In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de toepassing van een verrekenbeding in het kader van een onteigening. De partijen, twee broers, hebben in het verleden een maatschap gevormd voor de exploitatie van een landbouwbedrijf, inclusief percelen bouwgrond in Dordrecht. Na de ontbinding van de maatschap in 2009 is er een akte van levering opgesteld, waarin een verrekenbeding is opgenomen. Dit beding houdt in dat bij verkoop of eigendomsoverdracht van de onroerende zaak, de helft van het verschil tussen de verkoopprijs en de overnamewaarde aan de vervreemder moet worden uitgekeerd.
In 2016 is de onroerende zaak onteigend door de gemeente Dordrecht, wat aanleiding gaf tot een geschil tussen de broers. De eiser vorderde een bedrag van € 137.750,- op basis van het verrekenbeding, terwijl de gedaagde betwistte dat het beding ook van toepassing was bij onteigening. De rechtbank heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om te beoordelen of het verrekenbeding ook in het geval van onteigening van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de bedoeling van partijen was dat het verrekenbeding ook bij onteigening zou gelden, en dat de gedaagde er rekening mee diende te houden dat de eiser recht had op een deel van de schadeloosstelling.
De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierelatie tussen partijen. Dit vonnis is op 5 september 2018 uitgesproken door mr. D. van Dooren.