ECLI:NL:RBROT:2018:8088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
18.993 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan informatie en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal

In deze zaak heeft verzoekster op 19 juni 2018 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 2 augustus 2018 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een schuld heeft van € 250.386,82 aan NIBC Direct, maar dat zij deze schuld niet voldoende kon toelichten. Er was onduidelijkheid over de oorsprong van de schuld en de inspanningen die verzoekster heeft geleverd om haar inkomen te vergroten en haar schulden af te lossen. De rechtbank oordeelt dat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt over haar financiële situatie en haar onderneming, die volgens de Kamer van Koophandel al in mei 2014 was uitgeschreven.

De rechtbank benadrukt dat voor toewijzing van het verzoek tot schuldsanering voldoende aannemelijk moet zijn dat verzoekster te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van haar schulden en dat zij zich zal inspannen om haar verplichtingen na te komen. Verzoekster heeft echter geen sollicitaties overgelegd en heeft slechts een kortdurende uitzendovereenkomst kunnen tonen. Bovendien bleek uit de zitting dat verzoekster de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen. Dit alles leidde de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen.

De rechtbank wijst het verzoek af en merkt op dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing van het verzoek kunnen leiden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 10 augustus 2018
[naam],
[adres]
[woonplaats]
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 19 juni 2018 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van 2 augustus 2018.

2.De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit Participatiewet-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 250.386,82.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekster heeft een schuld van € 250.386,82 aan NIBC Direct. Ondanks daartoe strekkende vragen heeft verzoekster ter zitting deze schuld niet voldoende kunnen toelichten. Verzoekster heeft verklaard dat zij samen met haar ex-partner een pand heeft gekocht, waarin zij samen zijn gaan wonen en waarin op de begane grond de onderneming van haar ex-partner was gevestigd. Niet duidelijk is geworden wanneer dit pand is aangekocht, of het inmiddels is verkocht - en zo ja voor welk bedrag -, of het bedrag van de schuld de oorspronkelijk lening betreft of de restschuld van de woning en welke omstandigheden er toe hebben geleid dat de betalingsverplichtingen niet meer voldaan konden worden. Verzoekster kon de vragen niet beantwoorden en nadere stukken die betrekking hebben op deze schuld zijn niet overgelegd. Bij gebrek aan informatie kan de rechtbank de omvang en ontstaansdatum van de schuld niet vaststellen. Evenmin kan worden vastgesteld dat deze schuld te goeder trouw is ontstaan of is blijven voortbestaan. De rechtbank kan niet vaststellen dat en welke inspanningen zijn geleverd door verzoekster om haar inkomen te vergroten en haar schulden af te lossen.
Daarbij komt dat ter terechtzitting geen duidelijkheid kon worden verschaft met betrekking tot de onderneming van verzoekster. Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in 2016 is gestopt met haar onderneming. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is de onderneming van verzoekster in mei 2014 al uitgeschreven uit het Handelsregister. Verzoekster verklaarde dat zij haar onderneming in 2016 om niet heeft overgedragen aan een ander. Er zijn geen jaarstukken noch andere informatie met betrekking tot de onderneming dan wel de overdracht overgelegd. Het is onduidelijk wanneer de onderneming is overgedragen en aan wie. Het is niet vast te stellen of de overdracht van de onderneming heeft geleid tot benadeling van de schuldeisers.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoekster heeft immers, ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van haar verzoek, geen sollicitaties overgelegd. Ter terechtzitting heeft verzoekster een uitzendovereenkomst van tien dagen overgelegd. Deze overeenkomst heeft verzoekster op 9 juli 2018 met Tradiro gesloten. Daarnaast heeft zij een loonstrook overgelegd waarin staat dat zij vier dagen heeft gewerkt in de periode waarin haar uitzendovereenkomst van kracht was. Van meer of andere inspanningen is niet gebleken. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat verzoekster voldoende moeite heeft gedaan om een voltijds baan te vinden.
Ter zitting is gebleken dat verzoekster de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te kunnen naleven, terwijl zij zich niet voldoende heeft voorzien van hulp bij vertaling van correspondentie. Verzoekster bleek onder andere niet goed op de hoogte zijn van de inhoud van de oproepbrief. Op grond van het bepaalde in de landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsanering dient het verzoek (mede) daarom afgewezen te worden.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018. [1]
De griffier is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.