Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2018 in de zaken tussen
[eiser]
de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,
Procesverloop
3.4 In de Memorie van toelichting bij de wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen staat over de kerkenvrijstelling het volgende:
“genootschap” in het huidige artikel 220, eerste lid, aanhef en onder c van de Gemeentewet dus ontbreekt, blijkt uit de hierboven geciteerde toelichting dat de wetgever bij de kerkenvrijstelling voor ogen had dat het moet gaan om kerkelijke genootschappen of geestelijke genootschappen op levensbeschouwelijke grondslag.
Het betoog van eiser dat hij en de mensen die de bijeenkomsten bijwonen een genootschap vormen, volgt de rechtbank niet. Een formele structuur ontbreekt, alsmede een samenstel van principes, regels of tradities met een historische inbedding en herkenbaarheid, zoals verweerder terecht opmerkt.
“openbaar”uit de kerkenvrijstelling moet worden uitgelegd naar het spraakgebruik zoals dat plaatsvindt in verband met de openbare eredienst (vergelijk Hof Arnhem 9 februari 2005, ECLI:NL:GHARN:2005:AS9441).
Dan moet onder
“openbaar”worden verstaan,
voor iedereen, zonder enige beperking of verplichting tot betaling, vrij toegankelijk.Nu voor een gedeelte van de activiteiten in de onroerende zaak moet worden betaald, zijn deze niet openbaar in de zin van de kerken-vrijstelling en vallen deze activiteiten ook om die reden niet onder de kerkenvrijstelling.
Naar het oordeel van de rechtbank is het spiritueel centrum van eiser niet gelijk aan (bijvoorbeeld) een christelijke kerk en evenmin aan een genootschap van levensbeschouwelijke aard, aangezien eiser zijn activiteiten geen genootschap vormen.
In het eerste lid van dit artikel 21 van het Handvest is opgenomen dat “
elke discriminatie, met name op grond van […], godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, […], is verboden.”
Beslissing
- verklaart het beroep in zaak ROT 17/4478 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II (de uitspraak op bezwaar van 17 juni 2017);
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit II in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht in zaak ROT 17/4478 van € 46,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 7,82.