ECLI:NL:RBROT:2018:8292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
C/10/540818 / HA ZA 17-1181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht hypotheeknemer en overkreditering in hypothecaire geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Quion 50 B.V. inzake een hypothecaire geldlening. De eisers stellen dat Quion haar zorgplicht heeft geschonden door hen een te hoge lening te verstrekken op basis van onjuiste informatie in de Eigen Verklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat Quion op 27 mei 2008 een offerte heeft uitgebracht voor een hypothecaire geldlening van € 540.000, waarvan een deel aflossingsvrij was. De eisers hebben in de Eigen Verklaring onjuiste inkomensgegevens opgegeven, waarbij [eiser 1] zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering niet heeft vermeld. De rechtbank heeft de zorgplicht van Quion beoordeeld aan de hand van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Gedragscode Hypothecaire Financiering. Quion heeft betoogd dat zij de lening op basis van de Eigen Verklaring heeft mogen verstrekken, maar de rechtbank oordeelt dat Quion niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de werkelijke financiële positie van de eisers. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor nadere gegevens over de kredietwaardigheid van de eisers en de mogelijke overkreditering. De beslissing over de reconventionele vordering van Quion is eveneens aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/540818 / HA ZA 17-1181
Vonnis van 19 september 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R. Zwanenberg te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUION 50 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.E. van Roggen te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] , [eisers] (eisers gezamenlijk) en Quion worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 november 2017 met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eisers]
  • de akte overlegging nadere producties van de zijde van [eisers]
  • de akte overlegging productie van de zijde van Quion
- het proces-verbaal van comparitie van 11 april 2018, met daarbij de machtiging van de bestuurder van Quion tot vertegenwoordiging door R.M.A. Hubbard
- de reactie op het proces-verbaal van 14 augustus 2018.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Quion heeft op verzoek van [eisers] op 27 mei 2008 een offerte uitgebracht voor een hypothecaire geldlening. Van die offerte maakte deel uit een zogenaamde Eigen Verklaring geldnemers (hierna: Eigen Verklaring).
In deze Eigen Verklaring staat vermeld dat [eiser 1] sinds 10 mei 2004 zelfstandig ondernemer (commercieel directeur van een BV) was, met een jaarinkomen van € 85.000, - en dat [eiser 2] als zorgcoördinator met een vast dienstverband een jaarinkomen van € 28.000, - verdiende.
De verklaring luidt verder:
Hierbij verklaren wij, Geldnemers:
- dat wij deze Eigen Verklaring volledig en naar waarheid hebben ingevuld;
- dat wij ons ervan bewust zijn dat een overschatting van mijn inkomen betalingsproblemen met zich mee kan brengen bij het voldoen van de maandelijkse hypotheekverplichtingen;
- geïnformeerd te zijn over de risico’s van overkreditering mocht de opgave van ons inkomen onjuist zijn.
- (…)
- dat wij door onze adviseur ons hebben laten voorlichten over verantwoorde inkomens-/lastenverhouding voor verantwoorde hypotheekverstrekking en op grond daarvan tot de conclusie zijn gekomen dat deze in een verantwoorde verhouding staat;
- dat wij toestemming geven om contact met ons op te nemen voor verificatie van de Eigen Verklaring.
Bovenstaande factoren kunnen ertoe leiden dat Geldnemers niet meer aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen en dat dientengevolge de lening opgeëist kan worden en dat in het uiterste geval de woning gedwongen verkocht kan worden. Aldus verklaren wij, ieder voor zich, gezamenlijk en zonder enig voorbehoud, dat het door ons opgegeven inkomen gelijk is aan het werkelijke inkomen.”
Elk van beiden heeft deze verklaring ondertekend op 2 juni 2008.
2.2.
[eiser 1] ontving ten tijde van de aanvraag een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV. Hij heeft dat in de Eigen Verklaring niet vermeld.
2.3.
[eisers] hadden ten tijde van de aanvraag de woning aan de [adres] in eigendom. Daarmee was verbonden een hypothecaire geldlening van € 468.951,60.
2.4.
Op 2 juni 2008 hebben [eisers] de offerte ondertekend en met Quion een geldleningsovereenkomst gesloten. Het geleende bedrag was € 540.000, -, gesplitst in een aflossingsvrij deel van € 270.000, - en een “lening met vermogensopbouw door middel van levensverzekering” van € 270.000, -. Voor beide delen bedroeg de rente 9,05 % per jaar met een rentevaste periode van 5 jaar en een looptijd van 30 jaar. De afsluitprovisie bedroeg € 5.400, -. De maandelijkse rente-/premieverplichting was € 4.072,50.
Bij de totstandkoming van de lening was Assurantie- en Adviesburo K&R BV te Kaatsheuvel betrokken.
2.5.
Ten tijde van het aangaan van deze lening gold voor Quion de Gedragscode Hypothecaire Financiering (hierna: de gedragscode). Artikel 6.2 daarvan luidde toen, voor zover hier van belang:
“De hypothecair financier zal bij het bepalen van de leencapaciteit van een consument die een hypothecaire financiering aanvraagt rekening houden met huidige vaste en bestendige inkomsten (…)”.
2.6.
Sinds eind 2009 zijn [eisers] verschillende keren niet in staat geweest volledig aan hun verplichtingen jegens Quion te voldoen.
Begin november 2012 hebben zij met Quion overleg gevoerd. Quion heeft toen aangeboden de nominale rente per december 2012 te verlagen van 9,05% naar 3,34% per jaar, met een rentevaste periode van 3 jaar, waarbij zij een boeterente van € 14.580, - verschuldigd zouden zijn. Bij onmiddellijke betaling van € 1.294,40 zouden zij voor het restant gekweten zijn. [eisers] hebben dat aanbod aanvaard en het bedrag van € 1.294,40 betaald.
2.7.
Bij brief van 25 augustus 2015 heeft Quion [eisers] voor de periode na
1 december 2015 een rente van 4,2 %, effectief 4,3%, op jaarbasis aangeboden, met een rentevaste periode van 3 jaar.
Quion heeft het rentepercentage van 4,2 % eenzijdig toegepast.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eisers] vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank, bij vonnis
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat Quion jegens hen is tekortgeschoten ter zake (haar zorgplicht ex) artikel 4:34 Wft;
2. zal verklaren voor recht dat Quion is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen jegens hen, althans onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, doordat zij jegens hen is tekortgeschoten terzake (haar zorgplicht ex) artikel 4:34 Wft;
3. zal verklaren voor recht dat Quion aansprakelijk is voor alle schade die
[eisers] hebben geleden, lijden en/of nog zullen lijden, doordat Quion indertijd is tekortgeschoten terzake (haar zorgplicht ex) artikel 4:34 Wft e. e. a. nader op te maken bij staat en te vereffenen overeenkomstig de wet;
4. zal verklaren voor recht dat de reeds betaalde rentetermijnen en nog verschuldigde rentetermijnen over voornoemd bedrag van € 62.888,89 schade voor [eisers] vormen die voor 100% voor vergoeding door Quion in aanmerking komt, alsmede om Quion te veroordelen tot betaling hiervan, welke schade nader moet worden
opgemaakt bij staat en vereffend overeenkomstig de wet, e. e. a. te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Quion zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 37.417,26, e.e.a. terzake voornoemde gronden verschuldigd, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door de rechtbank in
goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
6. zal verklaren voor recht dat de reeds betaalde rentetermijnen en nog verschuldigde rentetermijnen over voornoemd bedrag van € 221.394,87 schade voor [eisers] vormen die voor 75% voor vergoeding in aanmerking komt, alsmede om Quion te veroordelen tot betaling hiervan, welke schade nader moet worden opgemaakt bij staat en
vereffend overeenkomstig de wet, e. e. a. te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door de echtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
7. Quion zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 106.147,10, e.e.a. terzake voornoemde gronden verschuldigd, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door de rechtbank in
goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
8. zal verklaren voor recht dat het rentevoorstel van Quion, van 4,2%, in strijd was met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW, althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was als bedoeld in artikel 6:248 BW, alsmede zal verklaren voor recht dat [eisers] over de periode 7 december 2015 tot en met 30 november 2018 een rentepercentage van 3% per jaar verschuldigd waren c.q. zijn, alsmede Quion zal veroordelen tot betaling van hetgeen [eisers] over laatstgenoemde periode meer aan renteverplichtingen hebben voldaan, zulks ter zake voornoemde gronden verschuldigd,
e. e. a. te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, welk bedrag nader moet worden opgemaakt bij staat en vereffend overeenkomstig de wet;
9. Quion zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 5.136,04, e. e. a. ter zake voornoemde gronden verschuldigd, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente hierover ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarden, althans vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
10. Quion zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder het salaris en de verschotten van de advocaat van [eisers] ;
11. Quion zal veroordelen in de nakosten, een bedrag begroot op € 131,- (zegge éénhonderdeenendertig euro) in de zin van artikel 237, lid 4 Rv, te vermeerderen met € 68,- achtenzestig euro) in geval van betekening, e. e. a. conform het forfaitaire liquidatietarief;
12. Quion zal veroordelen tot voldoening van de onder 9 en 10 opgenomen vorderingen binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en — voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van algehele betaling.
3.2.
Zij baseren hun vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Quion heeft haar zorgplicht ex artikel 4:34 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) geschonden. Quion heeft niet gecontroleerd of [eisers] de Eigen Verklaring goed hadden begrepen, of zij die goed hadden ingevuld en of zij daadwerkelijk de daarin vermelde inkomsten hadden, en heeft geen onderbouwende documenten opgevraagd ter controle.
Zij heeft aan hen een hogere lening verstrekt dan zij op basis van hun werkelijke inkomen uit 2007 had mogen doen. Aldus is er sprake van overkreditering. Zij hebben daardoor financiële schade geleden, waarvoor Quion aansprakelijk is. Daarnaast heeft Quion een voorstel gedaan voor de rente dat te hoog was en daardoor schade bij hen veroorzaakt.

4.Het verweer in conventie

Quion heeft de vordering gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing, met uitzondering van de onder 8 gevorderde verklaring voor recht in die zin, dat zij instemt met een rentepercentage van 3% voor de periode van 1 december 2015 tot 1 december 2018. Op haar verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

5.De vordering in reconventie

5.1.
Quion vordert, na vermindering van eis ter comparitie, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. zal verklaren voor recht dat Quion per 30 september 2017 van [eisers] te vorderen heeft een bedrag van € 590.352,60 uit hoofde van de tussen partijen gesloten (hypothecaire) geldleningsovereenkomst, zoals vastgelegd in de hypotheekakte van 11 augustus 2008;
2. [eisers] hoofdelijk zal veroordelen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, alsmede de wettelijke rente daarover, voor zover deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en tot betaling van de nakosten van € 205, -, te verhogen met € 68, - als de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan en betekening daarvan plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

6.Het verweer in reconventie

[eisers] hebben de vordering gemotiveerd bestreden. Op dat verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

7.De beoordeling

in conventie

7.1.
Artikel 4:34, leden 1 en 2 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) luidde in 2008:
“Voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet wint een aanbieder van krediet in het belang van de consument informatie in over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.
De aanbieder gaat geen overeenkomst inzake krediet aan met een consument indien dit, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is.”
7.2.
Deze publiekrechtelijke norm werkt door in het civiele recht. De reikwijdte van de zorgplicht van de bank hangt af van de aard van de overeenkomst en van de overige omstandigheden van het geval (HR 9 januari 1998, NJ 1999/285 en HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107). Tot die omstandigheden behoren de complexiteit van het financiële product, de kennis en ervaring van de cliënt en diens financiële positie.
Wat dat laatste betreft: zie ook Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. !9:
“Naast de verplichting tot het verstrekken van informatie zoals vastgelegd in artikel 4:20 heeft de aanbieder waar het krediet betreft ook een verplichting tot het inwinnen van informatie en het aan de hand van die informatie beoordelen of de kredietverlening verantwoord is voor de consument in verband met het risico van overkreditering. Deze verplichting wordt overgenomen uit artikel 51 van de Wfd en zal in lagere regelgeving worden uitgewerkt. In bepaalde gevallen zal de verplichting er toe leiden dat voorafgaande aan het sluiten van een overeenkomst inzake krediet de databank van een stelsel van kredietregistratie moet worden geraadpleegd. In de toelichting op artikel 51 van de Wfd is aangegeven dat de aanbieder van krediet om tot een goede beoordeling van de financiële positie van de consument te komen, inzicht moet hebben in zowel de inkomsten, bijvoorbeeld de bron en hoogte van de inkomsten van de consument of relevante derden, als bepaalde vaste uitgaven van de consument, zoals de huur dan wel de hypotheeklasten, alimentatie en ziektekostenverzekering. Een zwakke of onzekere positie, bijvoorbeeld van jongeren met een laag inkomen, zal er eerder toe leiden dat het aangaan van een overeenkomst inzake krediet onverantwoord is in het kader van het voorkomen van overkreditering van de betrokken consument.”
7.3.
Quion voert aan dat zij de hypothecaire geldlening destijds heeft mogen verstrekken op basis van het door [eisers] in de Eigen Verklaring opgegeven inkomen.
Zij heeft na acceptatie door hen van de offerte een controle uitgevoerd op het in de Eigen Verklaring opgegeven inkomen. Die controle is telefonisch gedaan door senior hypotheekacceptant [persoon] . Zij kwam in het telefoongesprek met de heer
[eiser 1] tot een positieve indruk van hem. Quion heeft ook een toets gedaan op vermelding bij het BKR, op van toepassing zijn van de WSNP en op fraude, aldus Quion.
7.4.
De rechtbank stelt vast dat het in dit geval ging om een financieel product dat niet complex van aard was: een geldlening met hypotheekverstrekking en een vaste maandelijkse rente-/premieverplichting, dat voor [eisers] , en zeker voor
[eiser 1] , die managementfuncties (heeft) bekleed(t), goed te begrijpen moet zijn geweest. Dat het ging om twee leningdelen (zie 2.4) en een aanzienlijke hoeveelheid tekst doet daaraan niet af. Bovendien geschiedde de aanvraag met bemiddeling van Assurantie- en Adviesburo K&R. De door Quion overgelegde verklaring van K&R, die erop neerkomt dat [eiser 1] precies wist wat hij wilde, zodat van daadwerkelijke advisering geen sprake was, doet er niet aan af dat Quion uit mocht gaan van de betrokkenheid van K&R.
De precontractuele zorgplicht van Quion bestond er daarom in dat zij jegens [eisers] gehouden was hen niet alleen voldoende informatie te geven over de aard en omvang van de te verstrekken hypothecaire geldleningen en de daaraan verbonden risico’s om hen in staat te stellen een verantwoorde keuze te maken, maar ook om hun financiële positie zorgvuldig te onderzoeken om te voorkomen dat zij hogere financiële lasten op zich zouden nemen dan gelet op hun draagkracht verantwoord zou zijn.
Wat dat laatste betreft is van belang wat Quion heeft aangevoerd over de aard van het product. Het ging volgens Quion om een product dat is ontwikkeld voor ondernemers die een minder stabiel of moeilijk aantoonbaar inkomen hadden. De rente was 9,05%, 3% hoger dan de rente die toen gebruikelijk was, mede in verband met de hoogte van de lening in verhouding tot de executiewaarde van de woning. Dat was zo vanwege het feit dat
[eisers] behoorden tot een hogere risicoklasse, aldus Quion.
Die wetenschap bracht met zich dat de zorgplicht van Quion verder ging dan het onderzoek dat zij heeft uitgevoerd. Ook als De Graeve daadwerkelijk het telefoongesprek met
[eiser 1] heeft gevoerd zoals zij dat stelt is daarin immers nauwelijks relevante informatie verzameld; kennelijk is de omstandigheid dat [eiser 1] geld nodig had voor zijn onderneming en daarom zijn hypotheek wilde oversluiten niet eens aan de orde geweest. Daarbij komt dat, behoudens de niet weersproken fraude- en BKR-toets, alle informatie over hun financiële positie waarover Quion beschikte uitsluitend afkomstig was van [eisers] , respectievelijk [eiser 1] zelf. Quion had, ook naar de destijds geldende maatstaven en gelet op het in artikel 6.2 van de gedragscode bepaalde, rekening moeten houden met de mogelijkheid dat [eisers] , die bij het “oversluiten” en de verhoging van de lening een rente aanvaardden die circa 3% hoger lag dan op dat moment gangbaar was, lichtvaardig en te optimistisch opgave deden van inkomsten, waarbij op dat moment van een deugdelijk fundament niet bleek, en had grondiger onderzoek kunnen en moeten doen. Zij had daarbij tenminste de jaarstukken van de afgelopen jaren kunnen opvragen, nu uit het handelsregister kenbaar was dat [eiser 1] al sinds 2004 een eigen onderneming dreef. Het feit dat in de Eigen Verklaring werd gewaarschuwd voor overschatting van het inkomen ontsloeg haar daarvan niet.
Zij heeft dat niet gedaan. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de zorgplicht die op haar rustte.
7.5.
Het enkele niet nakomen van de verplichting een inkomenstoets uit te voeren, is onvoldoende voor vestiging van aansprakelijkheid.
Of er sprake is van aansprakelijkheid voor schade die [eisers] stellen te hebben geleden en lijden hangt af van het antwoord op de vraag of er sprake is geweest van overkreditering. Het onderzoek dat Quion moest verrichten naar de inkomenspositie van [eisers] is immers geen zelfstandige verplichting, maar een middel om eventuele overkreditering te kunnen vaststellen (HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107).
De rechtbank kan op basis van de thans voorhanden en door Quion betwiste financiële gegevens van [eisers] niet vaststellen of er sprake is geweest van overkreditering.
Wel blijkt daaruit dat een overkreditering nooit meer kan hebben bedragen dan het verschil tussen de door Quion verstrekte lening van € 540.000,- en de al bestaande hypothecaire lening van € 468.951,60, een bedrag van € 71.048,40.
Om te kunnen vaststellen of er sprake was van overkreditering en zo ja, in welke mate, zal de rechtbank [eisers] in de gelegenheid stellen om de voor een hernieuwde beoordeling van hun kredietwaardigheid in 2008 vereiste financiële gegevens in het geding te brengen, waaronder in elk geval de aanslagen inkomstenbelasting over 2004-2007 en de jaarcijfers van de de besloten vennootschappen Top Management Drunen BV en [eiser 1] Stamrecht BV over de jaren 2004 tot en met 2007.
Quion zal daarop kunnen reageren door (met berekeningen onderbouwd) inzichtelijk te maken of zij, met toepassing van haar eigen acceptatienormen en de gedragscode van destijds de aanvraag zou hebben geaccepteerd en zo ja, tot welk bedrag. Zo nodig zal de rechtbank daarna een deskundige benoemen.
7.6.
Zou komen vast staan dat er sprake is geweest van overkreditering, dan vormt de door
[eisers] betaalde rente over het bewuste bedrag schade en is er sprake van onrechtmatig handelen van Quion jegens [eisers]
Wat die eventuele schade betreft is dan aan de orde het beroep van Quion op eigen schuld van [eisers]
hebben in de Eigen Verklaring onjuiste informatie verstrekt door niet te vermelden dat [eiser 1] een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving. De eventuele schade is mede het gevolg van die onjuiste opgave, die aan hen kan worden toegerekend.
Zij kunnen zich niet met succes beroepen op een verplichting van Quion om na te gaan of zij de Eigen Verklaring wel goed hadden begrepen en of zij de gegevens wel goed hadden ingevuld. De Eigen Verklaring is een zeer overzichtelijk formulier, dat één A4 beslaat. Voor het opgeven van een uitkering is ruimte op dat formulier (bij “soort inkomen”, en bij “overig”), die onbenut is gebleven. De tekst daarvan geeft geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte dat de daar in te vullen inkomensgegevens ook de verwachte/geprognosticeerde gegevens mogen zijn en [eiser 1] heeft dat op het formulier ook niet vermeld. De rechtbank acht hen verantwoordelijk voor het verstrekken van de onjuiste informatie. Quion mocht hen daaraan ook houden.
De eventuele schade zal de rechtbank in dat geval met toepassing van artikel 6:101 BW over
[eisers] en Quion verdelen, waarbij de vergoedingsplicht voor Quion wordt verminderd met 75%.
7.7.
Nu Quion zich bereid heeft verklaard de rente over de periode van 1 december 2015 tot en met 30 november 2018 op 3% per jaar te stellen is voor de omvang van de door
[eisers] gestelde schade nog in geschil de betaalde rente over het bedrag van een eventuele overkreditering over de periode van 11 augustus 2008 tot en met 30 november 2012, 1 december 2012 tot en met 30 november 2015 en de te betalen rente vanaf
1 december 2018.
in reconventie
7.8.
In afwachting van de nadere gegevens in conventie kan de rechtbank nog niet oordelen over de reconventionele vordering, omdat die gegevens ook voor die vordering relevant zouden kunnen zijn In elk geval zal bij de beoordeling betrokken worden het huidige standpunt van Q, dat de boetes niet verschuldigd zijn en dat de rente over de periode van
1 december 2015 tot 1 december 2018 op 3% kan worden gesteld.
7.9.
In conventie en in reconventie zal iedere (verdere) beslissing worden aangehouden.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
verwijst de zaak naar de rol van 17 oktober 2018 voor het nemen van een nadere conclusie door [eisers] als bedoeld onder 7.5;
bepaalt dat Quion daarop kan antwoorden als bedoeld onder 7.5;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2018.
2632