ECLI:NL:RBROT:2018:9703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
10/996661-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met PGB-gelden door zorginstelling met valse bedrijfsadministratie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die een zorginstelling dreef. De verdachte is beschuldigd van grootschalige fraude met PGB-gelden, waarbij hij jarenlang een valse bedrijfsadministratie heeft gevoerd om te verhullen dat er geen of te weinig zorg was verleend aan de PGB-budgethouders. Door deze valse administratie kon de verdachte meer dan € 500.000,- onttrekken aan de zorginstelling, waarvan ruim € 320.000,- is witgewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen en valsheid in geschrift. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. Daarnaast is de verdachte voor zeven jaar ontzet van het recht om het beroep van zorgverlener of zorgbemiddelaar uit te oefenen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de samenleving meegewogen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld, wat een ernstige aantasting van de legale economie vormt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een beroepsverbod van zeven jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996661-16
Datum uitspraak: 8 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E. Janse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.H.J. Klein Egelink heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest, en als bijkomende straf een beroepsverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Algemene bewijsoverwegingen
Op 25 oktober 2015 is naar aanleiding van een melding over mogelijke fraude met PGB-gelden het strafrechtelijk onderzoek onder de naam Gacka tegen de verdachte, zijn moeder [naam medeverdachte 1] en zijn vader [naam medeverdachte 2] (hierna ook: de medeverdachten) aangevangen. Het onderzoek richtte zich op een eenmanszaak handelend onder de naam [naam verdachte rechtspersoon] [1] en werd gedreven door, zo blijkt uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de verdachte. Volgens de melder zouden echter de medeverdachten de feitelijke eigenaars zijn. De eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als handelsactiviteiten het bemiddelen bij het leveren van thuiszorg en begeleidend/beschermd wonen aan hulpbehoevende mensen.
Uit het onderzoek naar [naam verdachte rechtspersoon] door de inspectie SZW is (onder meer) gebleken dat de facturen in de bedrijfsadministratie van [naam verdachte rechtspersoon] meer uren zorg vermeldden dan de uren die daadwerkelijk waren geleverd. Uit verklaringen van de boekhouder van [naam verdachte rechtspersoon] volgt dat hij samen met de verdachte op zoek ging naar oplossingen om het door de Belastingdienst geconstateerde gat van ruim zevenduizend uren die wel zouden zijn gewerkt maar niet door [naam verdachte rechtspersoon] waren verantwoord, te dichten. Die oplossing werd gevonden in het opmaken en zenden aan de Belastingdienst van valse facturen waarop werkzaamheden stonden vermeld die nooit waren verricht. Ook werden in de bedrijfsadministratie fictieve kostenposten en leningen opgevoerd teneinde de winst van [naam verdachte rechtspersoon] te drukken. Van de zakelijke bankrekening van [naam verdachte rechtspersoon] werden grote geldbedragen contant opgenomen en aan andere doeleinden dan aan zorg besteed. Door [naam verdachte rechtspersoon] giraal overgemaakte bedragen zijn door anderen, waaronder familieleden, al dan niet ter verkrijging van een commissiepercentage, in contanten opgenomen en teruggegeven aan [naam verdachte rechtspersoon] . In totaal heeft [naam verdachte rechtspersoon] door het voeren van een valse bedrijfsadministratie een bedrag van € 507.771,32 verworven en is daarvan - middels voornoemde constructie - een bedrag van € 321.056,27 witgewassen.
Op de terechtzitting heeft de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
al dan niet handelend onder de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ,
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 september 2016 te Rotterdam,
tezamen en vereniging met
(een
)ander(en),
meermalen,
b.
telkens geldbedragen (in totaal een bedrag van EUR 321.056,27)
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en
heeft omgezet, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten, dat
bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij,
al dan niet handelend onder de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ,
in de periode van 9 augustus 2012 tot en met 28 september 2016 te Rotterdam,
tezamen en vereniging met een ander,
de bedrijfsadministratie van [naam verdachte rechtspersoon] ,
zijnde een samenstel van geschriften, dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en vervalst, immers hebben hij en zijn mededader,
telkens opzettelijk valselijk, immers in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)
in zijn, verdachtes, bedrijfsadministratie en de bedrijfsadministratie van de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ,
a. een valse factuur ten name van [naam rechtspersoon 1] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 11-03-2014) (bijlage DOC-008-06, p. 1021)
en
b. een valse factuur ten name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 2]
(gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 31 januari 2014) (bijlage DOC-008-07, p.
1022)
en
c. een valse en factuur ten name van eenmanszaak
[naam rechtspersoon 3] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 17 juni 2014)
(bijlage DOC-008-08, p. 1028)
en
d. twee valse facturen ten name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 4] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 2 juni 2015 en 10 juli 2015) (bijlage DOC-014-34, p. 1626 en DOC-014-38, p. 1630)
en
e. een rekeningafschrift van de ING, inhoudende twee overboekingen van de
zakelijke rekening van [naam verdachte rechtspersoon] naar de bankrekening op naam van [naam 1]
, met als omschrijving: "spoedoverboeking Deelbetaling 1 factuurnr
003-2016" en "spoedoverboeking Deelbetaling 2 factuurnr 003-2016" (DOC-016-01)
en
f. een kwitantie met nummer 109, inhoudende een contante betaling (datum
09-08-2012) van [naam 2] aan [naam verdachte rechtspersoon] , ten bedrage van 3.3
30 euro
(DOC-014-16, p. 1272)
opgenomen en geboekt en verwerkt ,
bestaande de valsheid telkens hierin
-zakelijk weergegeven -
ten aanzien van a tot en met d
dat (telkens) valselijk
enin strijd met de waarheid op bovenstaande
facturen is opgenomen dat [naam rechtspersoon 1] en [naam rechtspersoon 3]
en [naam rechtspersoon 2] en [naam rechtspersoon 4] werkzaamheden en/of diensten
hebben verricht voor [naam verdachte rechtspersoon] , terwijl in werkelijkheid de in de
bovengenoemde facturen genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn
verricht door deze bedrijven,
en
dat de op bovengenoemde facturen genoemde gefactureerde bedragen niet door [naam verdachte rechtspersoon]
zijn betaald aan deze bedrijven,
ten aanzien van e
dat de factuur 003-2016, genoemd in de omschrijvingen op bovengenoemd
rekeningafschrift, niet bestaat of heeft bestaan,
ten aanzien van f
dat de contante betaling, genoemd op deze kwitantie, niet door of namens [naam 2]
is gedaan,
zulks telkens met het oogmerk om dat samenstel van geschriften als
echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

2.medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte dreef een zorginstelling handelend onder de naam [naam verdachte rechtspersoon] waarbij zijn medeverdachten ook (deels) waren betrokken. Binnen [naam verdachte rechtspersoon] heeft jarenlang grootschalige fraude met PGB-gelden plaatsgevonden. Om te verhullen dat geen of te weinig uren zorg waren verleend aan de PGB-budgethouders is een valse bedrijfsadministratie gevoerd. Door het voeren van die valse bedrijfsadministratie kon ruim € 500.000,- worden onttrokken aan [naam verdachte rechtspersoon] . Van dat bedrag is ruim € 320.000,- mede door de verdachte witgewassen. Gelet op de omvang en intensiteit waarmee dit is geschied is sprake van gewoontewitwassen.
De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld bedoeld voor de zorg van de cliënten van [naam verdachte rechtspersoon] , waarbij hij en zijn mededaders geen oog hebben gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van het PBG in het algemeen en voor de betreffende budgethouders in het bijzonder, die met behulp van een PGB op een adequate manier in hun zorgbehoefte hadden kunnen voorzien. Aldus zijn aanzienlijke geldbedragen, bedoeld voor de zwakkeren in de samenleving, ten onrechte bij verdachte en haar mededaders terechtgekomen.
Het witwassen van crimineel verkregen vermogen vormt bovendien een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank voorts rekening met de gewichtige rol van de verdachte in het geheel. Anders dan door de verdediging is bepleit, is de verdachte niet slechts door blind te vertrouwen op de boekhouder in deze situatie gekomen, maar heeft hij zelf, als eigenaar van [naam verdachte rechtspersoon] , een grote, initiërende en actieve rol gespeeld bij de valsheid in geschrift en het witwassen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omvang van het bedrag dat is witgewassen en de periode waarin de verdachte zichzelf ten koste van anderen heeft verrijkt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan alle verdachten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden zal worden opgelegd. Gelet op het feit dat de verdachte naast het witwassen, in tegenstelling tot zijn medeverdachten, ook schuldig is bevonden aan het plegen van valsheid in geschrift, is de rechtbank van oordeel dat dit tot uitdrukking dient te komen in de straf. Dat in aanmerking genomen oordeelt zij dat de eis van de officier van justitie in het geval van de verdachte passend en geboden is.
De feiten waarvoor de verdachte thans wordt veroordeeld, heeft hij begaan in de uitoefening van zijn beroep. Om het gevaar in te perken dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten en ter bescherming van een kwetsbare groep mensen in onze samenleving, acht de rechtbank het passend en geboden om hem,, naast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, het recht te ontzeggen om gedurende vijf jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis een beroep uit te oefenen in de zorgsector. De rechtbank begrijpt daar ook onder de financiële en administratieve dienstverlening in de zorgsector. Bij de periode van vijf jaar sluit de rechtbank aan bij de duur van het civielrechtelijke beroepsverbod ingevolge artikel 106a en 106b van de Faillissementswet. Nu de periode van ontzetting al ingaat tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, bepaalt de rechtbank de duur van ontzetting op zeven jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en bijkomende straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen bescheiden te onttrekken aan het verkeer, nu de bewezen feiten met behulp van deze bescheiden zijn begaan. De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
De op de in de beslaglijst genoemde bescheiden zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat de bewezen feiten met behulp van deze bescheiden zijn begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 28, 36b, 36c, 47, 57, 225, 420ter en 420quinquies van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt als bijkomende straf op aan de verdachte:
- ontzetting van het recht tot de uitoefening van het beroep van zorgverlener en zorgbemiddelaar, zulks voor de duur van 7 (zeven) jaren.
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst genoemde bescheiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
(al dan niet handelend onder de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ),
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot
en met 28 september 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en vereniging met een ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a.
van één of meer geldbedrag(en) (in totaal een bedrag van (ongeveer) EUR
321.056,27)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) , althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) één of meer geldbedrag(en) (in totaal een bedrag van (ongeveer) EUR
321.056,27)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten
vorengenoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en),althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij,
(al dan niet handelend onder de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ),
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2012 tot
en met 28 september 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en vereniging met een ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) de (bedrijfs)administratie van [naam verdachte rechtspersoon] ,
zijnde een (samenstel van) geschrift(en), dat/die bestemd is/zijn om tot
bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen
opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s),
telkens opzettelijk valselijk, immers in strijd met de waarheid,
(zakelijk weergegeven)
in zijn, verdachtes, bedrijfsadministratie en/of de bedrijfsadministratie van
de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ,
a.een valse en/of vervalste factuur ten name van [naam rechtspersoon 1] (gericht aan
[naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 11-03-2014) (bijlage DOC-008-06, p. 1021)
en/of
b.een valse en/of vervalste factuur ten name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 2]
(gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 31 januari 2014) (bijlage DOC-008-07, p.
1022)
en/of
c.een valse en/of vervalste factuur ten name van eenmanszaak
[naam rechtspersoon 3] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 17 juni 2014)
(bijlage DOC-008-08, p. 1028)
en/of
d.twee, in elk geval een of meer, valse en/of vervalste factu(ur)(en) ten
name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 4] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 2
juni 2015 en/of 10 juli 2015) (bijlage DOC-014-34, p. 1626 en/of DOC-014-38,
p. 1630)
en/of
e.een rekeningafschrift van de ING, inhoudende twee overboekingen van de
zakelijke rekening van [naam verdachte rechtspersoon] naar de bankrekening op naam van [naam 1]
, met als omschrijving: "spoedoverboeking Deelbetaling 1 factuurnr
003-2016" en "spoedoverboeking Deelbetaling 2 factuurnr 003-2016" (DOC-016-01)
en/of
f.een kwitantie met nummer 109, inhoudende een contante betaling (datum
09-08-2012) van [naam 2] aan [naam verdachte rechtspersoon] , ten bedrage van 3.300 euro
(DOC-014-16, p. 1272)
opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken
en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin
-zakelijk weergegeven -
ten aanzien van a tot en met d
dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid op bovenstaande
factu(u)r(en) is opgenomen dat [naam rechtspersoon 1] en/of [naam rechtspersoon 3]
en/of [naam rechtspersoon 2] en/of [naam rechtspersoon 4] werkzaamheden en/of diensten
heeft/hebben verricht voor [naam verdachte rechtspersoon] , terwijl in werkelijkheid de in de
bovengenoemde factu(ur)(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn
verricht door dit/deze bedrij(f)(ven),
en/of
dat de op bovengenoemde facturen genoemde gefactureerde bedragen niet door [naam verdachte rechtspersoon]
zijn betaald aan dit/deze bedrij(f)(ven),
ten aanzien van e
dat de factuur 003-2016, genoemd in de omschrijving(en) op bovengenoemd
rekeningafschrift, niet bestaat of heeft bestaan,
ten aanzien van f
dat de contante betaling, genoemd op deze kwitantie, niet door of namens [naam 2]
is gedaan,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
(al dan niet handelend onder de eenmanszaak [naam verdachte rechtspersoon] ),
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot
en met 28 september 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en vereniging met een ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik hebben/heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of
vervalst(e) geschrift(en), te weten:
a.een factuur ten name van [naam rechtspersoon 1] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum
11-03-2014) (bijlage DOC-008-06, p. 1021)
en/of
b.een factuur ten name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 2] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] )
(factuurdatum 31 januari 2014) (bijlage DOC-008-07, p. 1022)
en/of
c.een factuur ten name van eenmanszaak [naam rechtspersoon 3] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon]
) (factuurdatum 17 juni 2014) (bijlage DOC-008-08, p. 1028)
en/of
d.twee, in elk geval een of meer, factu(ur)(en) ten name van eenmanszaak
[naam rechtspersoon 4] (gericht aan [naam verdachte rechtspersoon] ) (factuurdatum 2 juni 2015 en/of 10
juli 2015) (bijlage DOC-014-34, p. 1626 en/of DOC-014-38, p. 1630)
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen,
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat valselijk - in
strijd met de waarheid - in/op dat/die geschrift(en) (telkens):
is opgenomen dat [naam rechtspersoon 1] en/of [naam rechtspersoon 3] en/of [naam rechtspersoon 2]
en/of [naam rechtspersoon 4] werkzaamheden en/of diensten heeft/hebben verricht voor
[naam verdachte rechtspersoon] , terwijl in werkelijkheid de in de bovengenoemde factu(ur)(en)
genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht door dit/deze
bedrij(f)(ven),
en/of
de op bovengenoemde facturen genoemde gefactureerde bedragen niet door [naam verdachte rechtspersoon]
zijn betaald aan dit/deze bedrij(f)(ven),
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
dat/die geschrift(en) heeft/hebben afgegeven, althans doen toekomen aan (een)
medewerker(s) van de Belastingdienst en/of dat verdachte en/of zijn
mededader(s) dat/die geschrift(en) heeft/hebben opgenomen in zijn/de
boekhouding en/of zijn/de (bedrijfs)administratie van [naam verdachte rechtspersoon] .

Voetnoten

1.Tot de eenmanszaak van de verdachte [naam verdachte] behoorden ook de handelsnamen “ [naam rechtspersoon 5] ” en “ [naam rechtspersoon 6] ”. Nu deze handelsnamen niet in (direct) verband staan met de verdenkingen tegen de verdachten hanteert de rechtbank uitsluitend de handelsnaam [naam verdachte rechtspersoon] .