ECLI:NL:RBROT:2018:785
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van de Faillissementswet
Op 12 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.P.R. Nolten, had op 3 januari 2018 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 350 lid 3 sub d van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster had een vordering op de schuldenaar, ontstaan tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling, en vroeg om beëindiging van deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van verzoekster is ontstaan na de toepassing van de schuldsaneringsregeling, waardoor deze niet kan worden aangemerkt als een vordering waarop de schuldsaneringsregeling werkt. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet als schuldeiser in de zin van artikel 350 Fw kan worden aangemerkt en dus niet bevoegd is om het verzoek tot tussentijdse beëindiging in te dienen. De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van A. Mergen, griffier.