ECLI:NL:RBROT:2018:8981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
10/007514-18 en 10/178170-18 (t.t.z. gevoegd) van de vordering TUL: 10/741383-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal en vernieling; bewezenverklaring voor schuldheling, belediging, mishandeling en bedreiging

Op 25 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal, vernieling, schuldheling, belediging, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal en vernieling, omdat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, belediging van een ambtenaar, mishandeling van zijn moeder en bedreiging met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat er geen alternatief voor de verdachte is en dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte dit vereisen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vorderingen van twee partijen zijn afgewezen en de vordering van een derde partij is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/007514-18 en 10/178170-18 (t.t.z. gevoegd)
Parketnummer van de vordering TUL: 10/741383-17
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Den Haag,
raadsvrouw mr. B. van der Werf, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2018 en 11 oktober 2018 .

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/007514-18;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 primair en 4 ten laste gelegde
onder parketnummer 10/007514-18 en van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/178170-18;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/741383-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de feiten
1 primair en 3 ten laste gelegd onder parketnummer 10/007514-18 niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/178170-18 (feiten 1, 2 en 3) ten laste gelegde is door de verdachte ter terechtzitting bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
feit 2 onder parketnummer 10/007514-18
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Bij de fouillering van de verdachte zijn op 11 januari 2018 in de binnenvoering van zijn jas
een mengpaneel, een aantal snoeren en een adapter aangetroffen, welke afkomstig bleken te
zijn van een diefstal bij [naam horecagelegenheid] te Rotterdam eerder die nacht. Ook werd in een plastic tas die de verdachte bij zich droeg, een laptop aangetroffen.
Op de beelden van de camera in café [naam horecagelegenheid] die zicht had op een ruimte nabij de DJ
booth, waar zich eerder die avond de laptop bevond, is een persoon te zien van wie het
signalement overeenkomt met dat van de verdachte. Hieruit volgt, in combinatie met de
verklaring van de getuige [naam getuige] dat de verdachte een plastic tas bij zich heeft gedragen
toen zij samen [naam horecagelegenheid] verlieten, dat het de verdachte is geweest die de spullen in de bewuste nacht uit [naam horecagelegenheid] heeft weggenomen, aldus de officier van justitie.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal dient te worden vrijgesproken, nu er een mogelijk alternatief scenario bestaat, waarin de getuige [naam getuige] de schuld in de schoenen van de verdachte probeert te schuiven, terwijl hij juist degene is die de diefstal heeft gepleegd. Het dossier bevat immers geen signalement van deze getuige, mogelijk lijkt hij erg op de verdachte. Er is geen sprake van een herkenning van de verdachte door de verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken.
4.3.3.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de aanhouding van de verdachte heeft plaatsgevonden omstreeks 04.00 uur in de ochtend en dat de diefstal zou hebben plaatsgevonden omstreeks 01.00 uur.
De rechtbank overweegt dat deze periode van drie uur tussen de diefstal van de spullen en de aanhouding van de verdachte dermate lang is, dat mede daardoor het door de raadsvrouw geschetste alternatieve scenario op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden weerlegd. Nu de verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken de verdachte niet heeft herkend - maar slechts een signalement geeft - en de diefstal zelf overigens op de camerabeelden ook nog eens niet zichtbaar is, is het mogelijk dat iemand anders de diefstal heeft gepleegd. Er is onvoldoende wettig bewijs. De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank komt echter wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De verklaring van de verdachte dat hij onderweg bij een prullenbak een plastic tas met spullen had gevonden en dus niet dacht dat de spullen gestolen waren, acht de rechtbank onaannemelijk. Gelet op het tijdstip en de aard en de staat van de spullen (een laptop en andere elektronica in goede staat) had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de spullen van misdrijf afkomstig waren. De omstandigheden waaronder de spullen bij de verdachte zijn aangetroffen - de verdachte vervoerde een deel van de goederen in de binnenvoering van zijn jas - wijzen daar eveneens op. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
Feit 4 onder parketnummer 10/007514-18
4.3.4.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken. In het dossier worden op de pagina’s 9 en 25 verschillende nummers genoemd van de cel waarin de verdachte verbleef. Mogelijk heeft er dus een persoonsverwisseling plaatsgevonden.
4.3.5
Beoordeling
In de aangifte (pagina 9) en het proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2018 (pagina 25) worden weliswaar verschillende celnummers genoemd, maar beide verbalisanten melden daarbij de naam en de gegevens van de verdachte. De verbalisant die het proces-verbaal van bevindingen heeft opgemaakt benoemt zelfs dat het om de persoon gaat die eerder met schoenen heeft gegooid en heeft gespuugd naar zijn collega. Bovendien zitten er enkele dagen tussen de twee constateringen. De rechtbank vindt een persoonsverwisseling daarom niet aannemelijk en sluit een schrijffout of simpelweg een verandering van cel niet uit. Er is dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zijn schoenen naar de verbalisant [naam verbalisant] heeft gegooid en hem heeft bespuugd en hem daarmee heeft beledigd.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende de redengevende feiten en omstandigheden voor de bewezenverklaring van de feiten, voor zover door de verdediging betwist. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten
1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 onder parketnummer 10/007514-18en feit
2 onder parketnummer 10/178170-18heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1, 2(overigens, voor zover niet door de verdediging vrijspraak is bepleit)
en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/178170-18heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/178170-18
1.
hij op 7 september 2018 te Rotterdam zijn moeder, [naam slachtoffer 1] , heeft
mishandeld door haar
- tegen het oog te stompen en
- haar bij het lichaam beet te houden waardoor zij ten val zijn gekomen;
2.
hij op 7 september 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
- door stekende bewegingen te maken met een mes, richting die [naam slachtoffer 1] ,
en
-die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je en ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- door een scherf, te tonen, aan die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik bewerk je gezicht en ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op 7 september 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een schaal, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, .
parketnummer 10/007514-18
1. subsidiair
hij omstreeks 10 januari 2018 te Rotterdam, een mobiele telefoon (merk Nokia Ta-1032) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2 subsidiair
hij op 11 januari 2018 te Rotterdam, een laptop (merk Asus) en/of een mengpaneel (merk Korg, type NanoKONTROL 2) en, snoeren (met adapter en/of harde schijf van het merk Lumidesk) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4
hij op 12 januari 2018 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam verbalisant] , arrestantenverzorger werkzaam bij Politie Eenheid Rotterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door meermalen, met krachteen schoen in de richting
van die [naam verbalisant] te gooien en door meermalen, in de richting van die [naam verbalisant] te spugen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/007514-18
1 subsidiair, 2 subsidiair
telkens
schuldheling

4.eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

parketnummer 10/178170-18
1.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander
toebehoort, vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een mobiele telefoon, een laptop, een mengpaneel en meerdere snoeren. De verdachte heeft hierdoor geprofiteerd van een misdrijf dat door (een) ander(en) is gepleegd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen aldus schade aan de slachtoffers.
Nadat hij in verband met deze feiten in een cel werd geplaatst, heeft de verdachte de dienstdoende bewaarder beledigd. Het gooien van schoenen en spugen op een politieambtenaar is niet alleen kwetsend voor de politieambtenaar zelf, maar maakt ook in het algemeen inbreuk op het gezag van de politie.
De verdachte heeft enkele maanden later zijn moeder in haar eigen huis mishandeld en bedreigd. Bij de bedreiging heeft hij ook een mes en een scherf van een door hem kapot gegooide schaal gebruikt. Door het plegen van deze geweldshandelingen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van zijn moeder. Hij heeft haar pijn gedaan. Daarbij heeft zij letsel opgelopen, onder andere aan het linker oog. Door het uiten van bedreigingen heeft de verdachte niet alleen zijn moeder, maar ook anderen schrik aangejaagd. Dit zijn, zoals blijkt uit de aangifte, ook beangstigende momenten voor zijn zusje geweest.
Door de aan zijn moeder toebehorende schaal te vernielen heeft hij (financiële) schade veroorzaakt.
Dit zijn ernstige feiten en deze feiten worden de verdachte zwaar aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van een deskundige op de terechtzitting
De rechtbank heeft met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte gelet op de
Pro Justitia rapporten, opgemaakt door drs. A.M.I. Peelen, gezondheidszorgpsycholoog, op 8 oktober 2018 en door drs. B.J.H. van der Hoeven, psychiater, op 9 oktober 2018.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Diagnostisch kan er gesproken worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ADHD, een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (al dan niet in remissie), en ernstige stoornissen in het gebruik van cannabis cocaïne en alcohol.
Deze stoornissen, althans één of meer daarvan, waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Geadviseerd wordt door zowel de psycholoog als de psychiater om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Gelet op zijn gebrekkige responsiviteit op behandeling en toezicht, de aanwezigheid van ernstige psychische en persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik, wordt de recidivekans op gewelddadig gedrag zeer hoog geschat. De psycholoog en de psychiater adviseren eenduidig tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) met voldoende beveiligingsniveau.
Reclassering Nederland heeft een tweetal rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juni 2018 en 9 oktober 2018. Deze rapporten houdt onder meer het volgende in.
De verdachte staat geregistreerd als veelpleger. Hij heeft zowel een psychiatrische (ADHD, antisociale persoonlijkheidsstoornis en een psychotische stoornis) als een verslavingsproblematiek (cocaïne, cannabis en alcohol) en dit lijkt een delictvrij leven in de weg te staan.
De verdachte weigert tot nu medicatie voor zijn psychoses. Onder invloed van drugs en alcohol raakt hij ontregeld en doordat hij onvoldoende coping- en interpersoonlijke vaardigheden heeft, kunnen situaties escaleren. Ondanks alle hulpverleningstrajecten in zowel een vrijwillig als een gedwongen kader, lukt het de verdachte niet om enige stabiliteit in zijn leven aan te brengen. Hij heeft dan ook op alle leefgebieden problemen, in die mate dat ambulante hulpverlening geen soelaas zal bieden. Gezien zijn criminele en hulpverleningsgeschiedenis, zijn zorgmijdende karakter en het gebrek aan ziekte- en zelfinzicht, ziet de reclassering geen andere optie dan een strikt juridisch kader in de vorm van een ISD-maatregel. Binnen dit traject kan hij langdurig worden behandeld voor zowel zijn psychiatrische als verslavingsproblematiek. De hoge justitiële druk van de ISD-maatregel in combinatie met de duur van de maatregel is de enige mogelijkheid om positieve gedragsverandering te bewerkstelligen.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden blijkt voorts nog dat de verdachte al jaren dakloos, vooral op straat, leeft en geen werk, opleiding en/of dagbesteding heeft. Hij ontvangt een Wajong-uitkering, maar heeft veel schulden. Daarnaast heeft hij structureel conflicten met zijn familie. Hij wenst zijn leven op orde krijgen en is bereid mee te werken aan hulpverlening en ISD-traject.
Er blijkt van een uitvoerige lijst van eerdere interventies door de hulpverlening, waarbij het laatste toezicht voortijdig werd afgebroken, doordat de verdachte niet bij machte bleek om de afspraken na te komen. Hij wil wel, maar het lukt hem niet. Er is tenslotte geen indicatie om het adolescentenstrafrecht toe te passen, aangezien de persoonlijkheidsstructuur
en de gedragspatronen van de verdachte reeds te veel zijn “uitgehard” om nog vatbaar te
zijn voor een (ortho)pedagogische aanpak.
Ter terechtzitting is M. Weeks, reclasseringswerker, verbonden aan Reclassering Nederland, als deskundige gehoord. Zij heeft de inhoud van de opgestelde reclasseringsadviezen bevestigd en desgevraagd verklaard dat het antwoord op de vraag wanneer de behandeling kan beginnen, afhankelijk is van de intramurale fase van de ISD-maatregel. Een gedwongen kader biedt eerder kansen voor een passende plek. Ook heeft zij benadrukt dat de verdachte in de afgelopen tijd ambivalent is geweest in zijn motivatie voor een klinische behandeling, zodat een dergelijke behandeling als bijzondere voorwaarde in een voorwaardelijk strafkader onvoldoende is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte stelselmatig in aanraking is gekomen met justitie en dat de tot nu toe aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. De verdachte is zoals blijkt uit voormeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie in de vijf jaren voorafgaande aan het nu door hem begane feit, tenminste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan, gelet op de veelvuldige recidive.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst van en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de reclassering, de psycholoog en de psychiater dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt volgen. De rechtbank ziet, op basis van de adviesrapporten, namelijk geen alternatief voor de verdachte. Er is lang het nodige met hem geprobeerd. De conclusie van de reclassering is nu dat een dwang- in plaats van een drangkader noodzakelijk is voor de verdachte. Binnen het specialistische, strakke en langdurige kader van de ISD-maatregel kan diagnostiek plaatsvinden, dat hopelijk kan leiden tot goede behandelmogelijkheden van de problematiek van de verdachte. Daarbij is een hoog beveiligingsniveau gewenst en noodzakelijk.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de
ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. Of de maatregel uiteindelijk slechts is opgelegd ter bescherming van de maatschappij of dat deze ook zal leiden tot een gedragsverandering bij de verdachte, valt of staat met de medewerking van de verdachte zelf. De rechtbank onderschrijft het belang van een zo spoedig mogelijke start van de klinische behandeling, maar dit zal ook afhangen van de opstelling van de verdachte. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte de mogelijkheden die hem binnen de maatregel kunnen worden geboden, met beide handen zal aangrijpen.
Nu de rechtbank de ISD-maatregel passend acht, gaat zij voorbij aan het door de raadsvrouw gevoerde strafmaatverweer dat een voorwaardelijk strafkader beter zou zijn. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek tot opname in een kliniek via een Rechterlijke Machtiging merkt de rechtbank op dat dit niet binnen haar bevoegdheid ligt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

met betrekking tot feiten onder parketnummer 10-007514-18

8.1.
Vorderingen
[naam benadeelde 1] (feit 1 primair)
Als benadeelde partij heeft zich, in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van materiële en immateriële schade als gevolg van de diefstal.
Politie Eenheid Rotterdam (feit 3)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van materiële schade als gevolg van de vernielde Nokia.
[naam benadeelde 2] (feit 4)
Als benadeelde partij heeft zich, via zijn gemachtigde mevrouw [naam gemachtigde] , in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,00 aan immateriële schade als gevolg van de belediging.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie acht de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam niet-ontvankelijk in hun vordering, nu zij van deze feiten vrijspraak heeft geëist.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam in hun vordering bepleit vanwege de door haar bepleite vrijspraken, subsidiair de afwijzing daarvan. Zij heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] aangevoerd dat deze kan worden toegewezen indien het feit bewezen wordt verklaard.
8.3.
Beoordeling
[naam benadeelde 1] (feit 1) en Politie Eenheid Rotterdam (feit 3)
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu beide vorderingen gegrond zijn op feiten waarvan de verdachte wordt vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 geldt dat de verdachte wel wordt veroordeeld voor schuldheling, maar de rechtbank is van oordeel dat zonder nader onderzoek, waarvoor in het kader van deze strafzaak geen plaats is, niet kan worden geconcludeerd dat de schade die door [naam benadeelde 1] is geleden in een zodanig nauw verband staat met de heling, dat dit als rechtstreeks verband is aan te merken.
Nu de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam niet ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[naam benadeelde 2]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 4 ten laste gelegde en bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit in zijn eer en goede naam is aangetast. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding van € 150,00 (honderdvijftig euro) toe.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 12 januari 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]een schadevergoeding betalen van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding door
[naam benadeelde 1] en de Politie Eenheid Rotterdamgeen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 13 oktober 2017 is de verdachte ter zake van wederspannigheid met lichamelijk letsel tot gevolg veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 oktober 2017.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, gelet op haar eis tot onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de thans op te leggen strafmodaliteit wordt die last nu niet gegeven. De rechtbank wijst de vordering af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is de op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38n, 57, 266, 267, 285, 300, 304, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 van parketnummer 10/007514-18 ten laste gelegde feiten, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 van parketnummer 10-007514-18 en onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10-178170-18 ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en Politie Eenheid Rotterdam in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] toe;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 150,00(hoofdsom:
zegge: honderdvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 150,00-(
zegge: honderdvijftig euro) vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
3 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 oktober 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf (parketnummer 10-741383-17).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2018.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te onderteken.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer: 10/007514-18
1
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Nokia Ta-1032) en/of een laptop (met een usb-stick), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Rotterdam, althans te Nederland, een mobiele telefoon (merk Nokia Ta-1032) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening in/uit [naam horecagelegenheid] (gevestigd aan [adres delict 2] ) heeft weggenomen een laptop (merk Asus) en/of een mengpaneel (merk Korg, type NanoKONTROL 2) en/of meerdere, althans een, snoeren (met adapter en/of harde schijf van het merk Lumidesk) in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam horecagelegenheid] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam, een laptop (merk Asus) en/of een mengpaneel (merk Korg, type NanoKONTROL 2) en/of meerdere, althans een, snoeren (met adapter en/of harde schijf van het merk Lumidesk) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon (merk Nokia C2), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan politie Eenheid Rotterdam toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam slachtoffer 3] , arrestantenverzorger werkzaam bij Politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) een schoen in de richting
van die [naam slachtoffer 3] te gooien en/of door meermalen, althans eenmaal, in de richting van die [naam slachtoffer 3] te spugen;
parketnummer 10/178170-18
1.
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Rotterdam
zijn moeder, [naam slachtoffer 1] , heeft
mishandeld door haar
- in/op/tegen het gezicht/oog te slaan/stompen en/of
- haar bij het lichaam vast te pakken en/of beet te houden, waardoor zij ten val zijn gekomen;
2.
hij op of omstreeks
7 september 2018
te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door stekende bewegingen te maken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp richting die [naam slachtoffer 1] , althans te tonen, althans zichtbaar aanwezig te hebben voor die [naam slachtoffer 1] en/of
-die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je en/of ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- door een scherf, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen, althans zichtbaar aanwezig te hebben, aan/voor die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik bewerk je gezicht en/of ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een schaal, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.