ECLI:NL:RBROT:2018:7778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
16.686-687 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling van schuldenaren na verzoek tot uitstel en beëindiging

Op 16 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren, mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2]. De rechtbank had eerder op 29 mei 2017 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechter-commissaris deed op 7 mei 2018 een voordracht tot tussentijdse beëindiging van deze regeling, welke op 18 juni 2018 werd behandeld. Tijdens deze zitting waren de schuldenaren, hun begeleidster en de bewindvoerder, R. van den Brink, aanwezig. De rechtbank heeft de behandeling van de voordracht aangehouden tot 9 juli 2018, waarbij de schuldenaren de gelegenheid kregen om hun standpunt kenbaar te maken.

De schuldenaren vroegen op 5 juli 2018 om uitstel tot 23 juli 2018, omdat één van hen ernstig ziek was en in Turkije behandeld moest worden. Op 30 juli 2018 gaven zij aan dat zij wilden stoppen met de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder heeft op 7 augustus 2018 een brief gestuurd met de laatste stand van zaken, maar de rechtbank ontving geen schriftelijke bevestiging van de schuldenaren dat zij de regeling wilden voortzetten. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaren voldoende tijd hadden gekregen om een beslissing te nemen en dat zij de regeling niet langer wenselijk achtten.

De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en werd er een curator aangesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Spengen, in aanwezigheid van griffier B.G. van der Vlies.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummers]
uitspraakdatum: 16 augustus 2018
Bij vonnis van deze rechtbank van 29 mei 2017 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1] en [naam 2]
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenaren,
bewindvoerder: R. van den Brink.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 7 mei 2018 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De voordracht tot tussentijdse beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 18 juni 2018. Schuldenaren, mevrouw [naam 3] , kennis en begeleidster van schuldenaren, en mevrouw R. van den Brink, bewindvoerder, zijn verschenen en gehoord.
Bij tussenvonnis van 21 juni 2018 is de behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling aangehouden tot 9 juli 2018. Gedurende deze periode worden schuldenaren in de gelegenheid gesteld hun standpunt aan de rechtbank kenbaar te maken.
Schuldenaren hebben op 5 juli 2018 per email om uitstel verzocht tot 23 juli 2018. De rechtbank heeft dit uitstel verleend.
Schuldenaren hebben op 30 juli 2018 per email opnieuw om uitstel verzocht tot 6 september 2018. De rechtbank heeft geen nader uitstel verleend.
Schuldenaren hebben op 6 augustus 2018 aan de rechtbank bericht dat zij willen stoppen met de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De bewindvoerder heeft op 7 augustus 2018 een brief naar de rechtbank gestuurd met daarin de laatste stand van zaken.
De rechtbank heeft schuldenaren op 13 augustus 2018 bericht dat zij op 16 augustus 2018 uitspraak zal doen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Schuldenaren hebben op 5 juli 2018 de rechtbank om uitstel verzocht tot 23 juli 2018 alvorens hun beslissing kenbaar te maken, omdat zij bezig zouden zijn met het regelen van hun zaken. Op 30 juli 2018 hebben schuldenaren de rechtbank bericht dat schuldenares ernstig ziek is en in Turkije, na doorverwijzing van de arts, dient te worden behandeld. Schuldenaar zal zijn vrouw daarbij ondersteunen. De datum waarop schuldenaren terugkeren naar Nederland is onbekend. Zij hebben meer tijd nodig om te beslissen of zij door willen gaan met de wettelijke schuldsaneringsregeling. Schuldenaren hebben op
6 augustus 2018 aan de rechtbank bericht dat zij het spijtig vinden dat zij niet nogmaals uitstel hebben gekregen. Schuldenaren geven aan te willen stoppen met de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De bewindvoerder heeft op 7 augustus 2018 een laatste stand van zaken uitgebracht, waarin zij aangeeft dat schuldenaren voor een maand in Turkije verblijven. Schuldenares moet een behandeling door een manueel therapeut ondergaan voor haar rug. Er is door de rechter-commissaris geen toestemming verleend voor het verblijf in Turkije. Daarnaast is de vraag of de behandeling van schuldenares niet in Nederland had kunnen plaatsvinden. Tevens heeft de bewindvoerder op 6 augustus 2018 gesproken met mevrouw [naam 3] . Schuldenaren hebben vanuit Turkije aan haar laten weten toch door te willen gaan met de schuldsaneringsregeling. Op het verzoek van de bewindvoerder om dit schriftelijk te bevestigen is nimmer een reactie gekomen. De bewindvoerder heeft schuldenaren meermaals gewezen op het tussenvonnis van 21 juni 2018. Ook hebben schuldenaren genoeg informatie ontvangen en is er voldoende tijd en gelegenheid geboden om tot een gedegen beslissing te komen. De bewindvoerder adviseert de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.

3.De beoordeling

Verwezen wordt allereerst naar het tussenvonnis van 21 juni 2018.
De rechtbank stelt vast dat schuldenaren ruim voldoende tijd en gelegenheid hebben gekregen om tot een beslissing te komen omtrent het wel of niet stoppen met de schuldsaneringsregeling. Uit de meest recente schriftelijke reactie van schuldenaren van
6 augustus 2018 die de rechtbank heeft ontvangen blijkt dat zij willen stoppen met de schuldsaneringsregeling. Nadien is enkel mondeling, middels een contactpersoon, aan de bewindvoerder aangegeven dat schuldenaren toch de schuldsaneringsregeling wensen voort te zetten. Dit standpunt is nimmer schriftelijk (en onderbouwd) aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Ook is op geen enkele manier gebleken dat schuldenaren met de door de rechtbank verbonden voorwaarden om in de schuldsaneringsregeling te kunnen blijven (aanvragen beschermingsbewind, verlenging van de schuldsaneringsregeling tot vijf jaar) akkoord zijn gegaan en daaraan gevolg hebben gegeven. De rechtbank is van oordeel dat schuldenaren de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet langer wenselijk achten. De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder g van de Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.461,51;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. W.J. Geurts-de Veld,
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van
B.G. van der Vlies, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.