ECLI:NL:RBROT:2018:840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
6277633 CV EXPL 17-6333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. Weusten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand krediet met betrekking tot precontractuele informatie en finale kwijting

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Defam B.V. en een gedaagde. Defam B.V. vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 9.025,86, vermeerderd met rente, op basis van een kredietovereenkomst die in 2006 was gesloten. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat Defam niet had voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 7:60 BW, wat zou leiden tot een oneerlijke handelspraktijk. De gedaagde stelde ook dat hij finale kwijting had ontvangen na een betaling van € 5.000,-, maar Defam betwistte dit en stelde dat de kwijting alleen aan de medeverplichtte was verleend.

De rechtbank beoordeelde het verweer van de gedaagde en oordeelde dat het verweer niet kon slagen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij niet gehouden was aan de overeenkomst en dat de vordering van Defam terecht was. De rechtbank wees de vordering toe en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het kader van de eerste aanleg en was uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 6277633 CV EXPL 17-6333
uitspraak: 18 januari 2018

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Defam B.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres,
gemachtigde: Schuman Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen

[gedaagde],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. van Riel.
Partijen worden hierna aangeduid als Defam en [gedaagde].

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 25 augustus 2017, met producties;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van deze rechtbank van 12 oktober 2017 waarin een comparitie van partijen is gelast;
de akte overlegging producties namens Defam, met producties;
de aantekeningen van de op 13 november 2017 gehouden comparitie van partijen;
de akte uitlating namens Defam, met productie;
de akte uitlating voortzetting c.q. doorhaling procedure namens [gedaagde].

Omschrijving van het geschil

1. De feiten

1.1
Defam Totaal B.V. heeft op 22 november 2006 een (doorlopende) kredietovereenkomst met [gedaagde] en mevrouw [N.] gesloten. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Defam Totaal B.V. van toepassing.
1.2
De rechtsopvolgster van Defam Totaal B.V., Advance Finance B.V. heeft haar vorderingen gecedeerd aan Defam.
1.3
Conform de algemene voorwaarden is het gehele saldo aan openstaand krediet in zijn geheel opeisbaar geworden.
1.4
[N.] heeft via Takar Coaching in 2016 een bedrag van € 5.000,- betaald aan Defam waarna Defam haar finale kwijting heeft verleend.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
Defam vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 9.025,86, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,6% per maand, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens artikel 35 WCK, vanaf 17 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder rente.
2.2
Defam legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn (terug)betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Naast een hoofdsom van € 9.817,50 vordert Defam een bedrag van € 5.208,36 aan verschenen rente over de periode van 16 oktober 2013 tot 17 augustus 2017. Hierop moet een bedrag van € 6.000,- in mindering gebracht te worden.
2.3
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Defam heeft destijds niet voldaan aan de informatieplicht van artikel 7:60 BW zodat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Daarnaast heeft Defam niet voldaan aan haar substantiëringsplicht. Hij betwist de gestelde overeenkomst niet, maar wel dat hij een (terug)betalingsverplichting heeft. Verder voldoet de rentevordering niet aan de vereisten van de WCK.

Beoordeling van het geschil

3.1
Het verweer van [gedaagde] dat de vordering moet worden afgewezen vanwege het verzaken door Defam van de substantiëringsplicht van artikel 111 Rv wordt verworpen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn door Defam bij akte producties in het geding gebracht van een mutatieoverzicht van het openstaande saldo en een renteberekening. Een -eventuele- nietigheid is hierdoor gedekt. Tevens is [gedaagde] door het overleggen van genoemde producties niet langer onredelijk in zijn belangen geschaad.
3.2
Artikel 7:60 BW bevat regels voor het verschaffen van precontractuele informatie bij kredietovereenkomsten. Dit artikel maakt deel uit van de Wet van 19 mei 2011 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dat, net als de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66), op 23 november 2011 in werking is getreden en geen overgangsregeling kent. Ten tijde van het sluiten van onderhavige overeenkomst in 2006 was artikel 7:60 BW dus nog niet van toepassing.
3.3
[gedaagde] betwist dat hij gehouden is de overeenkomst na te komen. Niet [N.] maar hij heeft het bedrag van € 5.000,- voldaan zodat hem finale kwijting is verleend en niet [N.], aldus [gedaagde].
Door Defam is in dit verband gewezen op de correspondentie met Takar Coaching. In de brieven wordt duidelijk vernoemd dat de regeling alleen geldt voor [N.]. In haar brief van 10 augustus 2016 aan Takar Coaching bevestigt Defam de ontvangst van de laatste deelbetaling van [N.] en het verlenen van de finale kwijting aan haar. Verder refereert zij in die brief aan een telefonisch onderhoud op 3 augustus 2016 en vraagt Takar Coaching of zij ook de belangen van [gedaagde] behartigt. Ter zitting is namens Defam gesteld dat het voorstel tegen finale kwijting van € 5.000,- is gebaseerd uitsluitend op de financiële gegevens van [N.]. Zou er destijds een kwijtingsvoorstel van € 5.000,- gedaan zijn namens [gedaagde] en [N.] dan zou Defam daar niet akkoord meegegaan zijn zonder inzage te hebben gehad in de financiële gegevens van [gedaagde]. Voor zover Takar Coaching de belangen van [gedaagde] onvoldoende heeft behartigd, kan dit Defam niet tegengeworpen worden, aldus Defam.
[gedaagde] heeft geen andere concrete en specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn verweer, anders dan dat Takar Coaching aan hem telefonisch heeft toegegeven dat er een fout is gemaakt. Nu een dergelijke fout -voor zover juist- slechts de verhouding tussen [gedaagde] en Takar Coaching raakt en niet die tussen Defam en [gedaagde] wordt aan het verweer van [gedaagde] voorbijgegaan.
De gevorderde hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
3.4
Op basis van de overeenkomst is [gedaagde] -naast de maandelijks te betalen termijnen- over het openstaande saldo een rente verschuldigd van thans 1,16% per maand (de krediet-vergoeding), welk rentepercentage voldoet aan de wettelijke criteria daarvoor. De gevorderde rente zal eveneens worden toegewezen.
3.5
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Defam bepaald op € 101,05 aan dagvaardingskosten, € 470,- aan vast recht en € 500,- aan salaris voor de gemachtigde. Genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening, indien [gedaagde] deze bedragen niet binnen de genoemde termijn voldoet.

De beslissing

De kantonrechter,
veroordeelt [gedaagde] om aan Defam tegen kwijting te betalen € 9.025,86, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding van 1,16% per maand welke het maximum dat krachtens de WCK toegestane niet te boven gaat vanaf 17 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Defam vastgesteld op € 571,05 aan verschotten en € 500,- aan salaris voor de gemachtigde, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening, indien [gedaagde] deze bedragen niet binnen de genoemde termijn voldoet;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.P.M. Weusten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745