ECLI:NL:RBROT:2018:7226

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
C/10/521738 / HA ZA 17-209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in hoofdzaak uit overeenkomst van borgtocht en vordering in vrijwaring tegen assurantiemakelaar wegens tekortschieten in zorgplicht

In deze zaak vorderde ECP Nederland B.V. en ECP Finance B.V. betaling van € 200.000,00 op basis van een overeenkomst van borgtocht die was aangegaan door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875]. De borgtocht was afgesloten ter zekerheid van de nakoming van verplichtingen door Future of Events B.V. aan ECP. ECP stelde dat Future of Events in gebreke was gebleven en dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] als borg aansprakelijk was. [Gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voerde aan dat hij had gedwaald over de dekking van een event verzekering die door Meeùs Assurantiën B.V. was afgesloten, en dat deze verzekering dekking zou bieden bij financiële moeilijkheden. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van ECP toewijsbaar waren, omdat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zich had verbonden tot de borgtocht en de omstandigheden van de zaak niet wezenlijk anders waren dan wat in de overeenkomst was vastgelegd. De rechtbank wees de vorderingen in reconventie van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] af, omdat de dwaling niet voldoende was onderbouwd en de zorgplicht van ECP niet was geschonden. In de vrijwaringszaak werd de vordering van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] tegen Meeùs afgewezen, omdat er geen onrechtmatig handelen was aangetoond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 22 augustus 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/521738 / HA ZA 17-209 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECP FINANCE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R.J.H. van der Burgt te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.R. Vlieger te Hilversum,
en
[gedaagde 2 in 17-209],
wonende te [woonplaats] ,
gevoegde partij aan de zijde van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] ,
advocaat mr. A.R. Vlieger te Hilversum,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/534683 / HA ZA 17-875 van
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.R. Vlieger te Hilversum,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEEÙS ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. van Orsouw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ECP, [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] , [gedaagde 2 in 17-209] en Meeùs genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 november 2017 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord van 20 december 2017, tevens houdende een eis in reconventie, met producties;
  • de brieven van 17 januari 2018 en 24 mei 2018 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor en geïnformeerd over een comparitie van partijen;
  • de conclusies van antwoord in reconventie van 9 juli 2018;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 9 juli 2018;
  • de pleitnota van mr. Vlieger;
  • de pleitnota van mr. Van der Burgt;
  • het faxbericht van 17 juli 2018 van mr. Vlieger;
  • de brief van 20 juli 2018 van mr. Van der Burgt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 augustus 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring van 22 november 2017, met producties;
  • de akte inbreng productie 5 van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] , toegezonden op 8 januari 2018;
  • de brieven van 17 januari 2018 en 24 mei 2018 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor en geïnformeerd over een comparitie van partijen;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 9 juli 2018;
  • de pleitnota van mr. Vlieger;
  • de pleitnota van mr. Van Orsouw;
  • het faxbericht van 17 juli 2018 van mr. Vlieger;
  • de brief van 23 juli 2018 van mr. Van Orsouw.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap Future of Events B.V. (hierna: Future of Events).
3.2.
ECP is een financieringsmaatschappij die financiering middels overname van vorderingen mogelijk maakt.
3.3.
Meeùs is een assurantiemakelaarskantoor.
3.4.
De activiteiten van Future of Events bestonden volgens haar inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel uit het organiseren van congressen en beurzen.
3.5.
Future of Events hield zich feitelijk bezig met het organiseren van één groot event in de vorm van een internationale congresbeurs onder de naam "Future of Events" waarvan het de bedoeling was dat deze van 22 tot en met 24 augustus 2016 zou gaan plaatsvinden in de RAI Amsterdam (hierna: het event). Ter financiering van haar plannen heeft Future of Events contact gezocht met ECP.
3.6.
Tussen ECP en Future of Events is op 24 november 2015 een "Basisovereenkomst Factoring per Factuur" gesloten (hierna: de factoringovereenkomst; productie 1 bij dagvaarding). In de factoringovereenkomst zijn ECP en Future of Events een factoringplafond van € 200.000,00 overeengekomen.
3.7.
Tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen door Future of Events jegens ECP is tussen [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] en ECP op 25 november 2015 een overeenkomst van borgtocht gesloten (productie 3 bij dagvaarding).
3.8.
De overeenkomst van borgtocht vermeldt voor zover thans van belang:
"(…)
Komen overeen dat:
1. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] verbindt zich bij deze jegens Schuldeiser [ECP] voor Future of Events, zulks tot zekerheid voor de nakoming van alle huidige en toekomstige uit de Overeenkomsten voortvloeiende of daaraan verbonden verplichtingen en Vorderingen van Schuldeiser, tot een maximum van € 200.000,00, te vermeerderen met rente en kosten.
(…)
12. De overeenkomstig artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek vereiste toestemming tot het aangaan van deze borgtocht door de echtgenote van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] [ [gedaagde 2 in 17-209] ], blijkt uit haar mede-ondertekening ter kennisname van deze overeenkomst.
(…)"
3.9.
[gedaagde 2 in 17-209] heeft de overeenkomst van borgtocht op 24 november 2015 medeondertekend. Boven haar handtekening staat de tekst: "De echtgenote van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] ter kennisname".
3.10.
Met betrekking tot het event is door bemiddeling van Meeùs een zogeheten CLC-VECTA event verzekering tot stand gebracht tussen Future of Events als verzekeringnemer en Nationale-Nederlanden als verzekeraar (hierna: de event verzekering).
3.11.
Rubriek 2 van de event verzekering betreft een onkostenverzekering, exclusief Non Appearance, met een verzekerde som van € 500.000,00 voor onkosten en een premie van € 2.500,00 (exclusief kosten en 21% assurantiebelasting).
3.12.
Artikel 1 van de voorwaarden van de verzekering betreft de "Omschrijving van de dekking". Het artikel vermeldt:
"De verzekering dekt de schade die verzekeringnemer lijdt, indien het in het polisblad omschreven evenement als gevolg van een van de wil van verzekeringnemer onafhankelijke omstandigheid:
a. geheel of gedeeltelijk geen doorgang kan vinden;
b. moet worden uitgesteld;
c. tijdelijk moet worden onderbroken;
d. voortijdig moet worden beëindigd."
3.13.
Artikel 3 van de voorwaarden betreft: "Uitsluitingen". Het artikel vermeldt onder meer:
"Verzekeraar is geen vergoeding verschuldigd voor schade:
3.1
veroorzaakt door financiële moeilijkheden van verzekeringnemer;
3.2
als gevolg van geringe belangstelling van publiek, aangezochte deelnemers en/of organisatoren;
(...) "
3.14.
Clausule 10 van de op de verzekering van toepassing verklaarde clausules betreft: "Insolventie Organisatiebureau (CLC-VETA-lid)". De clausule vermeldt:
"In afwijking van artikel 3.1 van de voorwaarden voor Evenementen 06.2 Rubriek Onkosten, geldt dat deze verzekering eveneens van kracht is, indien er schade in de zin van deze polis ontstaat door financiële moeilijkheden, buiten de wil om van het betrokken organisatiebureau dat lid is van CLC-VECTA."
3.15.
Future of Events heeft ten behoeve van ECP een pandrecht gevestigd op toekomstige vorderingen uit de event verzekering.
3.16.
Nadat het factoringplafond van de factoringovereenkomst was bereikt, heeft Future of Events ECP verzocht aanvullende financiering te verstrekken. ECP was bereid om nog meer vorderingen van Future of Events over te nemen. Tot en met 11 juli 2016 heeft ECP voor € 415.602,92 aan vorderingen die voortvloeiden uit facturen van Future of Events overgenomen.
3.17.
Voor die aanvullende financiering door ECP zijn geen aanvullende zekerheden verstrekt.
3.18.
Omstreeks juli 2016 heeft er contact tussen Meeùs en [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] plaatsgevonden. Daarbij heeft Meeùs aan [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] duidelijk gemaakt dat - anders dan de medewerkers van Future of Events kennelijk meenden - de event verzekering niet een zodanig ruime dekking bood dat het ondernemersrisico daarmee was afgedekt.
3.19.
Op 25 juli 2016 heeft ECP Future of Events een voorstel voor aanvullende financiering gedaan. Daarbij wenste ECP aanvullende zekerheden te ontvangen, in het bijzonder een verhoging van het maximum van de overeenkomst van borgtocht van € 200.000,00 naar € 500.000,00.
3.20.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] en [gedaagde 2 in 17-209] hebben besloten dat zij de door ECP gewenste aanvullende zekerheid niet zouden verstrekken.
3.21.
Op 27 juli 2016 heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] bekend gemaakt het event af te gelasten. De e-mail van 27 juli 2016 hierover van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] aan de relaties van Future of Events met het onderwerp "Announcement Future of Events Cancellation Message" vermeldt:
"Dear All,
As a valuable partner, I need to update you on the status of Future of Events. Despite extensive social media promotions, a weekly growing visitor rates on our website, the best line-up of industry speakers, contributors and top exhibitors, I see very low tickets sales.
This low number of attendees forces me to make an economic decision and cancel Future of Events Amsterdam.
I am aware this message must come suddenly and I guarantee, we have gone above and beyond to make the event successful.
I share your disappointment and will encourage and support all members of the team in their next steps.
It has been a privilege to work with this team and you as our partner.
Presently, Future of Events will file for bankruptcy. By Dutch Law this means that a curator will be appointed by a Dutch Court of Justice, to dismantle all obligations of Future of Events.
The correspondence address of the curator will be published on the website of Future of Events by the end of next week.
Therefore, and with regret, I can only wish everybody success in the future.
We thank you for your trust and support.
Kind regards,
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875]
Founder & CEO
Future of Events
(…)"
3.22.
Bij brief van 14 september 2016 aan Meeùs heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] namens Future of Events aanspraak gemaakt op een schadebedrag van € 2.654.101,63.
3.23.
Op 27 september 2016 is Future of Events in staat van faillissement verklaard. Het eerste faillissementsverslag vermeldt als "Oorzaak faillissement":
"Volgens de bestuurder is de oorzaak van het faillissement gelegen in de financiële problemen waarin de onderneming is komen te verkeren in aanloop van een te organiseren congres. Volgens de bestuurder was er voldoende belangstelling voor het te organiseren congres maar is het niet ongebruikelijk dat kort voor de datum waarop het congres gehouden wordt nog veel bezoekers zich aanmelden."
3.24.
Nationale-Nederlanden heeft de door Future of Events gemaakte aanspraak op een uitkering uit de event verzekering afgewezen.
3.25.
Een brief van 29 september 2016 van de advocaat van Nationale-Nederlanden aan mr. Vlieger vermeldt onder meer:
"Mijn conclusie luidt derhalve dat Nationale-Nederlanden niet gehouden is om tot vergoeding van de beweerdelijk door Future of Events c.q. uw cliënten geleden schade over te gaan nu niet aangetoond is dat het geheel of gedeeltelijk geen doorgang kunnen vinden van het evenement het gevolg is van een van de wil van verzekeringnemer onafhankelijke omstandigheid die verzekerd zou zijn, terwijl bovendien de uitsluiting van artikel 3.2 van de voorwaarden 12.02, dat wil zeggen geringe belangstelling van het publiek, van toepassing is, zodat zelfs indien Future of Events c.q. uw cliënten zouden aantonen dat het evenement geheel of gedeeltelijk geen doorgang heeft kunnen vinden als gevolg van een van de wil van verzekeringnemer onafhankelijke omstandigheid dit aan dekking in de weg zou staan."

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
ECP vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
"I. Gedaagde te veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan eisers in hoofdsom te betalen een bedrag van € 200.000,00 (Zegge: tweehonderdduizend euro);
II. Gedaagde te veroordelen aan eisers de wettelijke rente te betalen over de hoofdsom als bedoeld in artikel 6:119 BW en op grond van artikel 7:856 BW lid 1, primair verschuldigd vanaf 6 september 2016, subsidiair verschuldigd vanaf 24 januari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eisers van de buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 BW, berekend conform de Wet Incassokosten, zijnde € 2.775,00, althans een door u E.A. in goede Justitie vast te stellen bedrag;
IV. Met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de advocaat en inclusief de na de uitspraak ontstane kosten, te begroten op € 131,00 indien het niet nodig is voor eisers om over te gaan tot betekening van de grosse door het door uw rechtbank in dezen te wijzen vonnis en te begroten op € 199,00 indien eisers wel tot betekening dienen over te gaan."
4.2.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] en [gedaagde 2 in 17-209] concluderen in conventie en/of vorderen in reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
"• te verklaren voor recht dat de overeenkomst van borgstelling rechtsgeldig is vernietigd op grond van dwaling, dan wel de overeenkomst te vernietigen;
• alle vorderingen van ECP Nederland BV en ECP Finance BV af te wijzen;
• ECP Nederland BV en ECP Finance BV hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, tot aan die der algehele voldoening.
• ECP Nederland BV en ECP Finance BV hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, voor zover deze ontstaan."
4.3.
ECP concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie, met veroordeling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] en [gedaagde 2 in 17-209] in de kosten van het geding, inclusief nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.
in de vrijwaringszaak
4.4.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] vordert om, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
"1. Meeùs te veroordelen tot betaling van een bedrag van EURO 200.000,- aan [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dan wel ECP, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dat verschuldigd wordt of is geworden aan ECP, tot de dag van voldoening hiervan door Meeùs;
2. Meeùs te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding - zowel het hoofdgeding van ECP tegen [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] , als de procedure in vrijwaring van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] tegen Meeùs - te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de betreffende vonnissen, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3. Meeùs te veroordelen in de nakosten voor zover deze ontstaan."
4.5.
Meeùs concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de kosten van het geding, inclusief nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
ECP vordert nakoming van de voor [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeiende verbintenissen. Daartoe stelt ECP - verkort weergegeven - het volgende. ECP heeft een onbetwiste vordering op Future of Events. Uit het eerste faillissementsverslag van de curator wordt duidelijk dat Future of Events niet in staat zal zijn de vordering van ECP te voldoen. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] is een overeenkomst van borgtocht aangegaan met ECP. Dit betreft een zakelijke borgtocht. ECP heeft Future of Events in gebreke gesteld en daarvan mededeling gedaan aan [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] . ECP heeft het recht om betaling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] te vorderen.
5.2.
De vorderingen in conventie zullen worden toegewezen en de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.
Niet in geschil is dat ECP een vordering heeft op Future of Events, welke van grotere omvang is dan het maximumbedrag van € 200.000,00, te vermeerderen met rente en kosten, waarvoor [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zich [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft gesteld.
5.4.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft een beroep gedaan op dwaling. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de event verzekering dekking verleende bij financiële moeilijkheden. Onder deze (onjuiste) veronderstelling heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] de borgstelling ondertekend. In de visie van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] verkeerde ook ECP in de veronderstelling dat er sprake was van dekking bij financiële moeilijkheden. Onder deze gedeelde veronderstelling, heeft ECP een lening aan Future of Events verstrekt en heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] de borgstelling ondertekend. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] meent dat sprake is van wederzijdse dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1, aanhef en onder c BW. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] wenst de overeenkomst van borgstelling - naar de rechtbank begrijpt - op deze grond te vernietigen. Dit verweer faalt op grond van het volgende.
5.5.
Dat ECP bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] is uitgegaan, is betwist. Echter, ook al zou ECP daarvan zijn uitgegaan, ook bij een juiste voorstelling van zaken had ECP niet behoeven te begrijpen dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] daardoor van het sluiten van de overeenkomst van borgtocht zou worden afgehouden. Evident was immers dat Future of Events van geen enkele financier de noodzakelijke financiering zou kunnen verkrijgen zonder zekerheid te bieden. De door ECP gevraagde borgstelling was niet ongebruikelijk. Voor ECP bestond er geen reden om aan te nemen dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zich slechts [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zou willen stellen indien zijn visie op de dekking die onder de event verzekering dekking werd verleend juist was.
5.6.
De dwaling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] betreft bovendien een omstandigheid die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen en de omstandigheden van het geval voor zijn rekening behoort te blijven. Het betoog van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] komt erop neer dat hij de overeenkomst van borgtocht slechts is aangegaan omdat hij meende dat hij voor een premie van een paar duizend euro het enorme ondernemersrisico verbonden aan het voor het eerst organiseren van een groot internationaal evenement door een rechtspersoon die geen enkele verhaal bood volledig kon verzekeren. Immers, in de visie van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] was het risico van een eventueel faillissement van Future of Events gedekt. Dat geen enkele verzekeraar een dergelijke verzekeringsovereenkomst zou willen sluiten, behoorde (ook) voor [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] duidelijk te zijn. Voor zover ook ECP een onjuist beeld had van de dekking die de event verzekering bood, was dat beeld vooral gebaseerd op de daarover door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] gedane (onjuiste) mededelingen. Het lag (nog) niet op de weg van ECP om onderzoek in te (laten) stellen naar de omvang van die dekking. Dat nakoming van de voor [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeiende verbintenissen zou kunnen worden geëist door ECP als, om welke reden dan ook, Future of Events haar verplichtingen jegens ECP niet zou nakomen, vloeit voort uit de aard van die overeenkomst. Immers, ECP stelde als (gebruikelijke) voorwaarde voor de financiering van Future of Events (door middel van factoring) dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zich door het aangaan van een overeenkomst van borgtocht in privé financieel sterk zou maken voor Future of Events. Ook het risico dat een verzekeringsovereenkomst ten behoeve van Future of Events achteraf niet de dekking zou blijken te bieden waarvan [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] vooraf meende dat die werd geboden, komt in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] . Indien [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] derhalve heeft gedwaald met betrekking tot de omvang van de dekking van de event verzekering die hij buiten ECP om zelf namens Future of Events met Nationale-Nederlanden is aangegaan, komt die dwaling in zijn verhouding tot ECP voor zijn risico.
5.7.
Ook [gedaagde 2 in 17-209] heeft met betrekking tot de overeenkomst van borgtocht een beroep gedaan op wederzijdse dwaling. Op pagina 8 van de namens haar genomen conclusie van antwoord is vetgedrukt vermeld:
" [gedaagde 2 in 17-209] vernietigt derhalve op grond van 6:228 lid 1 sub c de borgovereenkomst."
5.8.
Deze gestelde vernietiging heeft geen rechtsgevolg. [gedaagde 2 in 17-209] was geen partij bij de overeenkomst van borgtocht. Wel is aan [gedaagde 2 in 17-209] gevraagd om de overeenkomst van borgtocht ter kennisname te ondertekenen. Zij heeft daaruit - begrijpelijkerwijs, gelet op het bepaalde in artikel 12 van die overeenkomst; zie hiervoor onder 3.8 - begrepen dat zij daarmee toestemming verleende voor het aangaan van die overeenkomst door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] . Nadat zij door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] is gerustgesteld over de daaraan verbonden risico's, heeft zij haar handtekening geplaatst. Relevant is dat verder niet omdat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voor het verrichten van de betreffende rechtshandeling de toestemming van zijn echtgenote - als bedoeld in lid 1 aanhef en onder c BW - niet nodig had. Die toestemming was ingevolge lid 5 van artikel 1:88 BW niet vereist omdat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] bestuurder was van Future of Events en alle aandelen hield, terwijl de door hem verrichte rechtshandeling geschiedde ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van Future of Events. De rechtshandeling werd immers verricht met het oog op het verkrijgen van een financiering voor de normale bedrijfsactiviteiten; te weten: het organiseren van het event.
5.9.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voert aan dat ECP heeft gehandeld in strijd met een op haar rustende zorgplicht door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] aan te spreken nu het nog onduidelijk is of Nationale-Nederlanden zal moeten uitkeren of niet. Ook dit verweer faalt.
5.10.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft zelf de beslissing genomen om het event af te gelasten. Daarbij heeft hij aan de relaties van Future of Events, waaronder Meeùs, onder meer medegedeeld:
"(…) I see very low tickets sales.
This low number of attendees forces me to make an economic decision and cancel Future of Events Amsterdam. (…).
5.11.
Het wekt dan ook geen verbazing dat de advocaat van Nationale-Nederlanden vervolgens tot zijn hiervoor onder 3.24 weergegeven conclusie is gekomen en dat Nationale-Nederlanden dekking heeft geweigerd. In artikel 3 lid 2 van de voorwaarden voor de verzekering is uitdrukkelijk bepaald dat Nationale-Nederlanden geen vergoeding verschuldigd is voor schade als gevolg van geringe belangstelling van publiek. De door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] namens Future of Events genoemde "Very low ticket sales" en "This low number of attendees" als redenen voor het maken van de economische beslissing om het event af te gelasten maken duidelijk dat er in de toenmalige eigen visie van Future of Events een te geringe belangstelling van het publiek was. Dat was kennelijk ook de reden voor [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] om in privé niet meer risico (verhoging van het maximum bedrag waarvoor hij de overeenkomst van borgtocht was aangegaan) te willen nemen, maar ervoor te kiezen om - zonder nader in overleg te treden met ECP - het event af te gelasten.
5.12.
De achteraf door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] geuite visie dat er in werkelijkheid wel grote belangstelling voor het event was, maar dat al die geïnteresseerden waarschijnlijk pas op het laatste moment daadwerkelijk een ticket zouden kopen, doet hier niet aan af. Hetzelfde geldt voor de stelling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] een onjuiste reden voor het afgelasten van het event heeft genoemd om Nationale-Nederlanden en Meeùs niet te schofferen terwijl hij nog geld van hen hoopte te ontvangen. Evident is dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] bij deze stand van zaken niet van ECP kon vergen dat zij als pandhouder van eventuele vorderingen op Nationale-Nederlanden uit de event verzekering nog tijd en geld zou investeren in eventuele rechtsmaatregelen tegen Nationale-Nederlanden. Op basis van de verstrekte informatie valt immers niet in te zien hoe ECP jegens Nationale-Nederlanden met succes aanspraak op verzekeringsdekking zou kunnen maken. Wat daar verder ook van zij, in ieder geval rustte op ECP in haar verhouding tot [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] geen verplichting om daartoe (verdere) kosten te maken en inspanningen te leveren voordat zij rechtsmaatregelen jegens [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zou treffen.
5.13.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] wijst erop dat ingevolge artikel 7:855 lid 2 BW de schuldeiser die de hoofdschuldenaar in gebreke stelt, verplicht is hiervan tegelijkertijd de [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] mededeling te doen. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voert aan dat ECP dit heeft nagelaten, dat zij daarmee wanprestatie heeft gepleegd en dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] op die grond de overeenkomst ontbindt. Ook dit verweer faalt.
5.14.
Indien ECP de betreffende mededelingsplicht zou hebben geschonden, zou ECP gehouden kunnen zijn eventuele schade die [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] daardoor zou hebben geleden te vergoeden. Dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dergelijke schade heeft geleden, is echter gesteld noch gebleken. Voor ontbinding van de overeenkomst tot borgstelling, die bovendien geen wederkerige overeenkomst is, bestaat reeds om die reden geen grond. Bovendien is de stelling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dat hij niet was geïnformeerd onvoldoende onderbouwd in het licht van de door ECP ingenomen stellingen en overgelegde producties. De rechtbank verwijst naar hetgeen ECP heeft gesteld onder alinea's 2.16 en 2.17 van de dagvaarding, en heeft onderbouwd met de daarbij overgelegde producties 6 en 7. Het lag op de weg van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] om daar op te reageren, hetgeen hij niet heeft gedaan.
5.15.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] voert voorts aan dat hij als [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] nooit in verzuim is gekomen omdat ECP niet de juiste formaliteiten in acht heeft genomen. Ook dit verweer faalt.
5.16.
De stelling van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dat ECP niet de juiste formaliteiten in acht heeft genomen is onvoldoende onderbouwd. ECP heeft de door en namens haar ondernomen activiteiten helder uiteengezet onder de alinea's 2.15 tot en met 2.24 en 3.3 van de dagvaarding. Zij heeft die stellingen voorts onderbouwd met de productie 4 en producties 6 tot en met 14. Uit die stellingen en producties blijkt het volgende. Nadat Future of Events na aanmaning en sommatie, waarover [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] werd geïnformeerd, in gebreke was gebleven, is [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] op 22 augustus 2016 aangemaand om de vordering van ECP te voldoen, tot het overeengekomen maximumbedrag van € 200.000,00, te vermeerderen met rente. ECP heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] aangemaand en gesommeerd. Voorts heeft zij overleg met [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] gevoerd over een eventueel te treffen regeling. ECP heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt. Die kosten heeft zij correct aangezegd. Ook de buitengerechtelijke kosten zijn derhalve conform de vordering toewijsbaar.
5.17.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
5.18.
De kosten aan de zijde van ECP worden begroot op:
In conventie:
- dagvaarding € 81,99
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.779,99
In reconventie:
- salaris advocaat € 1.201,00 (1,0 punten × 0,5 × tarief € 2.402,00)
5.19.
De na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten) worden voor wat betreft het salaris voor de advocaat (het nasalaris) forfaitair berekend op € 246,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 82,00 in geval van betekening, met dien verstande dat kosten van betekening slechts verschuldigd zijn nadat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om alsnog in der minne aan de uitspraak te voldoen.
5.20.
Over de proceskostenveroordeling in conventie is geen wettelijke rente gevorderd, over de proceskostenveroordeling in reconventie en de nakosten wel. Wettelijke rente zal derhalve alleen over de proceskostenveroordeling in reconventie en de nakosten worden toegewezen.
5.21.
De rechtbank ziet hiernaast geen aanleiding voor een kostenveroordeling in het incident en/of voor een kostenveroordeling in de hoofdzaak ten laste van [gedaagde 2 in 17-209] (als aan de zijde van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] gevoegde partij), althans de rechtbank begroot de daarmee verband houdende (extra) kosten aan de zijde van ECP op nihil.
in de vrijwaringszaak
5.22.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] grondt de vorderingen jegens Meeùs op onrechtmatige daad. Daartoe stelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] - kort weergegeven - het volgende. Meeùs heeft niet de zorg betracht die van een assurantietussenpersoon verwacht mag worden. Meeùs diende bij de uitoefening van haar opdracht de zorg van een goed bemiddelaar in acht te nemen. Die zorgplicht beperkt zich niet alleen tot de opdrachtgever, maar beschermt ook betrokken derden. Nu [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] de meeste gesprekken met Meeùs heeft gevoerd en het aan Meeùs bekend was dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] bestuurder en enig aandeelhouder van Future of Events was, heeft Meeùs ook jegens [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] onrechtmatig gehandeld. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft als bestuurder van Future of Events clausule 10 van de event verzekering (zie hiervoor onder 3.14) letterlijk geïnterpreteerd. [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft daaruit begrepen dat er dekking zou zijn in geval van "financiële moeilijkheden". Future of Events organiseerde slechts een enkel evenement, een evenement voor zichzelf. Meeùs heeft er te laat op gewezen dat clausule 10 alleen (extra) dekking biedt voor evenementenbureaus die voor anderen evenementen organiseren. Als de strekking van clausule 10 een andere was dan [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] had begrepen, dan zou clausule 10 voor Future of Events een dode letter zijn. Dan was Meeùs op grond van haar zorgplicht verplicht om Future of Events/ [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] daarop te wijzen. Door Future of Events er niet expliciet op te wijzen dat clausule 10 volgens de interpretatie door Meeùs geen enkele betekenis had voor Future of Events, heeft Meeùs haar zorgplicht geschonden, zowel ten opzichte van Future of Events als ten opzichte van bestuurder en enig aandeelhouder [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] . Er is causaal verband tussen [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] schade en het handelen van Meeùs, nu [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] de overeenkomst van borgtocht heeft gesloten in de veronderstelling dat dit zonder risico's was in het licht van de door Meeùs aangeboden event verzekering van Nationale-Nederlanden, met dekking bij financiële moeilijkheden.
5.23.
De vorderingen zullen worden afgewezen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.24.
Kennelijk heeft [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] een onjuiste perceptie gehad van de omvang van de dekking van de event verzekering. Volgens de pleitnota van zijn advocaat heeft hij aan [gedaagde 2 in 17-209] medegedeeld: "De verzekering betaalt uit bij faillissement. Zolang dat meer is dan het totaal aan schulden, lopen wij geen risico." Dat deze onjuiste perceptie over de omvang van de dekking het gevolg is geweest van enig onzorgvuldig handelen of nalaten van Meeùs jegens [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] , kan de rechtbank uit hetgeen is gesteld en gebleken echter niet afleiden. Uit de stellingen van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] kan niet worden afgeleid a) op of omstreeks welke data door b) welke persoon of personen aan de zijde van Meeùs c) welke in de visie van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] onjuiste informatie over de omvang van de dekking d) aan wie is verstrekt. Voor zover [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] niettemin heeft willen handhaven dat Meeùs onjuiste voorlichting heeft gegeven, heeft hij dat verwijt niet voldoende geconcretiseerd. Dat had wel van hem mogen worden verwacht nu zijn vorderingen in vrijwaring volledig op vermeend onzorgvuldig handelen of nalaten van Meeùs zijn gegrond. Meeùs kan zich tegen dergelijk vorderingen uiteraard alleen verweren indien de aan haar gemaakte verwijten voldoende worden gespecificeerd.
5.25.
De rechtbank deelt niet de visie van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] dat Meeùs Future of Events er spontaan op had moeten wijzen dat clausule 10 van de verzekeringsovereenkomst voor Future of Events een dode letter was. Future of Events heeft Meeùs benaderd omdat zij een event verzekering wenste af te sluiten met betrekking tot het event dat zij wenste te organiseren. Future of Events was niet bij het event betrokken als organisatiebureau ten behoeve van een opdrachtgever; zij organiseerde het event ten behoeve van zichzelf. Voor Meeùs bestond er geen aanleiding om te denken dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] op grond van clausule 10 zou kunnen menen dat alle commerciële risico's (het ondernemersrisico) verbonden aan het organiseren van een dergelijk event door Future of Events onder de dekking van de event verzekering zouden vallen.
5.26.
Meeùs heeft Future of Events geadviseerd over de event verzekering die door Nationale-Nederlanden werd aangeboden. In de specifieke situatie van Future of Events was clausule 10 mogelijk niet van betekenis. Dat brengt echter niet mee dat de door Meeùs genoemde verzekering niet passend was voor de behoeften van Future of Events zoals Meeùs die mocht begrijpen. Future of Events wenste een groot evenement te organiseren. Bij het organiseren van een dergelijk evenement is het niet ongebruikelijk dat een event verzekering zoals de onderhavige wordt afgesloten. Ook al omdat de financiers van een dergelijk evenement dat als voorwaarde voor financiering zullen stellen. Er kunnen zich immers (verzekerbare) onzekere voorvallen voordoen die met zich brengen dat er wel aanzienlijke investeringen in een dergelijk event worden gedaan, maar dat daar geen inkomsten uit voortvloeien. Een financier zal wensen dat dergelijke risico's voor zover mogelijk door een verzekering worden gedekt.
5.27.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] miskent voorts dat de betekenis van clausule 10 beperkt is. Een van de uitsluitingen van de event verzekering houdt in dat Nationale-Nederlanden geen vergoeding verschuldigd is voor schade veroorzaakt door financiële moeilijkheden van verzekeringnemer. Dat is de uitsluiting onder artikel 3.1 van de voorwaarden. Louter die uitsluiting valt onder het bereik van clausule 10. Daarin is immers bepaald dat in afwijking van artikel 3.1 van de voorwaarden geldt dat de verzekering eveneens van kracht is, indien er schade in de zin van de polis ontstaat door financiële moeilijkheden, buiten de wil om van het betrokken organisatiebureau dat lid is van CLC-VECTA. Dat neemt niet weg dat in een dergelijk geval overigens aan de voorwaarden waaronder dekking moet worden verleend dient te zijn voldaan en dat dekking kan worden geweigerd als een (andere) uitsluiting van toepassing is.
5.28.
Het is uiteraard niet zo dat clausule 10 van de event verzekering het gevolg heeft dat alle eventuele "financiële moeilijkheden" van de verzekerde zijn gedekt. Future of Events raakte in financiële moeilijkheden omdat zij er niet in slaagde voldoende tickets te verkopen. Dat betreft de uitsluiting onder artikel 3.2 van de voorwaarden van de verzekering. Dat brengt mee dat dekking kon worden geweigerd. Vervolgens annuleerde Future of Events zelf het event. Dan doet zich bovendien niet de situatie voor dat het evenement als gevolg van een van de wil van verzekeringnemer onafhankelijke omstandigheid geen doorgang kan vinden, althans het wordt dan erg lastig om de verzekeraar van het tegendeel te overtuigen. Ook dat brengt mee dat geen aanspraak kon worden gemaakt op enigerlei betaling door Nationale-Nederlanden. Kortom, dekking ontbrak niet omdat clausule 10 niet van toepassing was. Dekking ontbrak om andere redenen.
5.29.
Uit hetgeen is gesteld en gebleken, kan de rechtbank derhalve niet afleiden dat Meeùs onrechtmatig jegens [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] heeft gehandeld of nagelaten. Bovendien ontbreekt het causaal verband tussen de door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] geleden schade (zijn aansprakelijkheid jegens ECP uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht) en het gestelde onrechtmatig handelen of nalaten van Meeùs (het gestelde onvoldoende of onjuist informeren van [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] over de dekking van de event verzekering). [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] was zeer enthousiast over het door Future of Events te organiseren event. Zelfs ter zitting betoogde [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] nog dat het met het evenement waanzinnig goed ging en dat alle seinen op groen stonden. Dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] de overeenkomst van borgtocht voor het bedrag van € 200.000,00 niet zou zijn aangegaan indien hij een juiste perceptie had gehad van de omvang van de dekking van de event verzekering is niet aannemelijk. Indien [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] ten behoeve van Future of Events een financiering wenste te verkrijgen, was hij in de visie van de rechtbank genoodzaakt in privé zekerheid te stellen. Zonder financiering zou hij immers geen mogelijkheid hebben gehad om zijn plannen ten uitvoer te brengen. Dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] die plannen slechts ten uitvoer had willen proberen te brengen als hij daartoe in privé geen enkel risico zou behoeven te lopen, wordt weliswaar achteraf door [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] betoogt, maar is volstrekt niet aannemelijk.
5.30.
[gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Meeùs worden begroot op:
- griffierecht € 3.894,00
- salaris advocaat
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.698,00

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie:
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] om aan ECP te betalen een bedrag van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 200.000,00 met ingang van 6 september 2016,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] om aan ECP te betalen ter zake van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 2.775,00,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ECP tot op heden begroot op € 8.779,99,
in reconventie:
6.4.
wijst de vorderingen af,
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de kosten van de procedure, aan de zijde van ECP tot op heden begroot op € 1.201,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover, te rekenen vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het vonnis is uitgesproken,
in conventie en in reconventie:
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover, te rekenen vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het vonnis is uitgesproken,
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak in vrijwaring
6.8.
wijst de vorderingen af,
6.9.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de proceskosten, aan de zijde van Meeùs tot op heden begroot op € 8.698,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag te rekenen vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het vonnis is uitgesproken,
6.10.
veroordeelt [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1 in 17-209, eiser in 17-875] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover, te rekenen vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het vonnis is uitgesproken,
6.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.
[1729;
3008]