ECLI:NL:RBROT:2018:8980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
10/052864-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en een personenauto met criminele herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft een partiële vrijspraak uitgesproken voor een deel van het ten laste gelegde geldbedrag. De verdachte had een bedrag van € 20.000,- en een Volvo in zijn bezit, waarvan de herkomst niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld onvoldoende concreet en niet verifieerbaar was. De verdachte had wisselend verklaard over de herkomst van het geld, dat volgens hem afkomstig was van huwelijkscadeaus en gespaard inkomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om een legale herkomst van het geld aan te tonen, waardoor de enige aanvaardbare verklaring een criminele herkomst was. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en de rechtbank gelastte de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en de auto. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand, en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/052864-16
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2017, 11 augustus 2017 en 11 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 30 juni 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het witwassen van de ten laste gelegde bedragen van € 1.565,- en het totaalbedrag van € 45.000,-;
  • bewezenverklaring van het witwassen van het ten laste gelegde bedrag van € 20.000,- en de Volvo;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van het op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 20.000,- en de Volvo, alsmede teruggave van de overige goederen aan de beslagene
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het witwassen van het ten laste gelegde bedrag van € 1.565,- en van het bedrag van € 25.000,- - welk bedrag deel uitmaakt van het ten laste gelegde (totaal)bedrag van € 45.000,- - niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat het (overige) bij hem aangetroffen geld of de personenauto afkomstig is uit enig misdrijf. De herkomst van het geld kan worden verklaard en is helder en verifieerbaar. Het bedrag van € 20.000,- is namelijk afkomstig van giften en te gelde gemaakte goud(en) (sieraden) die ter gelegenheid van verdachtes huwelijk in 2013 zijn geschonken en van zijn eigen geld dat hij heeft gespaard van zijn inkomsten. Ook de Volvo is aangeschaft van dit contante geld.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van het geldbedrag van € 20.000,- en ondanks verzoeken daartoe geen concrete en verifieerbare onderbouwing daarvoor gegeven. Mede gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen en de overige omstandigheden in dit dossier, kan het dan ook niet anders zijn dan dat het contante geld afkomstig is van enig misdrijf.
4.2.3.
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie kan in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat bij de verdachte aangetroffen geldbedragen en goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de goederen. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tijdens de doorzoeking van de auto van de verdachte, een personenauto van het merk Volvo, is in een compartiment in de armsteun in het midden van de achterbank van de auto een contant bedrag van in totaal € 45.000,- aangetroffen. Daarnaast is in zijn kleding een bedrag van € 1.565,- gevonden. Het geld in de armsteun is aangetroffen in coupures van 100 en 500 euro. Van de coupures van 500 euro zijn er 46 aangetroffen. Deze coupures zijn in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid en worden - naar de ervaring leert - voornamelijk in het criminele circuit gebruikt. Het zonder beveiligd waardetransport vervoeren van grote hoeveelheden legaal contant geld is ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Verder bevond zich in de auto een ploertendoder en had de verdachte bij zijn aanhouding een notitieboekje en briefjes met aantekeningen van grote geldbedragen en symbolen bij zich die kunnen duiden op de handel in verdovende middelen. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen.
Vervolgens dient de rechtbank de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld te beoordelen. De rechtbank laat daarbij de € 1.565,- die gevonden is bij de insluitingsfouillering van de verdachte en de € 25.000,- van het aangetroffen bedrag dat van de broer(s) van de verdachte afkomstig zou zijn buiten beschouwing nu de verdachte van het witwassen van deze bedragen wordt vrijgesproken. Het gaat dus slechts om het resterende bedrag van € 20.000,- en de Volvo.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier blijkt dat het inkomen van de verdachte in 2015 en 2016 uit zijn baan bij het administratiekantoor volledig op zijn bankrekening is gestort en dat van deze rekening vervolgens geen contante opnamen zijn gedaan. De herkomst van het in beslag genomen geld en het contant betaalde aankoopbedrag van de Volvo zou dus geheel gelegen moeten zijn in de bruiloftscadeaus (contant geld en goud) uit 2013 en zijn netto inkomen uit zijn baan bij de pizzeria van zijn broer van € 16.073,- in 2013 en € 1.665,- uit 2014. Voor het overige heeft de verdachte in de periode 2013 tot en met 2016 immers geen baan, uitkering of andere legale inkomstenbron gehad.
De verdachte heeft steeds wisselend verklaard over de hoogte van het bij zijn huwelijk ontvangen contante geld. Tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 11 maart 2016 noemt hij een bedrag van € 35.000,-, tijdens zijn derde verhoor op 29 augustus 2016 een bedrag van € 30.000,-, terwijl hij ter terechtzitting een bedrag van € 24.000,- noemt. De verdachte verklaart niet nader van wie welk bedrag is ontvangen bij het huwelijk. Ten aanzien van het bij zijn huwelijk ontvangen goud (sieraden) verklaart de verdachte in zijn eerste verhoor bij de politie dat dit een waarde had van rond € 28.000,-, in zijn derde verhoor verklaart hij dat een deel van het goud en de sieraden is ingewisseld voor € 18.000,- en ter zitting verklaart hij dat bij het huwelijk € 18.000,- aan goud en sieraden is ontvangen. Tijdens zijn tweede verhoor bij de politie verklaart de verdachte dat het goud via de moeder van zijn vrouw in Turkije is ingewisseld, in zijn derde verhoor verklaart hij dat hij een deel van het goud en de sieraden heeft ingewisseld, maar op de zitting verklaart hij dat zijn vrouw dit in Nederland heeft gedaan. Ook verklaart hij wisselend over zijn uitgaven in de jaren 2013-2016. De huwelijkscadeaus en het overgrote deel van het inkomen uit de pizzeria dateren uit 2013. Het standpunt van de verdachte ter zitting dat hij in het geheel geen vaste lasten heeft en dat hij sinds de bruiloft slechts € 3.000,- à € 4.000,- heeft uitgegeven, acht de rechtbank op zichzelf al onaannemelijk. Het contante geld zou dan gedurende drie jaren grotendeels onaangeroerd zijn gebleven, terwijl zijn enige bankrekening door de verdachte (in elk geval in 2014 tot en met 2016) evenmin werd gebruikt. Hier komt bij dat de verdachte tijdens zijn eerste verhoor bij de politie verklaart dat hij voordat hij begon met werken gedurende één jaar van het bij het huwelijk ontvangen geld heeft geleefd en dat hij maandelijks een bedrag van € 1.500,- tot € 1.800,- aan lasten (eten, drinken, verzekering, auto) kwijt is. Ook het bedrag van € 1.565,- dat de verdachte op het moment van aanhouding bij zich droeg en dat hij bestempelt als ‘zakgeld’ om van te eten en te drinken, wijst erop dat hij wel degelijk van contant geld leefde en daartoe kennelijk forse bedragen bij zich droeg. De Volvo waarin de verdachte ten tijde van zijn aanhouding reed zou hij voor € 16.500,- hebben gekocht en met contant geld hebben betaald. Ter terechtzitting heeft de verdachte ook over de herkomst van dit geld wisselend verklaard. Eerst verklaart de verdachte dat hij de auto heeft betaald van spaargeld, later verklaart hij dat de auto is betaald van geld dat is verkregen door het omwisselen van het op het huwelijksfeest gekregen goud. Echter, over de besteding van dit laatste is de verdachte ter terechtzitting ook niet duidelijk geweest. De verklaringen van de verdachte over de herkomst van het op 11 maart 2016 aangetroffen geld en het geld waarmee de Volvo is betaald, zijn dus steeds wisselend en mede daardoor onvoldoende concreet.
De verklaring van de verdachte is ook niet verifieerbaar. Hoewel de verdachte (zelfs nog ter zitting) heeft gemeld dat hij van het inwisselen van het goud stukken bezit, heeft hij deze niet ingebracht. Van het ontvangen goud zou de verdachte foto’s bezitten, zo verklaart hij tijdens zijn eerste verhoor bij de politie, maar ook deze heeft hij niet overgelegd. Van de omvang van het bij het huwelijk ontvangen contante geld heeft de verdediging evenmin stukken overgelegd, terwijl de officier van justitie onweersproken heeft gesteld bij herhaling om bewijsstukken te hebben gevraagd. De verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad voor het verzamelen van stukken om zijn verklaring controleerbaar te maken, gelet op de lange periode tussen zijn aanhouding op 11 maart 2016 en de inhoudelijke behandeling van zijn zaak ter terechtzitting, een periode die hij geheel op vrije voeten heeft doorgebracht.
Evenmin heeft de verdediging het openbaar ministerie gemeld of en zo ja, welke, getuigen kunnen verklaren over de omvang van het bij het huwelijk ontvangen geld. De broers van de verdachte, die zowel bij de politie als - op verzoek van nota bene de verdediging - bij de rechter-commissaris zijn gehoord, hebben ook niets over de huwelijkscadeaus verklaard, terwijl het in de rede ligt dat zij als familieleden daarvan op de hoogte zouden zijn.
Het standpunt van de verdediging ter zitting dat het een feit van algemene bekendheid zou zijn (dat geen bewijs nodig heeft) dat op Turkse bruiloften flinke hoeveelheden geld en goud cadeau worden gegeven zou de rechtbank misschien nog kunnen volgen, maar dit zegt nog steeds niets over de daadwerkelijke concrete - hoge - omvang van de huwelijkscadeaus. En daar gaat het in deze zaak nu juist om.
De enkele verwijzing naar door de verdachte ontvangen giften geeft dan ook onvoldoende aanleiding en mogelijkheden voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie naar de herkomst van het geld.
Nu de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld onvoldoende concreet en in het geheel niet verifieerbaar is en de verdachte in de jaren voorafgaande aan 11 maart 2016 geen dusdanige inkomsten heeft genoten die de aanwezigheid van een geldbedrag als hiervoor bedoeld kunnen verklaren, gaat de rechtbank er vanuit dat geen sprake is van een legale herkomst en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdachte voor de bij zijn aanhouding bij hem aangetroffen aantekeningen met geldbedragen en symbolen geen andere aannemelijke verklaring heeft gegeven. Bovendien is zijn broer op 26 juni 2016, dus slechts enkele maanden na de aanhouding van de verdachte, aangehouden in een Opel Astra die op naam van de verdachte stond met daarin een aantal verborgen compartimenten, die in de praktijk eveneens worden gebruikt in het criminele circuit. Deze omstandigheden maken de verdenking dat sprake is van een criminele herkomst van het geld nog sterker.
4.2.4.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat een legale herkomst van het in beslag genomen bedrag van € 20.000,- en het contante geld waarvan de verdachte de Volvo heeft aangekocht, niet kan worden vastgesteld en dat het niet anders kan zijn dan dat dat geldbedrag en de Volvo onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wetenschap had.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 maart 2016, te Rotterdam,
van voorwerpen, te weten een contant
geldbedrag van 20.000 euro, en een personenauto met kenteken [kentekennummer] (merk Volvo)
- heeft voorhanden gehad en gebruikt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen)
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Niet is komen vast te staan dat het geld afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en de bijkomende straf die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feit waarop de straf en de bijkomende straf zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 20.000,- en een personenauto.
De rechtbank acht dit een ernstig strafbaar feit. Het witwassen van crimineel vermogen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het psychologisch rapport opgemaakt door N. Boswinkel, GZ psycholoog, op 16 november 2017, alsmede op de inhoud van het door psychiater J. van der Meer op 17 november 2017 opgemaakte rapport. Beide gedragsdeskundigen concluderen dat er bij de verdachte op het moment van het onderzoek sprake is van een ziekelijke stoornis. Beiden diagnosticeren een psychotische stoornis en de psycholoog stelt daarnaast een cognitieve stoornis vast. Over de invloed van deze stoornis(sen) op het feit kunnen de deskundigen niets zeggen. Het lijkt er namelijk op dat deze stoornis(sen) pas is/zijn ontstaan nadat de auto en het geld door de politie in beslag werden genomen, tenminste volgens de verklaringen van de verdachte en zijn broer. Dit kan volgens de psychiater in retrospectief niet met volledige zekerheid worden vastgesteld, omdat psychotische symptomen ook geleidelijk kunnen ontstaan en in het begin niet opgemerkt hoeven te worden door (de naasten van) een patiënt. Vanwege de onzekerheid over de aanwezigheid van de stoornis(sen) tijdens het ten laste gelegde feit en de ontkenning door de verdachte, onthouden de deskundigen zich van een uitspraak over de toerekenbaarheid aan de verdachte.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport, uitgebracht op
22 november 2017. De reclassering onthoudt zich van een advies over de strafoplegging, omdat vanwege zijn destijds verwarde gedrag niet met de verdachte over het delict is gesproken. Wel wordt vermeld dat het familiaire netwerk van de verdachte, hoewel beschermend en ondersteunend, hoge druk ervaart van zijn psychische en sociale problematiek. De reclassering acht het mede daarom noodzakelijk het verloop van een eventueel behandeltraject van de verdachte te kunnen monitoren, indien hij wordt veroordeeld.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij via de reclassering en de psycholoog is doorverwezen naar de GGZ-instelling Esens, een specialistische instelling voor ambulante behandeling van psychische en psychiatrische stoornissen. Na de rechtszitting in juni 2017 is hij in het Erasmus MC gesloten opgenomen geweest en behandeld voor zijn psychotische klachten. Hoewel hij zich door de medicatie beter voelt, wordt hij daardoor ook wel moe en slaperig. Momenteel heeft hij geen werk, geen huis of uitkering. Zijn echtgenote is bij hem weggegaan en hij heeft zijn kind nog nooit gezien. Momenteel is hij niet in staat om te werken, omdat hij zich ook niet kan concentreren. Hij is bereid om mee te werken aan een eventuele begeleiding door de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals door de officier van justitie geëist.
Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met het navolgende. De verdachte is in de onderhavige zaak op 11 maart 2016 aangehouden en op die datum voor het eerst verhoord. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak dient te worden afgedaan op deze datum is aangevangen. Tussen deze datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en zeven maanden.
Nu in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere termijn voor afdoening van deze strafzaak rechtvaardigen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar. Er is dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Naast deze termijnoverschrijding houdt de rechtbank ook rekening met de huidige gezondheidssituatie van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de conclusies van de deskundigen en de reclassering en neemt deze over. De rechtbank ziet geen reden het feit niet volledig aan de verdachte toe te rekenen, nu niet is gebleken dat de later aanwezige stoornis(sen) al op de datum van het feit aanwezig was/waren. Wel neemt de rechtbank in acht dat de verdachte op dit moment zware medicatie gebruikt in verband met deze stoornis(sen). Gezien de ouderdom van het reclasseringsrapport en de omstandigheid dat de verdachte - vanwege behandeling en medicatie - nu stabiel lijkt, ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten slotte betrekt de rechtbank in de strafmaat dat de verbeurdverklaring van de auto en het geld als bijkomende straffen de verdachte eveneens benadelen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de hierna vermelde goederen op de beslaglijst:
Voorwerpen Waarde
1. 45000 EUR 45000
2. 1565 EUR 1565
3. 1 STK Personenauto [kentekennummer]
omschrijving: wit, merk: Volvo, chassisnr: [nummer chassis] , bouwjaar 2011
-het voorwerp onder 1 deels, te weten € 20.000,-, en het voorwerp onder 3 verbeurd te verklaren:
-het voorwerp onder 1 deels, te weten € 25.000,- en het voorwerp onder 2 terug te geven aan degene onder wie deze in beslag zijn genomen.
8.2.
Standpunt verdediging
Verzocht is om de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte, de rechthebbende, te retourneren.
8.3.
Beoordeling
De in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring en zullen worden verbeurd verklaard.
Nu verdachte is vrijgesproken van het witwassen van de bedragen van € 1.565,- en € 25.000,- zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van dit deel van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriftenbedrag

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaard verbeurd:
Voorwerpen Waarde
1. 20000 EUR 20000
3. 1 STK Personenauto [kentekennummer] .
omschrijving: wit, merk: Volvo, chassisnr: [nummer chassis] , bouwjaar 2011
- gelast teruggave aan de rechthebbende:
Voorwerpen Waarde
1. 25000 EUR 25000
2. 1565 EUR 1565.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2018.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 maart 2016, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
van een of meerdere voorwerp(en), te weten (een) contant(e)
geldbedrag(en) van 1.565 euro en/of 45.000 euro, althans in elk geval 20.000
euro,
en/of personenauto met kenteken [kentekennummer] (merk Volvo)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
de/het geldbedrag(en) was/waren en/of
- heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
gebruikt,
terwijl hij wist, althans had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;