In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en een gedaagde huurder. Woonstad vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.060,05, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en daarnaast de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde, aanvankelijk procederend in persoon en later bij gemachtigde mr. M.A. Collet, betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat er een betalingsregeling was getroffen die niet was ontbonden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestond tussen Woonstad en de gedaagde, waarbij de laatst verschuldigde huurprijs € 750,52 per maand bedroeg. Woonstad heeft de vordering later gewijzigd en afstand gedaan van de ontbinding en ontruiming, en vorderde nu een bedrag van € 1.970,46 aan huurachterstand. De gedaagde heeft betwist dat zij in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en heeft persoonlijke omstandigheden aangevoerd als reden voor de betalingsproblemen.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen had voldaan en dat de betalingsregeling was komen te vervallen. De rechter heeft de huurachterstand vastgesteld op € 1.419,43 en de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Ook is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.