In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2018, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen CCV Group B.V. en Gorspaviljoen B.V. CCV, leverancier en verhuurder van mobiele pinautomaten, vorderde betaling van een bedrag van € 929,58 van Gorspaviljoen, dat in gebreke was gebleven met de betaling van de huurprijs en bijkomende kosten uit hoofde van een (huur)overeenkomst voor twee mobiele pinautomaten. Gorspaviljoen voerde verweer aan, stellende dat door omstandigheden het restaurant niet goed liep en dat zij slechts drie weken gebruik had gemaakt van de pinautomaten. Tevens stelde Gorspaviljoen dat CCV niet de gelegenheid had geboden om het contract over te nemen door de nieuwe pachter.
De kantonrechter oordeelde dat er een geldige (huur)overeenkomst bestond tussen de partijen en dat Gorspaviljoen haar betalingsverplichting niet had betwist. De omstandigheden die Gorspaviljoen aanvoerde, zoals het niet goed lopen van het restaurant, werden als ondernemersrisico beschouwd en ontsloegen Gorspaviljoen niet van haar verplichtingen. De kantonrechter wees de vordering van CCV toe, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. Gorspaviljoen werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaal van € 557,00 aan verschotten en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.