ECLI:NL:RBROT:2018:8306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
AWB-18_4903
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering gedetineerde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een gedetineerde verzoeker. Verzoeker had op 10 april 2018 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel heeft deze aanvraag op 10 augustus 2018 afgewezen. Tevens heeft de gemeente de aan verzoeker verleende voorschotten van in totaal € 1.780,- teruggevorderd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij tijdens de bezwaarprocedure betalingen ter hoogte van de bijstandsnorm zou ontvangen.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2018 heeft de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat verzoeker gedetineerd is en naar verwachting op 24 oktober 2018 vrij zal komen. De gemachtigde stelde dat verzoeker, zonder inkomen, het risico loopt zijn woning kwijt te raken, wat een spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening zou rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoeker, nu hij gedetineerd is, op dat moment geen recht op bijstandsuitkering kan hebben, conform artikel 13 van de Participatiewet. Hierdoor kon het verzoek om een voorlopige voorziening niet worden toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de mogelijkheid open gelaten voor verzoeker om na zijn detentie een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 4
zaaknummer: ROT 18/4903
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker],

gemachtigde: mr. G.H. Amstelveen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel, verweerder,
gemachtigde: M. Cavlak.

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen. Daarbij heeft verweerder de aan verzoeker verleende voorschotten van in totaal € 1.780,- teruggevorderd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat aan verzoeker hangende de bezwaarprocedure betalingen ter hoogte van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm zullen worden gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op 10 april 2018 een bijstandsuitkering aangevraagd.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf heeft binnen de gemeente Capelle aan den IJssel. Om die reden kan hem geen bijstand worden gegeven.
3. Verzoeker betwist dat hij op een ander adres verblijft dan het aan verweerder bij de aanvraag opgegeven adres.
4. Bij brief van 1 oktober 2018 heeft verzoekers gemachtigde de voorzieningenrechter ervan in kennis gesteld dat verzoeker is gedetineerd. Ter zitting heeft zijn gemachtigde medegedeeld dat verzoeker naar verwachting op 24 oktober 2018 vrij zal komen en gesteld dat, als verzoeker niet beschikt over een inkomen, de kans groot is dat hij zijn woning kwijt zal raken. Dit maakt volgens de gemachtigde dat verzoeker nog steeds een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
5. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw bepaalt dat degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht op bijstand heeft. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker, nu hij gedetineerd is, op dit moment geen recht op een bijstandsuitkering kan hebben. Verzoeker kan met het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet bereiken dat er een voorschot op zijn bijstandsuitkering wordt toegewezen, zodat het verzoek wordt afgewezen.
7. Desgewenst kan verzoeker na zijn detentie een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening doen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 8 oktober 2018.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.