ECLI:NL:RBROT:2018:9425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
ROT 16/500
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake persoonsgebonden budget na overlijden eiseres en verwerping nalatenschap door erfgenamen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een beroep ingesteld door de weduwe van een persoon wiens persoonsgebonden budget (pgb) was vastgesteld en teruggevorderd. De weduwe is echter overleden tijdens de procedure, waarna haar gemachtigde heeft aangegeven dat haar kinderen de procedure willen voortzetten. Na de zitting blijkt echter dat een deel van de kinderen en kleinkinderen de nalatenschap van de weduwe hebben verworpen. De rechtbank heeft vervolgens een oproep in de Staatscourant geplaatst, maar er heeft zich niemand gemeld.

De rechtbank overweegt dat, gezien het overlijden van de eiseres, haar belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen. Bovendien zijn er geen erfgenamen bekend die als rechtsopvolgers van de eiseres een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep en die het geding willen voortzetten. Daarom heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 16/500

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2018 in de zaak tussen

wijlen [naam eiseres], te [Plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. J.W.M. Lenting,
en
de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., als rechtsopvolger van Achmea Zorgkantoor N.V., verweerder,
gemachtigde: mr. M.R.A. Raghoebarsingh.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres in haar hoedanigheid van erfgenaam van [Naam 1] tegen de verantwoordingsbeschikkingen van 11 november 2014 (over de eerste en tweede helft van 2013) en het vaststellingsbesluit van 10 januari 2013 (over 2013) ten aanzien van het persoonsgebonden budget (pgb) 2013 dat [Naam 1] op grond van de Regeling zorgaanspraken AWBZ was toegekend – uitmondend in een terugvordering van € 28.254,92 – ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Nadat eiseres op 29 juni 2017 was overleden, heeft haar gemachtigde de rechtbank op 4 september 2017 bericht dat de dochter van eiseres, [Naam 2], en de overige erfgenamen het beroep namens eiseres wilden voortzetten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2017, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van eiseres, vergezeld van [Naam 2] en haar broer [3], en namens verweerder T.J. Chung. Het onderzoek is geschorst in afwachting van (bericht over) een verklaring van erfrecht, zodat de rechtbank kon vaststellen wie de erfgenamen zijn en of deze erfgenamen het beroep willen voortzetten.
Bij brieven van 8 december 2017 en 12 april 2018 heeft de gemachtigde de rechtbank bericht dat [Naam 2] en twee van haar broers, alsmede hun kinderen en kleinkinderen, de nalatenschap van eiseres hebben verworpen, terwijl de overige vijf broers en zussen lijken stil te zitten.
Gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is in de Staatscourant van 7 augustus 2018 mededeling gedaan van het onderhavige beroep en zijn de erven opgeroepen om zich zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 10 september 2018 bij de rechtbank te melden.
Er heeft zich niemand bij de rechtbank gemeld.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt ambtshalve dat eiseres na het instellen van het beroep is overleden, waarmee haar belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen.
2. Er zijn geen erfgenamen bekend die als rechtsopvolgers van eiseres een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep en die het geding willen voortzetten.
3. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 21 november 2018.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.