ECLI:NL:RBROT:2018:8843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
6646707 \ CV EXPL 18-5093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijke elektrawerkzaamheden en toepasselijkheid van de NEN1010-norm in een aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van der Tuin Interieurbouw B.V. en een gedaagde die onder een handelsnaam opereert. Van der Tuin vorderde betaling van een bedrag van € 17.339,66, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen met betrekking tot elektrawerkzaamheden in Hotel Emma. De werkzaamheden voldeden niet aan de NEN1010-norm, wat leidde tot afkeuring en vertraging in de oplevering. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst was over de NEN1010-norm en dat hij deugdelijk werk had geleverd. De kantonrechter oordeelde dat Van der Tuin onvoldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De rechter concludeerde dat de vorderingen van Van der Tuin werden afgewezen en dat zij in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en bewijsvoering in aannemingsovereenkomsten, vooral met betrekking tot kwaliteitsnormen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6646707 \ CV EXPL 18-5093
uitspraak: 26 oktober 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van der Tuin Interieurbouw B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 november 2017,
gemachtigde: mr. M.R. Dill, advocaat te Dordrecht,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Van der Tuin’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het onder zaak-/rolnummer C/10/540093 / HA ZA 17-1131 gewezen vonnis van 7 februari 2018 van deze rechtbank, sector handel, waarbij de zaak is doorverwezen naar de kantonrechter;
  • het vonnis van 7 februari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van 17 april 2018 namens Van der Tuin, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 25 april 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Van der Tuin heeft met Hotel Emma, gevestigd aan de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam, een overeenkomst van aanneming van werk gesloten tot modernisering en aanpassing van 24 hotelkamers op basis van haar offerte van 30 oktober 2015. Daarbij is onder meer overeengekomen dat per hotelkamer elektrawerkzaamheden zouden worden uitgevoerd, inclusief de inbouw van een usb-aansluiting voor een totaalbedrag van € 738,51 (ex BTW) per kamer.
2.2
De offerte van 31 oktober 2015 vermeldt onder meer:
Het elektra in de kamers zal geheel vervangen, verplaatst of nieuw geplaatst worden zoals besproken en op aangeven van de opdrachtgever geplaatst worden. De elektra werkzaamheden zal door een erkend en gecertificeerd bedrijf uitgevoerd worden waarvan de nodige certificaten voor de uw eigen administratie afgegeven zullen worden.
2.3
[gedaagde] heeft in opdracht van Van der Tuin onder supervisie van de heer [W.] van installatiebedrijf Knell Elektrotechniek in een zogenaamde proefkamer in Hotel Emma elektrawerkzaamheden verricht. Vervolgens heeft Van der Tuin met [gedaagde] een overeenkomst van (onder)aanneming gesloten tot de uitvoering van de elektrawerkzaamheden in Hotel Emma.

3.De vordering

3.1
Van der Tuin heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 17.339,66 alsmede € 948,39 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Van der Tuin - verkort weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd:
  • [gedaagde] is jegens Van der Tuin tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen om conform de offerte van Van der Tuin aan Hotel Emma de elektrische installaties per hotelkamer voor zijn rekening te nemen. Tot zesmaal toe zijn de werkzaamheden afgekeurd omdat deze niet aan de standaard kwaliteitsnorm (NEN1010) voldeden. De opleveringsdatum, uiterlijk op 9 april 2016, is niet gehaald omdat de elektrische installatie niet was goedgekeurd. Van der Tuin heeft [gedaagde] verzocht en gesommeerd de herstelwerkzaamheden zo spoedig mogelijk uit te voeren. Diverse malen heeft [gedaagde] het afgekeurde werk ‘hersteld’ maar dit werd telkenmale afgekeurd. Omdat het werk niet voldeed aan de NEN1010-norm, heeft het hotel geen (brand) verzekering kunnen afsluiten
  • Subsidiair stelt Van der Tuin zich op het standpunt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft beroepsfouten heeft gemaakt, door niet te handelen als vakbekwaam elektricien, waarvoor hij zich wel voordeed. Tot zesmaal toe hebben Van der Tuin en Hotel Emma [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de foutief uitgevoerde werkzaamheden, welke een gevaarlijke situatie opleverde, te herstellen. Hierdoor kon het werk niet door keurende instanties worden goedgekeurd en was Hotel Emma niet verzekerd.
  • Van der Tuin heeft door dit tekortschieten/onrechtmatig handelen schade geleden die voor rekening van [gedaagde] komt. Het betreft een totaalbedrag van € 16.587,80 (ex BTW) bestaande uit diverse facturen betreffende door derde uitgevoerde herstel- en extra werkzaamheden, (extra) eigen kosten van Van der Tuin en de door haar aan Hotel Emma vergoede schade, minus de onbetaald gelaten factuur van [gedaagde] ad € 2.257,50 (ex BTW), derhalve in totaal een bedrag van € 17.339,66 (incl BTW).
  • [gedaagde] is aansprakelijk gesteld voor deze schade en gesommeerd deze te voldoen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd. [gedaagde] is voorts de buitengerechtelijke incassokosten aan Van der Tuin verschuldigd.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en heeft daartoe - verkort weergegeven - het volgende aangevoerd.
  • Partijen zijn niet overeengekomen dat [gedaagde] zou werken conform de NEN1010-norm. De bewijslast terzake rust op Van der Tuin. De bij dagvaarding overgelegde brief van 18 oktober 2015 kan niet als bewijs dienen, aangezien deze brief door Van der Tuin valselijk is opgemaakt. Van der Tuin heeft de brief van [gedaagde] van 14 oktober 2015 (productie 4 bij antwoord) herschreven en zonder goedkeuring van [gedaagde] naar Emma Hotel gezonden. In de brief van 14 oktober 2015 werd geen melding gemaakt van de NEN1010-norm. Nergens blijkt uit dat NEN-norm is overeengekomen met Emma Hotel. NEN1010 is bovendien ook geen standaard, maar een richtlijn waaraan partijen zich kunnen conformeren. Vast staat dat [gedaagde] niet kan worden aangemerkt als gecertificeerd bedrijf. Van der Tuin was daarvan op de hoogte. Desalniettemin heeft Van der Tuin [gedaagde] ingeschakeld en heeft daarmee willens en wetens in strijd gehandeld met de afspraken die zij zelf met Hotel Emma had gemaakt.
  • [gedaagde] heeft deugdelijk werk verricht. Er is door de uitgevoerde werkzaamheden geen gevaarlijke situatie ontstaan. De werkzaamheden in de andere kamers waren van een overeenkomstige kwaliteit als de (goedgekeurde) proefkamer.
  • Subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt voor zover er sprake zou zijn van een tekortkoming deze niet toerekenbaar is. Van der Tuin heeft eerder met [gedaagde] gewerkt en wist dat [gedaagde] niet over de verlangde certificaten beschikte. [W.] diende de kwaliteit te waarborgen. Van der Tuin heeft [W.] ter besparing van de kosten niet meer ingeschakeld. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. Van onrechtmatig handelen is evenmin sprake: Van der Tuin wist dat [gedaagde] niet gecertificeerd was en het door hem geleverde werk was deugdelijk.
  • Meer subsidiair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat er geen causaal verband bestaat tussen de (gestelde) tekortkoming door [gedaagde] en de geclaimde schade. De schade is ontstaan door het besluit van Van der Tuin om werkzaamheden te laten uitvoeren door een niet gecertificeerde elektricien. De kosten die samenhangen met het alsnog goedgekeurd krijgen van het werk volgens de niet overeengekomen NEN-norm, komen voor rekening en risico van Van der Tuin. Zij heeft immers besloten [W.] niet meer in te schakelen, die wel over de benodigde certificering beschikte.
  • Uiterst subsidiair betwist [gedaagde] de hoogte van de gestelde schade. De kosten van de herstelwerkzaamheden zijn onduidelijk en onvoldoende gespecificeerd. Er is geen specificatie overgelegd van de kosten van rechtsbijstand. Nergens blijkt uit dat en welke schikking er is getroffen met Hotel Emma. Tevens is er sprake van eigen schuld aan de zijde van Van der Tuin. Zij heeft niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht door pas nadat de installatie zesmaal was afgekeurd een gecertificeerd elektricien in te schakelen.

5.De beoordeling

5.1
Partijen zijn mondeling overeengekomen dat [gedaagde] in opdracht van Van der Tuin elektrawerkzaamheden zou uitvoeren in 24 hotelkamers van Hotel Emma. De vraag die partijen onder meer verdeeld houdt is of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze (onder)aannemingsovereenkomst.
5.2
Van der Tuin heeft gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten omdat het door hem uitgevoerde werk niet voldeed aan de NEN1010-norm althans niet deugdelijk was. [gedaagde] betwist dat is overeengekomen dat het werk aan de NEN1010-norm diende te voldoen.
5.3
Uit het verhandelde ter zitting maakt de kantonrechter op dat Hotel Emma vanwege haar verzekeringen aan Van der Tuin als hoofdaannemer de eis had gesteld dat de elektrawerkzaamheden door een gecertificeerd bedrijf en volgens de NEN 1010-norm zouden worden uitgevoerd.
De vraag is vervolgens wat partijen ter zake met elkaar zijn overeengekomen.
Van der Tuin heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat in de brief van 14 oktober 2015 van [gedaagde] aan Emma Hotel aanvankelijk niets over een NEN-norm stond vermeld en dat Van der Tuin deze brief - welke uiteindelijk is gedateerd op 18 oktober 2015 - heeft aangepast in die zin dat onder meer de NEN-1010-normering aan de brief is toegevoegd. In de mail van 1 maart 2018 (productie 36) geeft [E.] (namens Van der Tuin) onder verwijzing naar een mailwisseling hieromtrent tussen partijen, aan diens raadsman aan dat dit een aktie was om de klus binnen te krijgen en dat [gedaagde] daaraan heeft meegeholpen.
Mede in deze context kan het enkel niet protesteren door [gedaagde] tegen deze toevoeging in een brief aan de opdrachtgever van Van der Tuin niet tot de conclusie leiden dat Van der Tuin met [gedaagde] is overeengekomen dat [gedaagde] het werk volgens de NEN1010-norm zou verrichten.
Als onweersproken staat tussen partijen vast dat Van der Tuin, die al eerder met [gedaagde] had samengewerkt, wist dat [gedaagde] niet gecertificeerd was. Daarom werd - zoals overigens ook richting Emma Hotel is gecommuniceerd - afgesproken dat [W.] van Knell Elektrotechniek, een wel gecertificeerd bedrijf, de keuring en meting zou doen van de door [gedaagde] uit te voeren werkzaamheden. Nadat [gedaagde] onder supervisie van [W.] in een proefkamer de elektrawerken had geïnstalleerd, die door Hotel Emma werden goedgekeurd, is, zo staat eveneens als onweersproken tussen partijen vast, [W.] niet meer door Van der Tuin ingeschakeld. De werkzaamheden door [gedaagde] in de andere hotelkamers werden telkenmale afgekeurd omdat deze niet aan de NEN1010-norm voldeden.
In het licht van deze omstandigheden is onvoldoende gesteld en evenmin gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] jegens Van der Tuin verplicht was werk te leveren conform de NEN1010-norm.
Deze grondslag van de vordering faalt derhalve.
5.4
Het voorgaande laat onverlet dat [gedaagde] jegens Van der Tuin gehouden was om als goed aannemer deugdelijk werk te leveren, zoals Van der Tuin ook (en overigens eerst pas) ter zitting heeft aangevoerd. Daarbij heeft te gelden dat - zoals onweersproken tussen partijen vast staat - [gedaagde] er bij het aangaan van de overeenkomst vanuit ging en ook mocht gaan dat het werk onder supervisie van een gecertificeerd installateur - te weten [W.] - zou plaatsvinden en dat Van der Tuin er vervolgens voor heeft gekozen deze niet meer in te schakelen. Van der Tuin kan er zich in dit verband jegens [gedaagde] niet achter verschuilen dat Emma Hotel de keuring door een derde wilde doen plaatsvinden. Gevolg van het niet meer inschakelen van [W.] was immers dat [gedaagde] bij het uitvoeren van de werkzaamheden niet meer over de kennis van [W.] kon beschikken. Kennelijk, althans volgens [gedaagde], om daarmee de door [W.] berekende € 300,- per kamer te besparen.
Uit de door Van der Tuin overgelegde rapporten kan worden geconcludeerd dat het werk van [gedaagde] tot zesmaal toe is afgekeurd omdat het niet aan de NEN1010-norm voldeed. Uit deze rapporten is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet af te leiden dat het werk in algemene zin ondeugdelijk was of dat het afkeuren toch juist (vooral) betrekking had op afwijkingen van de specifieke technische eisen die gelden op grond van de NEN1010-norm. Van der Tuin heeft hieromtrent onvoldoende helderheid gegeven. Dit had wel op haar weg gelegen, aangezien op grond van artikel 150 Rv op haar de stelplicht en bewijslast rust terzake van het tekortschieten door [gedaagde], nu zij zich immers op de rechtsgevolgen daarvan beroept. Van der Tuin heeft onvoldoende onderbouwd dat en hoe [gedaagde] is tekort geschoten in haar verplichtingen om deugdelijk werk te leveren. Gelet hierop is er geen grond om Van der Tuin tot het bewijs van deze stelling toe te laten.
Hetzelfde lot treft de - evenmin nader onderbouwde - grondslag van de vordering inhoudende dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Van der Tuin zou hebben gehandeld.
5.5
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Van der Tuin zullen worden afgewezen.
5.6
Van der Tuin zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Van der Tuin in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33179