ECLI:NL:RBROT:2018:7922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
10/105538-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met DNA-bewijs en vrijspraak voor andere inbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraken. De verdachte heeft bekend dat hij op 26 mei 2018 te Brielle een zilveren munt en een tas heeft gestolen uit de woning van [naam slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Voor een andere woninginbraak, gepleegd op 25 november 2017 in Hellevoetsluis, is de verdachte vrijgesproken. Dit was gebaseerd op het feit dat het DNA-spoor dat op een pet was aangetroffen, niet voldoende bewijs bood voor zijn betrokkenheid bij die inbraak. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het DNA-profiel van de verdachte overeenkwam met het spoor, dit niet voldoende was om te concluderen dat hij ook daadwerkelijk in de woning was geweest. De benadeelde partij, [naam benadeelde], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte voor het feit waarvoor hij zich had gevoegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van woninginbraken op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/105538-18
Datum uitspraak: 12 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is ten aanzien van feit 2 anders dan de officier van justitie van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet vastgesteld kan worden dat de verdachte de tenlastegelegde woninginbraak heeft gepleegd.
Op 25 november 2017 is in de woning aan de [adres delict] in Hellevoetsluis ingebroken. In een gat in de bosschages bij de woning is een pet aangetroffen, waarvan op de binnenrand een spoor is veiliggesteld. Uit onderzoek blijkt dat dit spoor matcht met het DNA-profiel van de verdachte (met een matchkans van kleiner dan één op één miljard). Hoewel dit spoor in de richting van de verdachte wijst en de rechtbank de verklaring van de verdachte over hoe zijn DNA op de pet terecht is gekomen ongeloofwaardig acht, is dit spoor onvoldoende specifiek om hieruit de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak af te leiden. Uit dit spoor blijkt immers niet dat de verdachte ook in de woning aan de [adres delict] in Hellevoetsluis is geweest. Nu het dossier ook overigens geen aanknopingspunten biedt waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde inbraak blijkt, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 mei 2018 te Brielle een zilveren munt en een tas,
dieaan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
die goederenzich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 26 mei 2018 ingebroken in de woning van aangever [naam slachtoffer 1] door met een koevoet een raam te verbreken en uit de woning een zilveren munt en een tas weg te nemen. De verdachte heeft bij zijn handelen weinig respect gehad voor de goederen van anderen en kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Naast overlast heeft hij de aangever schade berokkend. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen voor vermogensdelicten tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Kennelijk heeft de verdachte van deze veroordelingen niet (voldoende) geleerd.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 augustus 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Tot 2017 is de verdachte vanuit de reclassering en De Waag begeleid en behandeld. Deze begeleiding en behandeling is gestopt omdat er geen forensisch kader meer was en/of omdat de verdachte tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte lijkt zich zonder hulp niet goed staande te kunnen houden in de maatschappij. Nu de verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard mag hij niet meer werken. Als de verdachte uitgezet wordt, dan wordt hij gescheiden van zijn vrouw en kinderen. Dit alles levert veel stress voor de verdachte op.
De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht; een ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling en een inspanningsverplichting tot het krijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. De reclassering merkt daarbij op dat nu de verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard, zijn status van invloed kan zijn op de mogelijkheden ten aanzien van het plan van aanpak. De verdachte kan mogelijk geen aanspraak maken op bepaalde faciliteiten.
7.3.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een (deels) voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding, gelet op het strafblad van de verdachte en omdat dit geen recht doet aan de aard en ernst van het feit.
Anders dan de reclassering heeft geadviseerd en de verdediging heeft verzocht, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen. Gelet op de stand van zaken in de vreemdelingenprocedure van de verdachte, acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat er een juridische kader is waarin de reclassering met de verdachte aan de slag kan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Benadeelde partij [naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert, na aftrek van de door de verzekering vergoede schade, een vergoeding van € 73.369,88 aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake het feit waarvoor de benadeelde partij zich heeft gevoegd geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 mei 2018 te Brielle een (zilveren) munt en/of een tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Hellevoetsluis een hoeveeheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een of meer portemonnee(s) en/of een scheerapparaat en/of een doos met naaigerei en/of een camera en/of een dermaluscoop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;