ECLI:NL:RBROT:2018:8709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
5904154 \ CV EXPL 17-13541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder bij aanwezigheid van asbest in gehuurde woning

In deze zaak vorderde de eiser, een huurder, schadevergoeding van de verhuurder, Stichting Maasdelta Groep, wegens de aanwezigheid van asbest in de gehuurde woning. De huurder had sinds 2005 een etagewoning gehuurd in een pand dat in het verleden was verbouwd en waar asbesthoudende materialen waren aangetroffen. De huurder stelde dat de verhuurder niet als een goed verhuurder had gehandeld door onvoldoende onderzoek te doen naar de aanwezigheid van asbest en door niet tijdig te saneren. De verhuurder betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de asbestverontreiniging niet aan haar kon worden toegerekend, aangezien deze was ontstaan door een brand in een aangrenzend pand. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder aansprakelijk was voor de schade die de huurder had geleden als gevolg van de blootstelling aan asbest. De rechter concludeerde dat de verhuurder had nagelaten om adequaat onderzoek te doen naar de aanwezigheid van asbest na de brand in 2009 en dat de huurder daardoor in gevaar was gebracht. De vordering van de huurder tot schadevergoeding werd toegewezen, met uitzondering van de reeds vergoede schade.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5904154 / CV EXPL 17-13541
uitspraak: 19 oktober 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 5 april 2017,
gemachtigde: mr. B. van Dam, SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
tegen
de stichting Stichting Maasdelta Groep (MGD), tevens handelend onder de naam Maasdelta Hellevoetsluis (MDH),
woonplaats: Spijkenisse,
gedaagde,
gemachtigde mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] respectievelijk Maasdelta.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 6 juli 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 26 september 2017 gehouden comparitie van partijen;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte van uitlatingen aan de zijde van [eiser];de door partijen overgelegde producties.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiser] huurt sinds 2 december 2005 van Maasdelta een etagewoning aan de [straat-en plaatsnaam] (verder ook te noemen: het gehuurde).
2.2
Het gehuurde bevindt zich in [een Rijksmonument]. Het pand heeft diverse functies gehad en is in eind jaren zeventig/begin jaren tachtig van de vorige eeuw in opdracht van de gemeente Hellevoetsluis - de toenmalige eigenaar - verbouwd tot appartementen. De wanden en plafonds van de wooneenheden zijn destijds voorzien van asbesthoudende platen, afgedekt met gipsplaten.
2.3
De rechtsvoorganger van Maasdelta, de Christelijke Woningbouwvereniging, heeft het pand in 1995 van de gemeente Hellevoetsluis gekocht.
2.4
Op 25 januari 2005 heeft Search Milieu B.V. in opdracht van Maasdelta onderzoek verricht naar de aanwezigheid van asbest in onder andere het gehuurde. Dit rapport (waarvan bijlage II niet is overgelegd) vermeldt - verkort weergegeven en voor zover van belang - dat Maasdelta geen informatie over het gebouw, zoals bouwtekeningen en bestekken ter beschikking had, waardoor een historisch onderzoek niet mogelijk was. Bij de inspectie van het gehuurde zijn geen asbesttoepassingen aangetroffen. Er is geen destructief onderzoek verricht en Search Milieu B.V. garandeert niet dat bij sloop of andere ingrijpende werkzaamheden geen verborgen asbesthoudende materialen blootgelegd kunnen worden.
2.5
Bij de aanvang van de huurovereenkomst in 2005 is er in opdracht van Maasdelta in het gehuurde een nieuwe keuken geïnstalleerd.
2.6
In 2009 is een grote brand uitgebroken in het aangrenzende pand ([naastgelegen pand]). Door de bluswerkzaamheden is waterschade ontstaan aan het [Rijksmonument], waarin het gehuurde zich bevindt. In diverse appartementen, waaronder de door [eiser] gehuurde woning, dienden de woningscheidende wanden en de plafonds vervangen te worden, omdat deze verzadigd waren door het bluswater. In de gehuurde woning van [eiser] zijn het plafond in de gang (kruipzolder/bergvliering) en de tussenwanden van de slaapkamer en van de douche en het toilet verwijderd en afgevoerd.
2.7
In januari 2010 heeft Nomacon B.V. (verder: Nomacon) in opdracht van Maasdelta een asbestinventarisatie gemaakt in het [Rijksmonument], onder meer in het gehuurde. In haar rapport van 26 januari 2010 constateert Nomacon dat in de plafondbeplating van de badkamer in het gehuurde geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen. Het rapport vermeldt, voor zover relevant:
(…) in de volgende monsters is na analyse geen asbest aangetroffen;
 M1 – plafondbeplating boven badkamer van woning nummer 8d (…)
Het is zeer waarschijnlijk dat ook in de overige niet onderzochte woningen asbesthoudende beplating boven de gipsplafonds is aangebracht.
Er is geen grof destructief onderzoek uitgevoerd, bij de gehele sloop van het pand, of bij het renoveren van de nog niet onderzochte woningen is dan ook een aanvullend onderzoek noodzakelijk (type B onderzoek). (…)
 Geen tekening aanwezig van woning 8d, beperkt onderzoek in uitsluitend de badkamer, geen asbest aangetroffen (zie monster M1).
2.8
In 2013 heeft Maasdelta aan IOB Hellevoetsluis (verder: IOB) opdracht gegeven tot het opstellen van een plan van aanpak van de brandveiligheid en de veiligheid met betrekking tot eventueel asbesthoudende materialen in (onder meer) het [Rijksmonument]. In haar rapport van 4 maart 2013 vermeldt IOB onder meer het volgende:
Samenvatting m.b.t. asbesthoudende materialen voorgebouw
Zoals uit het plan van aanpak blijkt, is het zeer aannemelijk dat in de woningscheidende wanden en plafonds van huisnummers (…) 8d (…) nog asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Wij adviseren derhalve voor de genoemde woningen een volledige asbestinventarisatie te laten uitvoeren.
2.9
In december 2013 heeft het door Maasdelta ingeschakelde bureau BK Asbest B.V. (verder: BK Asbest) een luchtmeting en een stofmeting in (onder meer) het gehuurde laten uitvoeren. BK Asbest vermeldt in haar rapport ‘Risicobeoordeling actuele blootstelling aan asbest via de lucht (…) woningcomplex [straat-en plaatsnaam]” van 7 januari 2014 onder meer het volgende:
Conclusie: (…) De streefwaarde voor asbest in de lucht in de onderzochte ruimten (dertien woningen) wordt niet overschreden. De streefwaarde voor asbest is gelijkgesteld aan het Verwaarloosbaar Risico. Er bestaat geen actueel blootstellingsrisico aan asbest.
In het stof van alle dertien woningen is geen asbest aangetoond. Er is geen sprake van een potentieel blootstellingsrisico bij het betreden van de onderzochte woningen.
2.1
In maart 2014 heeft met de bewoners van het [Rijksmonument] een bespreking plaatsgevonden waarin informatie is verstrekt over de brandveiligheid en de asbestsanering. Aan alle bewoners is medegedeeld dat niet in de wanden geboord mocht worden totdat een beheersplan zou zijn opgesteld door Maasdelta en de sanering zou hebben plaatsgevonden.
2.11
Maasdelta heeft aan Van Santen Advies (verder: Van Santen) opdracht gegeven tot het vervaardigen van een rapportage asbestinventarisatie. In de ‘Rapportage Asbestinventarisatie [straat-en plaatsnaam]’ van 25 september 2015 concludeert Van Santen - verkort weergegeven - het volgende:
Uit het onderzoek blijkt dat het bouwwerk asbestbronnen bevat. (…)
Diverse plafonds t.p.v. de woning scheidende vloeren in de gang, slaapkamers, woonkamer, boven de kasten en meterkast, woning 8d, ca. 68 m2, hechtgebonden: nee, monsteranalyse resultaat: (…) Chrysotiel 2-5% Amosiet 10-15% (…)
Kruipgedeelte boven verlaagd plafond gang en boven het verlaagd plafond van de kasten/meterkast woning 8d, ca. 10 m2, hechtgebonden: nee. Monster analyse resultaat: (…) Chrysotiel (aanwezig) Amosiet (aanwezig). (…)
Aanbeveling:
 Geadviseerd wordt om het kruipgedeelte boven de gang en de ruimte boven het verlaagde plafond van de kasten/meterkasten gesloten te houden in verband met de aanwezige asbestverontreiniging. Deze ruimte worden als verontreinigd aangemerkt, inclusief de aanwezige inventaris/huisraad.
 De asbestverontreiniging beperkt zich tot het kruipgedeelte van de gang en boven het plafond van de meterkasten/kasten.
 Geadviseerd wordt om de asbestverontreiniging en de asbesthoudende plafondbeplating ter plaatse van het plafond boven de gang en boven de kasten/meterkasten zo spoedig mogelijk te saneren.
2.12
Sanitas Milieukundig Adviesbureau B.V. (verder: Sanitas) heeft in opdracht van [eiser] een asbestinventarisatie uitgevoerd. In haar rapport van 16 september 2016 concludeert Sanitas het volgende:
Op de kruipzolder is asbesthoudende plafondbeplating (M-001) en niet asbesthoudende plafondbeplating (M-002) aangetroffen. De asbesthoudende plafondbeplating (M-001) betreft een niet hechtgebonden, licht beschadigde, asbesthoudende toepassing. (…)
De conclusie van het uitgevoerde NEN2991 lucht-risicobeoordelingsonderzoek is dat zich een potentieel risico bevindt in de kleine ruimte grenzend aan de kruipzolder. Op (SEM) kleefmonster KM-006 zijn na analyse Amosiet asbestvezels aangetoond in de categorie ++.
Geadviseerd wordt om de kleine ruimte grenzend aan de kruipzolder als asbestverontreinigd te beschouwen, de ruimte af te sluiten, niet meer te betreden en direct te laten saneren door een daarvoor gecertificeerd SC-530 bedrijf. (…)
MM01 Plafondbeplating
Het betreft een niet hechtgebonden licht beschadigde, asbesthoudende toepassing. De kans op asbestvezelemissie is, ook zonder bewerking, aanwezig. Optioneel kan ervoor gekozen worden om de asbesthoudende toepassing duurzaam bouwkundig af te laten schermen door een gecertificeerd SC-530 bedrijf.
2.13
Partijen hebben op 22/23 februari 2018 in de aanloop naar een door Maasdelta aanhangig gemaakte kort geding procedure een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij onder meer is overeengekomen dat Maasdelta aan [eiser] een vergoeding betaalt voor de schade aan de in de kruipzolder aanwezige goederen ten bedrage € 3.000,- en een vergoeding van € 1.650,- voor tijdsverlet gedurende de geplande drie dagen van de asbestsanering en voorts dat [eiser] zijn medewerking zou verlenen aan de asbestsanering aanvangend op 28 februari 2018.
2.14
Op 28 februari 2018 heeft de asbestsanering in het gehuurde plaatsgevonden. Op 2 maart 2018 is een asbestvrij-verklaring afgegeven.

3.De vordering

[eiser] heeft - verkort weergegeven - bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat Maasdelta zich jegens [eiser] niet als een goed verhuurder en/of onrechtmatig heeft gedragen en dat Maasdelta mitsdien aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg van de aanwezigheid van asbest in de gehuurde woning lijdt en heeft geleden en/of zal lijden;
Maasdelta te veroordelen aan [eiser] de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg van de aanwezigheid van asbest in de gehuurde woning lijdt en heeft geleden en/of zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Maasdelta te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis de gehuurde woning te saneren conform de adviezen als genoemd in de rapporten van Van Santen Advies van 25 september 2015 en Sanitas Milieukundig Adviesbureau BV van 29 september 2016, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag;
Maasdelta te veroordelen in de proceskosten met eventuele nakosten en wettelijke rente.
Aan haar vordering heeft [eiser] uiteindelijk - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
3.1
Gedurende de werkzaamheden in 2005 en in 2009/2010 is er in het gehuurde geboord en gezaagd op diverse locaties (in en boven de meterkast, de zolder boven de meterkast en de woningscheidende wanden in de keuken) waar later asbest is geconstateerd. [eiser] heeft - vanwege de beperkte opslagruimte in de woning - veelvuldig gebruik gemaakt van de kruipzolder/bergvliering. Doordat in de aldaar aanwezige asbesthoudende materialen is gehakt en gezaagd zijn aldaar asbestvezels vrijgekomen waaraan [eiser] is blootgesteld.
3.2
In 2005 was het reeds lang bekend dat het onbeschermd verwerken van asbesthoudend materiaal zeer schadelijk is voor de gezondheid en dat zulke werkzaamheden aan strikte regels zijn gebonden. Ter zake van de in 2005/2006 en in 2009/2010 uitgevoerde werkzaamheden is de - ook toen - geldende regelgeving veronachtzaamd en door de in opdracht van Maasdelta uitgevoerde werkzaamheden is [eiser] aan een asbestbesmettingsrisico blootgesteld. Zowel in 2005 als in 2009/2010 heeft Maasdelta geen nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van asbest in het gehuurde.
3.3
De aanwezigheid van niet hechtgebonden asbest in een gehuurde woning moet worden gekwalificeerd als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 BW. Immers, de aanwezigheid van niet hechtgebonden asbest op een dagelijks toegankelijke locatie in het gehuurde levert een risico op dagelijkse blootstelling aan asbestdeeltjes op bij een activiteit die geacht moet worden te behoren tot het normale gebruik van het gehuurde. Vanwege de aanwezigheid van dat niet hechtgebonden asbesthoudende materiaal wordt de huurder aan een zeer groot risico en - naar algemene maatstaven gemeten - onaanvaardbaar gezondheidsrisico blootgesteld. In casu is er dus reeds jaren lang sprake van een gebrek in huurrechtelijke zin. Maasdelta is als verhuurder ex artikel 7:208 BW gehouden de schade als gevolg van dit gebrek aan [eiser] te vergoeden.
3.4
Voorts is Maasdelta als bezitter van een opstal, ex artikel 6:174 BW, aansprakelijk jegens [eiser]. Immers, Maasdelta wist, althans kon en/of behoorde te weten dat er in de door [eiser] gehuurde woning asbest aanwezig was, maar Maasdelta heeft ter zake geen, althans onvoldoende, actie ondernomen.
3.5
Maasdelta is jegens [eiser] aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, bestaande uit de door asbestbesmetting verloren gegane goederen die zijn opgeslagen op de bergvliering, gezondheidsschade wegens mogelijke asbestbesmetting met de daaraan verbonden medische kosten, inkomensderving en dergelijke, alsmede immateriële schade wegens verminderde levensverwachting.
3.6
Maasdelta heeft veel te lang gewacht met de - uiteindelijk op 28 februari 2018 uitgevoerde - asbestsanering. De vertraging ter zake is niet veroorzaakt door [eiser].

4.Het verweer

Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - uiteindelijk het volgende aangevoerd.
4.1
Bij de koop van het [Rijksmonument] door de rechtsvoorganger van Maasdelta van de gemeente Hellevoetsluis in 1995 zijn geen bouwtekeningen overgelegd of op enigerlei wijze aanvullende informatie verstrekt, omdat destijds de gevaren van asbest nog niet werden onderkend. Asbest in woningen vormde toen geen algemeen bekend probleem dat onderzocht diende te worden.
4.2
Bij de werkzaamheden die in 2005 in het gehuurde hebben plaatsgevonden kan geen asbest zijn vrijgekomen. Die werkzaamheden vonden plaats in de keuken en in de meterkast en daarbij is uitsluitend geboord in een houten tussenmuur en in een gemetselde stenen muur waarin zich geen asbesthoudend materiaal bevond.
4.3
Na de brand in 2009 zijn het plafond in de gang (kruipzolder/bergvliering) en de tussenwanden van de slaapkamer plus douche en toilet verwijderd en afgevoerd, dit in verband met de schade die was ontstaan door het bluswater. Het verwijderde plafond en de tussenwanden zijn opnieuw aangebracht waarbij geen asbesthouden materiaal is verwerkt. De plafondbeplating boven de badkamer van de gehuurde woning bevatte geen asbest, zoals blijkt uit de bevindingen in het rapport van Nomacon uit 2010.
4.4
Na de brand in 2009 werd duidelijk dat zich wellicht asbest in de panden bevond. Maasdelta heeft toen onderzoek laten verrichten in het gehuurde waaruit bleek dat zich aldaar geen asbestvervuiling of losse asbestdeeltjes bevonden. Vanaf het moment dat Maasdelta constateerde dat er wel kans op asbestvervuiling was heeft zij op professionele wijze onderzoeken laten verrichten, en een plan van aanpak gemaakt. Vanaf 2014 zijn de bewoners van het pand door Maasdelta voorgelicht en heeft Maasdelta de bewoners geïnstrueerd niet in de muren te boren en/of te hakken. Maasdelta heeft wel degelijk als een goed verhuurder gehandeld, maar [eiser] weigert eenvoudigweg zijn medewerking.
4.5
Slechts in de kruipzolder/bergvliering bevindt zich asbesthoudend materiaal. Dit materiaal zou, indien en voor zover [eiser] zijn medewerking zou hebben verleend, al in 2015 zijn verwijderd. Dat [eiser] stelt dat hij veelvuldig gebruik maakt van de betreffende kruipzolder en bergvliering is zijn eigen risico, in die zin dat hij al vanaf 2015 wetenschap heeft van de vaststelling door diverse deskundigen. Door zijn weigering mee te werekn aan de sanering heeft [eiser] vanaf 2015 een situatie in het leven geroepen waarin hij zelf willens en wetens, indien en voor zover er als sprake zou zijn geweest van asbestvervuiling, zichzelf heeft blootgesteld aan deze asbestvervuiling.
4.6
De aanwezigheid van asbest, na de brand in 2009, kan niet aan Maasdelta worden toegerekend. Had de brand niet plaatsgevonden dan had de asbestvervuiling ook niet plaatsgevonden. Maasdelta is niet verantwoordelijk voor de brand. Dit betekent dat de gevolgen ervan niet aan haar zijn toe te rekenen (artikel 7:204 lid 3 BW). Evenmin is Maasdelta aansprakelijk op grond van artikel 6:174 jo. 6:162 BW. Maasdelta heeft direct nadat de mogelijkheid van aanwezigheid van asbest in het pand aan haar bekend werd alles binnen haar mogelijkheden gedaan om tot een oplossing van de problematiek te komen.
4.7
Inmiddels heeft de asbestsanering plaatsgevonden. De vordering terzake dient derhalve te worden afgewezen. Dat het tot 28 februari 2018 heeft geduurd voordat de sanering plaatsvond is uitsluitend te wijten aan de weigerachtige en wispelturige houding van [eiser].
4.8
Maasdelta heeft de directe schade aan [eiser] vergoed, conform de vaststellingsovereenkomst. Voor zover de vordering betrekking heeft op toekomstige schade, dient deze te worden afgewezen, tenzij [eiser] aantoont welke toekomstige schade hij nog zal lijden.

5.De beoordeling van de vordering

5.1
De ingeschakelde deskundigen Van Santen en Sanitas hebben in hun qua strekking gelijkluidende rapporten van respectievelijk september 2015 en september 2016 geconcludeerd dat in het gehuurde een gedeelte van de plafondbeplating in de kruipzolder en de ruimte boven de kasten in de gang niet hechtgebonden asbest bevatte. In deze ruimten is chrysotiel en amosiet aangetroffen. Beide bedrijven adviseren om het kruipgedeelte boven de gang en de ruimte boven het verlaagde plafond van de kasten/meterkasten gesloten te houden in verband met de aanwezige asbestverontreiniging alsmede om zo spoedig mogelijk de asbestverontreiniging en de asbesthoudende plafondbeplating ter plaatse van het plafond boven de gang en boven de kasten/meterkasten te saneren.
5.2
Zoals hiervoor reeds vastgetseld heeft de sanering van voornoemde ruimten uiteindelijk op 28 februari 2018 plaatsgevonden en is er een asbestvrij-verklaring afgegeven. Gelet hierop zal de vordering van [eiser] tot sanering van het gehuurde, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.
5.3
De vraag die partijen verdeeld houdt is of Maasdelta aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van de asbestbesmetting in het gehuurde. [eiser] baseert zijn vorderingen ter zake zowel op de verplichting van Maasdelta als verhuurder tot vergoeding van schade ex artikel 7:208 BW als op de risicoaansprakelijkheid van Maasdelta als bezitter van een opstal ex artikel 6:174 BW. De kantonrechter zal deze grondslagen achtereenvolgens bespreken.
gebrek
5.4
Voor de beantwoording van de vraag of Maasdelta als verhuurder op grond van artikel 7:208 BW aansprakelijk is dient eerst vastgesteld te worden of er sprake was van een gebrek aan het gehuurde in de zin van artikel 7:204 lid 2BW.
Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere aan de huurder niet toe te rekenen omstandigheid waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. De huurder mag bij het aangaan van de huurovereenkomst in beginsel verwachten dat het gehuurde geschikt is voor het normale gebruik dat partijen voor ogen heeft gestaan. De aard en omvang van dit gebruik zal voor een belangrijk deel afhangen van de aard van het object, de overeengekomen bestemming en de persoon van de huurder.
In het onderhavige geval is er in 2015 asbestverontreiniging (zowel chrysotiel als amosiet) in het kruipgedeelte boven het verlaagd plafond in de gang en in de ruimte boven het verlaagd plafond van de kasten/meterkasten aangetroffen. De situatie was dusdanig gevaarlijk dat zowel Van Santen als later Sanitas hebben geadviseerd om de ruimtes gesloten te houden en zo spoedig mogelijk te saneren.
Deze met asbest verontreinigde ruimten vormen onderdeel van het gehuurde woning. De (vervuilde) kruipruimte werd door [eiser] gebruikt als opslag. Dit gebruik kan worden aangemerkt als een normaal gebruik van het gehuurde. Onder deze omstandigheden is de aanwezigheid van deze vorm van asbest aan te merken als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW.
5.5.
Maasdelta heeft in dit kader nog een beroep gedaan op artikel 7:204 lid 3 (de feitelijke stoornis door derden) en voert daartoe aan dat zij niet aansprakelijk is voor een gebrek ontstaan doordat in het belendende pand brand is uitgebroken.
Voornoemd artikel ziet onder meer op situaties waarbij door derden stank- of verkeersoverlast, burengerucht wordt veroorzaakt, maar mist relevantie voor de onderhavige situatie. Maasdelta gaat er in haar redenering immers aan voorbij dat de asbest reeds in het gehuurde aanwezig was, te weten in de vorm van niet hechtgebonden asbest in de plafondbeplating, en dat door de brand althans door de nadien noodzakelijke werkzaamheden in het gehuurde asbestdeeltjes zijn vrijgekomen. Verwezen zij in dit verband de zaak KPN/Tamminga (ECLI:NL:HR:2010:BM3980) waarbij inbrekers in het gehuurde het asbesthoudende dak doorboorden. De Hoge Raad overwoog in dat geval dat niet de inbraak als gebrek is aan te merken maar de situatie die is ontstaan als gevolg van het vrijkomen van asbest. De onderhavige situatie is niet anders. Het ter zake gevoerde verweer faalt derhalve.
aansprakelijkheid ex artikel 7:208 BW?
5.6
De verhuurder is op grond van artikel 7:208 BW aansprakelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van het gebrek - onder meer - indien het gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan de verhuurder is toe te rekenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is van deze situatie sprake en overweegt daartoe het navolgende.
5.7
In het kader van de beantwoording van de vraag of Maasdelta op voornoemde grond jegens [eiser] aansprakelijk is zijn de volgende feitelijke uitgangspunten van belang:
- er is in 2009 geboord, gehakt en gezaagd in de plafondplaten in de kruipzolder, welke beplating niet hechtgebonden asbest bevatte;
- bij die werkzaamheden zijn geen beschermende maatregelen genomen;
- [eiser] is bij (een gedeelte van) die werkzaamheden aanwezig geweest;
- [eiser] maakte met regelmaat gebruik van de kruipzolder, omdat hij aldaar spullen had opgeslagen;
- de sanering van de kruipzolder heeft plaatsgevonden op 28 februari 2018.
5.8
Tevens kan worden geconstateerd dat er tot september 2015 geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanwezigheid van asbest(deeltjes) in de kruipzolder. Maasdelta heeft voordien wel enkele onderzoeken laten verrichten, maar deze hadden geen betrekking op de onderhavige kruipzolder.
Maasdelta heeft in januari 2010 onderzoek laten verrichten door Nomacon. Het onderzoek door Nomacon in het gehuurde heeft zich echter - zonder duidelijke redenen - beperkt tot de badkamer. Nomacon merkt in haar rapport nog wel op dat het zeer waarschijnlijk is dat in de overige niet onderzochte woningen (en daaronder valt naar het oordeel van de kantonrechter logischerwijs ook het niet onderzochte deel van het gehuurde) asbesthoudende beplatingen boven de gipsplafonds zijn aangebracht.
In 2013 heeft IOB in opdracht van Maasdelta een asbestonderzoek gedaan, waaruit bleek dat zeer aannemelijk was dat er in de woningscheidende wanden en plafonds asbesthoudend materiaal aanwezig was. Vervolgens heeft in december 2013 BK Asbest metingen gedaan in het gehuurde, echter niet in de kruipzolder. Dit is opmerkelijk nu juist daar in 2009 werkzaamheden aan de plafondplaten waren verricht. Uiteindelijk heeft het tot september 2015 geduurd voordat ook de kruipzolder op de aanwezigheid van asbest werd onderzocht.
5.9
Na de brand in 2009 was het aan Maasdelta, ook naar eigen zeggen, bekend dat er risico bestond op de aanwezigheid van asbest in het gehuurde en gezien de werkzaamheden aan de plafondbeplating aldaar (juist) ook in de kruipzolder. Als goed verhuurder had van Maasdelta mogen worden verwacht dat zij na de brand in 2009 en de daarmee noodzakelijk geworden werkzaamheden in het gehuurde met voortvarendheid een grondig onderzoek zou hebben laten doen naar de aanwezigheid van asbest in het gehuurde. Maasdelta heeft dit nagelaten.
In de tussenliggende periode heeft [eiser] met enige regelmaat de kruipzolder betreden. Er is dus een reëel gevaar dat [eiser] in de periode van 2009 tot medio 2015 in aanraking is gekomen met asbestdeeltjes. Dit is aan Maasdelta toe te rekenen. Maasdelta is derhalve op grond van artikel 7:208 BW aansprakelijk voor de schade van [eiser] als gevolg van de blootstelling aan asbest. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht zal derhalve worden toegewezen.
5.1
[eiser] stelt voorts dat er in 2005 asbest is vrijgekomen toen de keuken werd aangelegd. Dit wordt door Maasdelta betwist. De bewijslast ter zake rust op [eiser], die zich immers op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept. Gezien het hiervoor overwogene heeft [eiser] echter geen belang bij deze bewijslevering nu immers als vaststaand wordt aangenomen dat [eiser] in ieder geval in de periode van 2009-2015 is blootgesteld aan het risico van asbestbesmetting en dat dit is toe te rekenen aan Maasdelta. Of wellicht [eiser] ook al in 2005 is blootgesteld aan asbest in de woning is derhalve niet van belang voor toewijzing van de gevraagde voorziening. De kantonrechter gaat dan ook aan dit punt voorbij.
Gezien het voorgaande wordt het verweer van Maasdelta dat zij in 2005 bij het aangaan van de huurovereenkomst niet wist en ook niet kon weten van de aanwezigheid van asbest in het gehuurde, wat daar verder van zij, als niet ter zake doende gepasseerd.
5.11
Maasdelta heeft beroep gedaan op eigen schuld van [eiser] voor zover hij na september 2015 van de kruipzolder gebruik heeft gemaakt.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij, vanaf het moment dat hij in september 2015 het bericht kreeg dat er asbestdeeltjes in zijn kruipzolder waren aangetroffen, deze kruipzolder gesloten heeft gehouden en deze niet meer heeft betreden. Het ligt gelet op de gezondheidsrisico’s en de zorgen daarover bij [eiser] ook voor de hand dat hij zich niet willens en wetens heeft blootgesteld aan het risico van asbestbesmetting na de verontrustende bevindingen door Van Santen in september 2015. De kantonrechter heeft geen enkele reden om aan de juistheid van dit standpunt te twijfelen. Het had, mede gezien deze onderbouwde betwisting, op de weg van Maasdelta gelegen haar stelling dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser] nader te onderbouwen. Maasdelta heeft dit onvoldoende gedaan, zodat de kantonrechter geen grond ziet om haar ter zake tot bewijslevering toe te laten.
In het verlengde hiervan mist tevens relevantie de (uitvoerige) discussie tussen partijen over de vraag door wiens toedoen de sanering van de kruipzolder uiteindelijk pas op 28 februari 2018 heeft plaatsgevonden. Immers, van eigen schuld aan de zijde van [eiser] is gezien het voorgaande geen sprake en [eiser] heeft op zijn beurt ook geen consequenties verbonden aan het in zijn ogen erg late moment van sanering na de ontdekking van de aanwezigheid van asbest in september 2015.
risicoaansprakelijkheid?
5.12
Tevens is de vraag aan de orde of Maasdelta als bezitter van een opstal jegens [eiser] aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW.
De bezitter van een opstal is aansprakelijk indien schade ontstaat ten gevolge van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Om te bepalen welke eisen gesteld mogen worden is onder meer van belang het te verwachten gebruik en de bestemming van het gehuurde, de kans op verwezenlijking van het gevaar voor personen of zaken, welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen redelijkerwijs te vergen zijn en bijvoorbeeld ook of het gehuurde voor publiek toegankelijk is. Het gaat dus om eisen die men uit een oogpunt van veiligheid aan de opstal mag stellen. Indien aan deze vereisten is voldaan is de verhuurder aansprakelijk, tenzij het gebrek en de schade een ononderbroken of nauwelijks onderbroken gebeurtenis vormen die is veroorzaakt van een van buiten komende omstandigheid. Bij artikel 7:174 BW is niet relevant of de opstal reeds voor of pas na aanvang van de huurovereenkomst niet aan de eisen voldoet.
Het gevaar, te weten blootstelling aan asbest, heeft zich in dit geval ook daadwerkelijk verwezenlijkt, aangezien - zoals hiervoor reeds overwogen - als onweersproken vaststaat dat [eiser] met enige regelmaat de kruipzolder betrad waarin in 2015 de losse asbestdeeltjes zijn aangetroffen. Het voorgaande leidt ertoe dat Maasdelta ook op grond van artikel 6:174 BW jegens [eiser] aansprakelijk is. De kantonrechter zal de gevraagde verklaring voor recht ter zake toewijzen op hierna te melden wijzen.
Schade op te maken bij staat
5.13
[eiser] vordert Maasdelta te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij als gevolg van de aanwezigheid van asbest in de gehuurde woning lijdt, heeft geleden en/of zal lijden, nader op te maken bij staat.
[eiser] geeft aan dat de schade bestaat uit de door asbestbesmetting verloren gegane goederen die zijn opgeslagen op de bergvliering, gezondheidsschade wegens mogelijke asbestbesmetting met de daaraan verbonden medische kosten, inkomensderving en dergelijke, alsmede immateriële schade wegens verminderde levensverwachting.
Maasdelta heeft op haar beurt betoogd dat er geen grond is voor de gevorderde verklaring voor recht met verwijzing naar de schadestaatprocedure omdat de materiële schade reeds is
vergoed en de toekomstige schade onvoldoende is onderbouwd.
5.14
Het is voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure (ex artikel 612 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) afdoende dat het bestaan van schade of de mogelijkheid van schade als gevolg van de gestelde wanprestatie of onrechtmatige daad aannemelijk is gemaakt. Dat in de hoofdzaak in rechte is komen vast te staan dat eiser schade heeft geleden of zal lijden is dus geen voorwaarde voor het uitspreken van een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, aannemelijk moet slechts zijn de mogelijkheid dat er schade is geleden.
Onder deze schade valt thans niet meer, zoals Maasdelta terecht aanvoert, de materiële schade aan de zaken die in de kruipzolder waren opgeslagen en de verletkosten samenhangend met de asbestsanering, aangezien partijen terzake een regeling ter finale kwijting hebben getroffen en Maasdelta de betreffende schadevergoeding reeds heeft uitgekeerd.
De overige genoemde schadeposten zien op mogelijke toekomstige schade in het onverhoopte geval dat zich bij [eiser] mesothelioom of een ander aan asbestbesmetting gerelateerde ziekte openbaart. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien hoe deze schade zich laat begroten alvorens deze toekomstige - en nogmaals: onverhoopte - omstandigheid zich voordoet. [eiser] heeft derhalve onvoldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW bij de gevraagde voorziening. Deze vordering zal worden afgewezen.
5.15
Maasdelta zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij het tarief van de gemachtigde wordt vastgesteld op € 400,- per procespunt. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Maasdelta zich jegens [eiser] niet als een goed verhuurder en onrechtmatig in de in van artikel 6:174 BW heeft gedragen en dat Maasdelta mitsdien aansprakelijk is voor de schade die [eiser] als gevolg van de aanwezigheid van asbest in de gehuurde woning lijdt en heeft geleden en/of zal lijden;
veroordeelt Maasdelta in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 175,31 aan verschotten;
  • € 1.400,- aan salaris voor de gemachtigde;
beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
en indien Maasdelta niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
- € 75,- € 75,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33179