ECLI:NL:RBROT:2018:7453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
6721008 CV EXPL 18-8798
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in faillissement en huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te Vierpolders, en de vennootschap naar buitenlands recht Viatron S.A., gevestigd te Gdynia, Polen. De eiseres in de hoofdzaak, aangeduid als [bedrijf (eiseres)], heeft Viatron in rechte betrokken met een vordering tot betaling van een bedrag van € 568.590,--, voortvloeiend uit een huurovereenkomst voor een Liebherr mobiele rupskraan. De eiseres heeft gesteld dat Viatron de huurtermijnen onbetaald heeft gelaten, ondanks dat zij daartoe contractueel verplicht was.

Viatron heeft in het bevoegdheidsincident gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van [bedrijf (eiseres)], en heeft daarnaast een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie voorgelegd. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de rechtbank Rotterdam internationaal bevoegd is, gezien het feit dat Viatron buiten Nederland haar woonplaats heeft.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Brussel Ibis-Verordening van toepassing is, maar dat Viatron zich beroept op een uitzondering voor faillissementen en soortgelijke procedures. De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van [bedrijf (eiseres)] niet rechtstreeks voortvloeit uit de insolventieprocedure van Viatron en dat de Brussel Ibis-Verordening derhalve van toepassing is. De kantonrechter heeft de incidentele vordering van Viatron afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6721008 CV EXPL 18-8798
datum: 7 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf (eiseres)],
gevestigd te Vierpolders (gemeente Brielle),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
gemachtigde: mr. G.M. van Voorst sr. te Amstelveen,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
VIATRON S.A.,
gevestigd te Gdynia, Polen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
gemachtigde: mr. dr. B. Sujecki te Amsterdam.
Eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het bevoegdheidsincident zal hierna [bedrijf (eiseres)] genoemd worden en gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het bevoegdheidsincident Viatron.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 12 januari 2018, met producties;
  • de incidentele conclusie van onbevoegdheid vóór alle weren, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord vóór alle weren.
Ten slotte is vonnis bepaald in het bevoegdheidsincident.

2.Het gevorderde in de hoofdzaak2.1. [bedrijf (eiseres)] heeft gevorderd bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Viatron te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 568.590,--, te vermeerderen met€ 64.500,-- voor elke maand vanaf december 2017 tot het tijdstip waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf dertig dagen na de factuurdatum, met veroordeling van Viatron in de proceskosten. Tevens heeft [bedrijf (eiseres)] verzocht het vonnis te waarmerken als een Europese Executoriale Titel.

2.2.
[bedrijf (eiseres)] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd – kort samengevat – dat zij in maart 2016 een fabrieksnieuwe Liebherr mobiele rupskraan type LG1750 serienummer 78380 heeft verhuurd aan Viatron tegen een huurprijs van € 60.000,-- per maand, naast een premie van € 4.150,-- per maand voor de specifiek voor dit verhuurcontract gesloten cascoverzekering, en dat Viatron per saldo vanaf februari 2017 de huurtermijnen onbetaald heeft gelaten, hoewel zij tot betaling daarvan gehouden was krachtens het contract.

3.Het geschil in het bevoegdheidsincident

3.1.
Viatron heeft gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
  • primair:zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van [bedrijf (eiseres)] ;
  • subsidiair:conform artikel 267 VWEU aan het Europese Hof van Justitie de volgende prejudiciële vraag voorlegt:
Is in een geval, waarin in een lidstaat een herstructureringsprocedure is geopend, nadat in een andere lidstaat een gewone gerechtelijke procedure in burgerlijke en handelszaken aanhangig was, de EuInsVo van toepassing of dient in dergelijke gevallen de bevoegdheid te worden vastgesteld volgens de Brussel Ia-Vo?
-
voor het overige:[bedrijf (eiseres)] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[bedrijf (eiseres)] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de (incidentele) vorderingen van Viatron, met veroordeling van Viatron bij uitvoerbaar te verklaren vonnis in de proceskosten van het bevoegdheidsincident.
3.3.
Op de stellingen van partijen in het incident wordt hierna bij de beoordeling ingegaan, voor zover zij daarvoor van belang zijn.

4.De beoordeling van de incidentele vordering

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat de gedaagde, Viatron, buiten Nederland haar woonplaats heeft. De kantonrechter is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of de rechtbank Rotterdam internationaal bevoegd is.
4.2.
Omdat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel Ibis-Vo), [bedrijf (eiseres)] haar vorderingen heeft ingesteld na 10 januari 2015 zoals vereist in artikel 66 Brussel Ibis-Vo en Viatron woonplaats heeft in Polen, een lidstaat in de zin van Brussel Ibis-Vo (zie art. 5 lid 1 Brussel Ibis-Vo), is Brussel Ibis-Vo in beginsel van toepassing in deze zaak. Viatron, van wie de advocaat Brussel Ibis-Vo aanduidt als ‘Brussel 1a-Vo’, doet evenwel een beroep op het bepaalde onder b van lid 2 van artikel 1 Brussel Ibis-Vo dat Brussel Ibis-Vo niet van toepassing is op ‘het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures’. Uit de stellingen van Viatron – in onderling verband en samenhang bezien – volgt dat Viatron, voor het geval de rechtbank Viatrons beroep op artikel 1 lid 2 onder b Brussel Ibis-Vo (uiteindelijk) niet honoreert, de internationale bevoegdheid van deze rechtbank niet verder betwist. In dat geval is de kantonrechter van deze rechtbank dan ook bevoegd op grond van de voor deze rechter uitgebrachte exclusieve forumkeuze waar partijen het over eens zijn.
4.3.
Met betrekking tot de vraag of Brussel Ibis-Vo in de onderhavige zaak op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 onder b van die verordening buiten toepassing moet blijven, overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4.
Viatron beroept zich op een insolventieprocedure die na 26 juni 2017 is geopend. Op deze insolventieprocedure is derhalve van toepassing de Verordening EU 2015/484 van het Europese Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking) (hierna: IVO II). De IVO II is in de plaats gekomen van Verordening (EG) Nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (hierna: IVO I). De IVO II voorziet onder meer in regels over de internationale rechterlijke bevoegdheid om kennis te nemen van vorderingen die binnen het toepassingsgebied van IVO II vallen. Vergelijk de artikelen 3-6 IVO II.
4.5.
Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (EG) volgt dat alleen vorderingen die rechtstreeks uit een insolventieprocedure voortvloeien en daarmee nauw samenhangen buiten de werkingssfeer van Brussel Ibis-Vo vallen wegens het bepaalde in artikel 1 lid 2 onder b van die verordening. Zie HvJEU 4 september 2014, zaak C-157/13, ECLI:EU:C:2014:2145 (
Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UAB), welk arrest betrekking had op de verhouding tussen enerzijds de in dit verband gelijkluidende voorganger van Brussel Ibis-Vo, namelijk Verordening (EG), Nr. 44/2001, en anderzijds IVO I. In
Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UABherhaalde het Hof van Justitie dat deze verordeningen als het ware communicerende vaten zijn in die zin dat elke overlapping en elk rechtsvacuüm tussen de beide verordeningen moet worden vermeden. Vorderingen die krachtens artikel 1 lid 2 onder b Brussel Ibis-Vo van de werkingssfeer van Brussel Ibis-Vo zijn uitgesloten, vallen binnen de werkingssfeer van IVO II (vgl. r.o. 21). Waar de werkingssfeer van Brussel Ibis-Vo ruim moet worden opgevat, mag de werkingssfeer IVO II niet ruim worden uitgelegd (r.o. 22). Vergelijk artikel 6 lid 1 IVO II:
‘De rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure is geopend overeenkomstig artikel 3, is bevoegd voor alle vorderingen die rechtstreeks uit de insolventieprocedure voortvloeien en er nauw verband mee houden, zoals vorderingen tot nietigverklaring.’
4.6.
De onderhavige vordering van [bedrijf (eiseres)] , beweerdelijk schuldeiser van Viatron, is gebaseerd op een verbintenis uit een gestelde huurovereenkomst. Zij vloeit niet rechtstreeks voort uit een insolventieprocedure, zoals de Poolse insolventieprocedure van Viatron die Viatron op de oog heeft, en hangt daar ook niet nauw mee samen. Het bepaalde in artikel 1 lid 2 onder b Brussel Ibis-Vo mist derhalve toepassing, zodat de vordering van [bedrijf (eiseres)] binnen het materiële toepassingsgebied van Brussel Ibis-Vo valt en de internationale bevoegdheid om kennis te nemen van deze vordering volgt uit de bevoegdheidsregels van deze verordening.
4.7.
Gelet op het bovenstaande ziet de kantonrechter geen aanleiding de hiervoor onder 3.1 vermelde prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen.
4.8.
Uit het bovenstaande volgt dat de kantonrechter internationaal bevoegd is.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Viatron in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [bedrijf (eiseres)] worden begroot op
€ 1.000,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x € 1.000,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het bevoegdheidsincident
wijst de incidentele vordering van Viatron af;
veroordeelt Viatron in de proceskosten van het incident, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.000,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 oktober 2018 om 14.30 uur voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
463/375