heeft de akte bij de notaris ondertekend.
2.9
Op 5 april 2017 is [erflaatster] overleden.
2.1
In een op 14 juli 2017 gedateerde brief aan [gedaagde] (productie 22 bij dagvaarding) maakt de gemachtigde van [eiseres] namens haar aanspraak op haar legitieme portie.
2.11
In een e-mail van 5 februari 2018 (productie 15 bij dagvaarding) heeft [notaris 2] uiteengezet hoe de gang van zaken was geweest op 17 juni 2013. Voor zover van belang verklaart hij als volgt:
(…) Alhoewel het al enige jaren geleden is dat het testament is ondertekend (17 juni 2013) kan ik mij delen van het gesprek nog voor de geest halen, mede omdat sprake was van een situatie die niet helemaal ‘standaard’ was.
In de loop van 2012 is het mevrouw [erflaatster] , hierna te noemen testatrice, duidelijk geworden wat de omvang was van de bedragen, die ten laste van haar eigen vermogen aan haar dochter, mevrouw [eiseres] uw cliënte ten goede zijn gekomen. Deze vermogens verschuivingen hebben plaatsgevonden vanaf een en/of rekening met [rekeningnummer] die op enig moment op verzoek van uw cliënt is geopend
Uit diverse bankafschriften, waarvan kopieën zich (deels) ook in mijn dossier bevinden, heeft de advocaat van testatrice, mevrouw mr. J. Dongelmans die haar heeft bijgestaan in de procedure tot onderbewindstelling, ook de omvang van de vermogensverschuiving kunnen vaststellen.
(…)
Uiteraard is het Stappenplan nageleefd, maar zoals hiervoor geschetst was volledig duidelijk dat testatrice uitstekend haar wil kon bepalen.
(…)

3.De vorderingen

3.1
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
1. de testamenten van [erflaatster] van 17 juni 2012 en 25 augustus 2012 nietig verklaart subsidiair vernietigt;
subsidiair:
2. een medische deskundige te benoemen die als opdracht krijgt het volledige medisch dossier van [erflaatster] in te zien om vast te stellen of erflaatster op 25 augustus 2013 en 25 augustus 2012 wilsbekwaam was;
primair:
3. [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na het vonnis
a. bankafschriften en administratie zoals omschreven in de dagvaarding met een dwangsom en met machtiging aan [eiseres] om op kosten van de nalatenschap bankafschriften en administratie op te vragen;
b. bankafschriften die aan de notaris zijn overgelegd, waaruit blijkt dat [eiseres] proportionele onttrekkingen aan het vermogen van [erflaatster] heeft gedaan met een dwangsom;
c. voorwaardelijk, voor het geval de handtekening onder de opstelling van 24 juli 2012 niet van [erflaatster] is, te bepalen dat de in deze opstelling bedoelde maandelijkse schenkingen over de periode van 2012 tot de datum van overlijden van [erflaatster] dienen te worden ingebracht;
d. de complete PGB administratie van [erflaatster] over de periode van juli 2012 tot datum van overlijden van [erflaatster] met een dwangsom;
e. de opstelling vergoeding kosten huisvesting met schriftelijke stukken te onderbouwen en te verantwoorden bij gebreke waarvan deze opstelling dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 per maand dan wel tot een door de rechtbank te bepalen bedrag en [gedaagde] te veroordelen dit maandelijks bedrag van 2012 tot de datum van overlijden in te brengen;
4. een deskundige te benoemen die de handtekening onder het testament vergelijkt met die onder de opstellingen van 24 juli 2012 en die oordeelt of de handtekening onder opstelling van [erflaatster] is;
5. [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 18.500,00 (lening) in te brengen in de nalatenschap;
6. het testament van 17 juni 2013 wijzigt in die zin, dat [eiseres] niet onterfd is, maar gewoon erfgenaam;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten met wettelijke rente en met nakosten.
3.2
Aan haar vorderingen legt [eiseres] het volgende ten grondslag:
De testamenten van 17 juni 2013 en van 25 augustus 2012 betreffen verklaringen die [erflaatster] heeft gedaan onder invloed van een geestelijke stoornis (dementiesyndroom), zodat een met de verklaring overeenstemmende wil wordt geacht te ontbreken. De testamenten zijn als eenzijdige rechtshandelingen op grond van artikel 3:34 BW nietig.
Uit het medische dossier van [erflaatster] zal blijken dat [erflaatster] op beide data leed aan een geestelijke stoornis leed en daardoor niet in staat was om haar wil niet in vrijheid te bepalen.
Daarnaast is het laatste testament vernietigbaar omdat [erflaatster] het heeft laten opmaken op grond van de onjuiste veronderstelling dat [eiseres] in het verleden grote schenkingen heeft ontvangen. Als [erflaatster] geweten had, dat deze veronderstelling onjuist was, had zij [eiseres] niet onterfd, daarom dient het testament te worden aangepast in die zin dat [eiseres] gewoon erfgenaam is.
3.3
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Smit betwist het gestelde. Als verweer voert zij aan dat [eiseres] de geldigheid van het testament van 17 juni 2013 heeft erkend door aanspraak te maken op haar legitieme portie.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
Testament: nietigheid
4.1.1
Niet in geschil is, dat [gedaagde] ingevolge het testament van 17 juni 2013 enig erfgenaam van [erflaatster] is. Anders dan [gedaagde] aanvoert, heeft [eiseres] haar rechten om het testament aan te vechten niet prijsgegeven door aanspraak te maken op haar aandeel als legitimaris. Veeleer moet deze aanspraak worden geduid als het veilig stellen van de vervaltermijn in artikel 4:85 BW. Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] het testament niet meer mag aanvechten faalt dus.
4.1.2
Als [erflaatster] de testamenten van 17 juni 2013 en 25 augustus 2012 heeft opgemaakt terwijl zij aan een stoornis van de geestesvermogens leed, dan wordt de wil geacht niet overeen te stemmen met de verklaring indien (a) de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of (b) de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan (artikel 3:34 lid 1 BW). Als de wil niet met de verklaring overeenstemde, zijn de testamenten, die zijn aan te merken als eenzijdige rechtshandelingen die niet tot een of meer personen gericht zijn, nietig.
4.1.3
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat [erflaatster] door een stoornis van haar geestesvermogens niet in staat was haar wil te bepalen, rust ingevolge de hoofdregel van art 150 Rv op [eiseres] . In de regel voldoet de desbetreffende partij aan haar stelplicht door een voldoende onderbouwde medische verklaring in het geding te brengen die deze stelling ondersteunt (Hoge Raad 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2047).
4.1.4
[eiseres] stelt het volgende:
[erflaatster] was niet wilsbekwaam toen zij de testamenten tekende. Dit blijkt uit:
  • een psychiatrisch onderzoek van 28 oktober 2010, waarbij [erflaatster] een GAFscore had van 45. Dit duidt op ernstige symptomen van beperking in sociaal functioneren. Dementie wordt genoemd in het verslag (productie 4 bij dagvaarding);
  • een score van 8 op een schaal van 18 bij een in 2010 afgelegde FAB test;
  • een op 9 februari 2012 gedateerd verslag van [dekundige 1] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, dat is gezien door [dekundige 2] , specialist ouderengeneeskunde (productie 9 bij dagvaarding). In dit verslag staat dat [erflaatster] functioneert op het niveau van een licht dementiesyndroom NAO (.
4.1.5
[gedaagde] betwist dat [erflaatster] niet in staat was haar wil te bepalen toen zij de testamenten tekende.
4.1.6
Er zal een deskundige (specialist ouderengeneeskunde) worden benoemd die inzage dient te krijgen in het medische dossier van [erflaatster] teneinde te antwoorden op de volgende vragen:
1. Leed [erflaatster] op 17 juni 2013 en 25 augustus 2012 aan een geestelijke stoornis?
2. Kunt u inschatten of zij in staat was de testamenten, die zij op die dagen tekende, te begrijpen?
3. ( zie hierna onder 4.4.4.4) Was [erflaatster] op 24 juli 2012 in staat om de inhoud van de verklaring van 24 juli 2012 te begrijpen?
4. Zijn er nog opmerkingen die u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
[eiseres] dient het voorschot van de deskundige te voldoen (art 195 Rv). Partijen mogen zich uitlaten over de voorgestelde vragen en de persoon van de te benoemen deskundige.
4.2
Testament: vernietigbaarheid
4.2.1
Artikel 4:43 lid 2 BW bepaalt dat een testament dat op basis van onjuiste beweegredenen is gemaakt vernietigbaar is wanneer (a) de door erflater ten onrechte veronderstelde omstandigheid die zijn beweegreden tot die uiterste wilsbeschikking is geweest in het testament zelf is aangeduid en (b) de erflater de beschikking niet zou hebben gemaakt als hij van de onjuistheid van veronderstelling kennis had gedragen.
4.2.2
[eiseres] stelt dat [erflaatster] haar testament niet zou hebben gewijzigd als zij geweten had, dat [eiseres] geen grote onttrekkingen uit [erflaatster] vermogen zou hebben gedaan.
[erflaatster] stelt niet dat in het testament melding gemaakt wordt van de onttrekkingen. Het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde testament vermeldt geen beweegreden voor de wijziging van het testament of van de onterving van [eiseres] . Het is onvoldoende dat [erflaatster] over haar beweegredenen (onttrekkingen) heeft gesproken bij [notaris 2] , toen hij het testament voor haar wijzigde. Het testament is dan ook niet op deze grond vernietigbaar.
4.2.3
Gevolg van de hiervoor gegeven beslissing is, dat [eiseres] geen belang heeft bij de onder 3.1 sub 3b omschreven bankafschriften, die onttrekkingen uit het vermogen van [erflaatster] door [eiseres] zouden moeten aantonen. Geen van de vorderingen houdt verder verband met deze bankafschriften. Indien echter [gedaagde] in haar hoedanigheid als executeur meent, dat deze bedragen moeten worden ingebracht, zal zij bewijs moeten bijbrengen van deze onttrekkingen. Doet [gedaagde] dat niet, dan mag [eiseres] er van uitgaan, dat van grote onttrekkingen geen sprake is geweest.
4.3
Testament: beroep op wijziging.
4.3.1
Het beroep op artikel 4:46 lid 2 BW (wijziging van het testament) is pas ter zitting gedaan, zodat [gedaagde] terecht bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging van de eis.
4.3.2
Het beroep op artikel 4:46 lid 2 BW om te bewerkstellingen dat de onterving in het laatste testament ten gunste van [eiseres] wordt gewijzigd, moet reeds worden afgewezen, omdat dit artikel regels geeft over de uitleg van het testament. De tekst betreffende de onterving van [eiseres] is echter duidelijk en voor uitleg is dan ook geen aanleiding. De gewijzigde eis moet worden afgewezen. [gedaagde] is met deze beslissing niet in haar verdediging geschaad.
4.4
Omvang nalatenschap
4.4.1
[eiseres] heeft als legitimaris recht en belang om te weten wat de omvang van de nalatenschap is. Ingevolge artikel 4:78 BW dient [gedaagde] als executeur en als erfgenaam alle bescheiden ter inzage te geven in en afschriften te verstrekken van alle relevante stukken.
Hieronder worden de gevorderde stukken besproken.
4.4.2
Bankafschriften
[gedaagde] dien aan [eiseres] alle bankafschriften van de op naam van [erflaatster] gestelde bakrekeningen ter inzage te geven over de periode vijf jaar voorafgaande aan het overlijden van [erflaatster] , dus van de periode van 5 april 2012 tot 5 april 2017 of, indien deze rekening eerder dan deze datum is opgeheven: tot de datum van opheffing van die rekening.
4.4.3
Complete PGB administratie
4.4.3.1 Een Persoons Gebonden Budget (ofwel PGB) is een bedrag dat aan een zorgbehoevende, die aan de wettelijke voorwaarden voldoet, wordt toegekend om zelf zorg in te kunnen kopen. [eiseres] stelt dat zij belang heeft bij inzage in de PGB administratie, omdat [gedaagde] in de kostenopstelling van 24 juli 2012 ook al diverse zorgtaken in rekening brengt.
4.4.3.2 [eiseres] heeft belang bij dit onderdeel van haar vordering, omdat het mogelijk invloed heeft op de beoordeling van de kostenopstelling van 24 juli 2012 (zie hieronder). [gedaagde] moet inzage geven in bescheiden waaruit blijkt:
- door of namens [erflaatster] ingediend aanvraagformulier(en) PGB
- omschrijving zorgtakendoor [gedaagde]
- toegekende bedragen aan [erflaatster]
4.4.4
Onderbouwing van de kostenopstelling van 24 juli 2012
4.4.4.1 Indien [erflaatster] de kostenopstelling van 24 juli 2012 niet heeft ondertekend, staat niet vast dat zij akkoord was met de in rekening gebrachte kosten en de maandelijkse schenking van € 570,00 aan [gedaagde] . Ingevolge artikel 150 Rv rust op [eiseres] de bewijslast van haar stelling, dat de handtekening onder de opstelling niet van [erflaatster] is.
4.4.4.2 Er zal een handschriftdeskundige worden benoemd. De rechtbank stel de volgende vragen voor:
1. Is de handtekening onder de kostenopstelling van 24 juli 2012 van [erflaatster] ?
2. Zijn er nog opmerkingen die u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
[eiseres] dient het voorschot van de deskundige te voldoen (art 195 Rv). Partijen mogen zich uitlaten over de voorgestelde vragen en de persoon van de te benoemen deskundige.
4.4.4.3 Indien de handtekening niet van [erflaatster] blijkt te zijn, geldt het volgende.
De door [gedaagde] gestelde overeenkomst is niet onderbouwd en zij doet evenmin een bewijsaanbod in dit verband. Er zal geen ambtshalve bewijsopdracht worden gegeven.
Nu de gestelde overeenkomst tussen [erflaatster] en [gedaagde] niet is komen vast te staan, was er voor de schenkingen geen rechtsgrond. [gedaagde] dient de door haar ontvangen bedragen in te brengen.
[gedaagde] mocht bij [erflaatster] redelijke kosten in rekening brengen voor kost en inwoning. De kostenopstelling komt hoog voor, is niet onderbouwd en bevat dubbeltellingen. [eiseres] stelt dat € 730,00 per maand een redelijk bedrag is (dagvaarding onder 100: € 1.430 -/- € 700,00). [gedaagde] mag daar op reageren.
[gedaagde] dient de schenkingen terug te betalen, omdat daar geen grondslag voor is.
4.4.4.4 Als de handtekening wel van [erflaatster] blijkt te zijn geldt het volgende.
De rechtbank begrijpt dat [eiseres] stelt (dagvaarding onder 28) dat [erflaatster] door haar geestelijke situatie niet in staat was de betekenis van de kostenopstelling te begrijpen. Ook dit punt zal aan de te benoemen deskundige (arts) worden voorgelegd:
3. Was [erflaatster] op 24 juli 2012 in staat om de inhoud van de verklaring van 24 juli 2012 te begrijpen?
4.5
Lening € 18.500,00
[eiseres] stelt niets in dit verband. Zij zal in een later stadium, als zij de hiervoor genoemde bescheiden heeft kunnen inzien, gelegenheid krijgen haar standpunt nader te onderbouwen. [gedaagde] zal daarop mogen reageren.
4.6
Na het inzien van de stukken en na de rapporten van de deskundigen zal het geschil niet zijn opgelost. Om vervolgprocedures mogelijk te voorkomen, komt het nuttig voor een tweede comparitie van partijen te gelasten waarop alle geschilpunten kunnen worden behandeld.
4.7
Verder verloop van de procedure.
[gedaagde] dient de onder 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 reeds thans aan [eiseres] ter beschikking te stellen;
Partijen mogen zich uitlaten over de te benoemen deskundigen (ouderen geneeskundige en handschriftdeskundige), het aantal te benoemen deskundigen en de aan hen voor te leggen vragen. Als partijen het niet eens worden over de persoon van te benoemen deskundigen zal de rechtbank een voorstel doen.
[eiseres] krijgt een laatste gelegenheid de door haar gestelde lening te onderbouwen.
[eiseres] zal zich als eerste mogen uitlaten over de hiervoor genoemde punten. De rechtbank gaat er daarbij van uit, dat zij dan al inzage heeft kunnen krijgen in de hiervoor onder 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 genoemde stukken.

5.De beslissing

De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2018 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis;
verstaat dat [gedaagde] daarop zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 augustus 2018.
350