In deze zaak heeft verzoeker op 28 december 2017 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 30 januari 2018 de behandeling van het verzoekschrift gehouden, waarbij zowel verzoeker als verweerster, vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren. Verzoeker heeft aangegeven dat hij samen met zijn partner en twee jonge kinderen in de huurwoning woont en dat hij door werkloosheid in financiële problemen is gekomen, waardoor hij zijn huur niet tijdig kon betalen. Verweerster, de stichting Havensteder, heeft zich verzet tegen het verzoek en aangevoerd dat verzoeker zijn huurbetalingen al sinds juni 2017 niet tijdig voldoet en dat er een huurachterstand van € 4.290,88 is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, zijn partner en kinderen zwaarder laten wegen dan die van verweerster, en heeft de voorlopige voorziening voor een termijn van drie maanden toegewezen, met de voorwaarde dat de huurbetalingen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat de poging tot een buitengerechtelijke regeling niet was uitgevoerd door een wettelijk bevoegde instelling. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorziening.