ECLI:NL:RBROT:2018:8562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
C/10/544975 / HA ZA 18-168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractsoverneming van mondeling gesloten (duur)overeenkomst en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Verbo Transport B.V. en Kuehne + Nagel N.V. over de rechtsgeldigheid van een contractsoverneming van een mondeling gesloten duurovereenkomst. Verbo Transport vorderde betaling van schadevergoeding van K+N, stellende dat K+N toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door deze op 14 oktober 2015 op te zeggen zonder zwaarwegende grond en zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige contractsoverneming heeft plaatsgevonden van de duurovereenkomst van Verbo Transport v.o.f. naar Verbo Transport B.V. De rechtbank oordeelde dat de vereisten van artikel 6:159 BW niet waren nageleefd, waardoor de vorderingen van Verbo Transport zijn afgewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de lange samenwerking tussen partijen niet automatisch leidt tot de conclusie dat er een duurovereenkomst bestond. Verbo Transport werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van K+N, die zijn begroot op € 10.368,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/544975 / HA ZA 18-168
Vonnis van 17 oktober 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERBO TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep,
eiseres,
advocaat mr. D.W. Giltay Veth te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
tegen
de naamloze vennootschap
KUEHNE + NAGEL N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Verbo Transport en K+N genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 februari 2018, met producties 1 tot en met 11 (waaronder zich vele subproducties bevinden):
  • de conclusie van antwoord, met producties 1-4;
  • de brief van 13 juni 2018 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de brief van de advocaat van Verbo Transport van 28 juni 2018, met producties 15, 16, 17, 18, 19 en 20;
  • de pleitaantekeningen van de advocaten van Verbo Transport en K+N;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2018;
  • het faxbericht van de advocaat van Verbo Transport van 28 augustus 2018 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de brief van de advocaat van K+N van 9 september 2018 met opmerkingen over het proces-verbaal.
Producties 12 tot en met 14 van Verbo Transport bestaan niet, zo is tijdens de comparitiezitting gebleken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verbo Transport, dat is opgericht op 23 januari 2015, drijft een onderneming die zich bezighoudt met goederenvervoer over de weg en andere soorten logistieke dienstverlening.
2.2.
Verbo Transport heeft op 1 februari 2015 bepaalde activa overgenomen uit de failliete boedel van de vennootschap onder firma Verbo Transport v.o.f.
2.3.
Op 30 juni 2015 is Verbo Transport v.o.f. in staat van faillissement verklaard.
2.4.
K+N drijft een onderneming die zich bezighoudt met expeditie. Voorheen schakelde zij onder andere Verbo Transport v.o.f. dagelijks in voor het verzorgen van meerdere transporten van Schiphol naar diverse locaties in met name Nederland. Na 1 februari 2015 heeft zij onder andere Verbo Transport voor die dagelijkse transporten ingeschakeld.
2.5.
K+N heeft in een gesprek met Verbo Transport op 14 oktober 2015 medegedeeld dat zij vanaf 1 januari 2016 geen vervoersopdrachten meer zou verstrekken aan Verbo Transport. Vervolgens zijn partijen in nader overleg getreden, waarna K+N het voorstel heeft gedaan tot een geleidelijke afbouw van de diensten van Verbo Transport over een periode tot en met december 2016 (hierna: de afbouwregeling). De afbouwregeling is per e-mail van 16 december 2015 door K+N aan Verbo Transport toegestuurd.
2.6.
Verbo Transport heeft bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding tegen K+N aanhangig gemaakt (zaaknummer C/10/496821/ KG ZA 16-255), waarin zij - kort samengevat - nakoming van de duurovereenkomst tussen partijen vorderde. Bij het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 12 april 2016 heeft de voorzieningenrechter de vordering van Verbo Transport afgewezen.
2.7.
K+N heeft vanaf 15 april 2016 Verbo Transport niet meer op ritten ingedeeld.
2.8.
Vervolgens heeft Verbo Transport bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank opnieuw een kort geding tegen K+N aanhangig gemaakt (zaaknummer C/10/499951/ KG ZA 16-439) en daarin – samengevat – nakoming gevorderd van de tussen partijen gesloten overeenkomst gedurende de periode tot en met 31 december 2016, inhoudende dat K+N conform de tussen partijen geldende afspraken Verbo Transport zal inplannen voor gemiddeld vijf diensten per dag op de doordeweekse dagen en gemiddeld twee diensten per dag in het weekend. Bij vonnis van 14 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter – samengevat – K+N tot nakoming van de afbouwregeling vanaf de datum van het tweede kortgedingvonnis veroordeeld.

3.Het geschil

3.1.
Verbo Transport vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
voor recht verklaart dat de opzegging door K+N op 14 oktober 2015 van de tussen haar en Verbo Transport bestaande duurovereenkomst wegens het ontberen van een (zwaarwegende) grond niet rechtsgeldig is geweest en K+N daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande duurovereenkomst;
K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan Verbo Transport van haar schade ten bedrage van € 1.385.000,--, exclusief 21% BTW, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan Verbo Transport van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder 2 vastgestelde bedrag vanaf 14 oktober 2015, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele voldoening,
Subsidiair:
voor recht verklaart dat de opzegging door K+N van de tussen haar en Verbo Transport bestaande duurovereenkomst op 14 oktober 2015 eerst tegen 1 januari 2016 een zwaarwegende grond ontbeert, althans dat bij de opzegging niet een redelijke opzegtermijn in acht is genomen en dat K+N daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de duurovereenkomst, waardoor K+N schadeplichtig is geworden jegens Verbo Transport, en de redelijke opzegtermijn vaststelt op minimaal twee jaar, vanaf 1 januari 2016, dan wel op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan Verbo Transport van de door Verbo Transport geleden schade als gevolg van de door K+N zonder zwaarwegende grond gedane opzegging, ten bedrage van € 1.385.000,--, exclusief 21% BTW, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
4. K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan Verbo Transport van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder 2 vastgestelde bedrag vanaf 14 oktober 2015, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele voldoening,
Primair en subsidiair:
voor recht verklaart dat K+N aansprakelijk is voor de door Verbo Transport geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de duurovereenkomst betreffende export, zoals nader omschreven onder randnummer 6.1. e.v. van de dagvaarding, welke schade nader dient te worden begroot en te worden vastgesteld bij staat;
K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot vergoeding van de door Verbo Transport buiten rechte gemaakte advocaatkosten, primair begroot op
€ 10.000,--, subsidiair op € 6.775,--, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
K+N veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan Verbo Transport van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder 2. gevorderde bedrag vanaf 14 oktober 2015, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele voldoening;
K+N veroordeelt in de proceskosten binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
K+N veroordeelt in de nakosten.
3.2.
Hieraan legt Verbo Transport – kort samengevat – de volgende stellingen ten grondslag:
  • In januari 2011 is K+N een duurovereenkomst aangegaan met Verbo Transport v.o.f. met betrekking tot de hiervoor onder 2.4 genoemde door K+N opgedragen vervoerwerkzaamheden;
  • Per 1 februari 2015 heeft Verbo Transport deze overeenkomst overgenomen van Verbo Transport v.o.f. (contractsoverneming);
  • K+N is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit deze duurovereenkomst door de wijze waarop zij deze overeenkomst op 14 oktober 2015 heeft opgezegd; K+N heeft de overeenkomst namelijk opgezegd zonder vooraankondiging en zonder zwaarwegende gronden, althans deze overeenkomst opgezegd zonder inachtneming van de toepasselijke opzegtermijn van ten minste twee jaar;
  • Verbo Transport was voor haar omzet volledig van K+N afhankelijk;
  • K+N is dan ook jegens Verbo Transport aansprakelijk voor de schade die laatstgenoemde door deze opzegging heeft geleden;
  • Deze schade bedraagt ten minste € 1.385.000,--;
  • In het verlengde van wat hierboven is gesteld over het bestaan van een duurovereenkomst is Verbo Transport van mening dat ook sprake is geweest van een (duur)overeenkomst voor onbepaalde tijd inzake exportdiensten; Verbo Transport is daarbij per 1 februari 2015 in de plaats getreden van Verbo Transport v.o.f. in de zin van artikel 6:159 BW; de aan Verbo Transport toegezegde exportdiensten betroffen een lange-termijnopdracht van twee tot vier diensten per doordeweekse dag vanaf 1 maart 2015; Verbo Transport heeft om die reden twee vrachtwagens van Verbo Transport v.o.f. overgenomen om deze (duur)overeenkomst naar behoren te kunnen nakomen; uiteindelijk is er slechts drie dagen (slechts één dienst per dag) gereden, te weten op 4, 5 en 6 maart 2015.
3.3.
K+N voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Verbo Transport in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.4.
Hiertoe betwist K+N dat zij destijds met Verbo Transport v.o.f. een duurovereenkomst is aangegaan, dat Verbo Transport deze overeenkomst heeft overgenomen van Verbo Transport v.o.f., dat zij toerekenbaar tekort is geschoten door de wijze waarop zij heeft opgezegd en dat Verbo Transport door deze opzegging schade heeft geleden voor een bedrag van ten minste € 1.385.000,--. Voor het geval enige vordering van Verbo Transport wordt toegewezen, maakt K+N bezwaar tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de vorderingen van Verbo Transport ligt de stelling ten grondslag dat op 14 oktober 2015 sprake was van een duurovereenkomst tussen K+N en Verbo Transport en dat K+N deze duurovereenkomst niet met onmiddellijke ingang op die dag mocht beëindigen. Dit is door K+N betwist. Volgens K+N (vloeiden haar opdrachten niet voort uit een reeds bestaande contractuele relatie en) is steeds als gevolg van een nieuwe opdracht van haar een aparte overeenkomst tot stand gekomen en was er dus op 14 oktober 2015 geen sprake van een duurovereenkomst tussen haar en Verbo Transport.
4.2.
Voor zover tussen K+N en Verbo Transport v.o.f. dan wel tussen K+N en Verbo Transport een duurovereenkomst heeft bestaan, is niet in geschil (i) dat dit een mondeling gesloten duurovereenkomst is geweest en (ii) dat deze mondeling gesloten duurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
4.3.
Artikel 6:159 lid 1 BW houdt de volgende totstandkomingsvereisten in voor contractsoverneming:
Een partij bij een overeenkomst kan haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
Dit vereiste van een akte is een dwingendrechtelijk vereiste. De strekking van dit vereiste is rechtszekerheid. Voor zover de vereisten van artikel 6:159 lid 1 BW betrekking hebben op overneming van een mondeling gesloten overeenkomst, dient in de door artikel 6:159 lid 1 BW genoemde akte op een of andere wijze te worden verwezen naar de mondelinge aard van de over te nemen overeenkomst (en andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de individualisering van deze overeenkomst), zo volgt uit het in artikel 6:159 lid 1 BW op grond van artikel 6:227 BW besloten liggende bepaalbaarheidsvereiste. Dat er een akte is opgemaakt tussen Verbo Transport v.o.f. (als de overdragende partij) en Verbo Transport (als de derde) waarin op de een of andere wijze is verwezen naar de mondelinge aard van de over te nemen duurovereenkomst tussen Verbo Transport v.o.f en K+N, althans dat zowel K+N als Verbo Transport die verwijzing desondanks in de akte heeft gelezen, is door Verbo Transport niet concreet gemaakt. Het standpunt van de advocaat van Verbo Transport op de comparitiezitting dat voldoende is voor een akte de als productie 4c-1 van Verbo Transport in het geding gebrachte e-mail van 11 februari 2015 om 15:23 uur van K+N aan Verbo Transport, waarin staat “Van mijn collega heb ik vernomen dat de gegevens van Verbo Transport veranderd zijn. Hierom het verzoek om bijgaand formulier in te vullen en te (laten) tekenen”, tezamen met de als productie 4c-2 van Verbo Transport in het geding gebrachte e-mail van 12 februari 2015 om 10:58 uur van Verbo Transport aan K+N, waarmee eerstgenoemde mail zou zijn geretourneerd, wordt door de rechtbank niet gedeeld. Ook productie 18 van Verbo Transport levert geen akte in de hiervoor bedoelde zin op. De advocaat van Verbo Transport heeft in zijn hiervoor onder 1.1 genoemde faxbericht van 28 augustus 2018 de rechtbank nog verzocht het proces-verbaal van de comparitiezitting aan te vullen met de zinsnede “de schriftelijke overeenkomst tussen Walter/Duivenvoorde en de vof, betreft wel de akte in deze, namelijk tussen de Verbo Transport (i.o.) en de vof”. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat deze zinsnede dan wel woorden van gelijke strekking niet is(zijn) uitgesproken op de comparitiezitting. Deze nieuwe stelling van Verbo Transport in dit faxbericht over een schriftelijke overeenkomst tussen Verbo Transport en Verbo Transport v.o.f. heeft Verbo Transport op een te laat tijdstip in deze zaak ingenomen, zodat de rechtbank aan deze stelling verder voorbij gaat. Anders dan Verbo Transport lijkt te menen, is de rechtbank ook niet gebleken dat er een akte geweest is die door de curator van Verbo Transport v.o.f. is bekrachtigd(geaccordeerd).
4.4.
Voor zover Verbo Transport v.o.f. destijds al een duurovereenkomst – een mondelinge duurovereenkomst derhalve – is aangegaan met K+N, moet dan ook worden geconcludeerd dat deze duurovereenkomst niet rechtsgeldig is overgegaan op Verbo Transport. Daarmee moeten de vorderingen van Verbo Transport die zijn gebaseerd op een andere duurovereenkomst met K+N dan die inzake exportdiensten worden afgewezen. Dat Verbo Transport aan haar vorderingen subsidiair, namelijk voor het geval geen sprake is geweest van een rechtsgeldige contractsoverneming, nog de stelling ten grondslag heeft gelegd dat Verbo Transport zélf ook een duurovereenkomst met K+N is aangegaan, is de rechtbank niet gebleken, integendeel zelfs. In randnummer 3.24 van de dagvaarding stelt Verbo Transport dat de duurovereenkomst tussen partijen “op zijn laatst is ontstaan aanvang 2011 tussen Verbo Transport (VOF) en Kuehne”. In dit standpunt van Verbo Transport is (vervolgens in deze zaak) geen wijziging opgetreden, zo volgt uit haar processtukken, dus ook niet nadat de voorzieningenrechter zich in zijn hiervoor onder 2.6 genoemde kortgedingvonnis van 12 april 2016 nog de vraag had gesteld of na de gestelde contractsoverneming alsnog een duurovereenkomst tussen Verbo Transport en K+N was ontstaan en die vraag ontkennend had beantwoord omdat de samenwerking tussen deze partijen slechts zeer recent was aangevangen.
4.5.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt.
De lange en intensieve samenwerking die heeft bestaan tussen enerzijds K+N en anderzijds achtereenvolgens Verbo Transport v.o.f. en Verbo Transport zou op zichzelf kunnen wijzen op een duurovereenkomst. Voor zover wél sprake was geweest van een rechtsgeldige akte in de zin van artikel 6:159 BW, komt de tussen partijen afgesproken afbouwregeling de rechtbank echter niet onredelijk voor, wanneer in aanmerking wordt genomen dat het er sterk op lijkt dat het Verbo (Transport) bekend was dat K+N en haar rechtsvoorgangster Van de Put zich niet wilden binden aan een vaste inzet van Verbo Transport (v.o.f./B.V.).
4.6.
Daarmee komt de rechtbank toe aan het geschil tussen partijen over een (duur)overeenkomst voor onbepaalde tijd inzake exportdiensten.
4.7.
De hiervoor onder 3.2 door Verbo Transport genoemde toezegging van K+N inzake exportdiensten is door Verbo Transport, die hiervan overeenkomstig artikel 150 Rv de stelplicht heeft, op geen enkele wijze concreet gemaakt. De rechtbank kan dat niet afleiden uit de op de zitting aangeduide stukken. Die stukken maken slechts duidelijk dat er tussen partijen over exportdiensten gesproken is. Bovendien heeft Verbo Transport ten aanzien van deze toezegging geen voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan. Deze toezegging is dus niet komen vast te staan, zodat ook de hierop gebaseerde vordering inzake exportdiensten zal worden afgewezen.
4.8.
Daarmee is de grond ontvallen aan alle vorderingen van Verbo Transport.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Verbo Transport in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van K+N worden tot deze uitspraak begroot op:
griffierecht € 3.946,00
salaris advocaat € 6.422,00 (twee punten in liquidatietarief VIII)totaal € 10.368,00.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Verbo Transport in de proceskosten, die tot deze uitspraak aan de zijde van K+N zijn begroot op € 10.368,00;
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018.
901/32