ECLI:NL:RBROT:2019:10043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
10/661036/19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op juwelierszaak met geweld en bedreiging

Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte die medeplichtig was aan een gewapende overval op een juwelierszaak in Schiedam, gepleegd op 8 mei 2019. De verdachte had voorbereidende handelingen verricht door meerdere keren langs de juwelierszaak te lopen en telefonisch contact te onderhouden met medeverdachten om hen op de hoogte te stellen van de situatie ter plaatse. Tijdens de overval deed de verdachte zich voor als een gewone klant en klopte op de deur, waardoor de eigenaar deze opende. Dit gaf een van de gemaskerde medeverdachten de kans om de winkel binnen te dringen. De overval ging gepaard met geweld, waarbij de juwelier met een mes werd bedreigd en de vitrines met een hamer werden vernield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer berekenend en schaamteloos te werk was gegaan, zonder enige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie niet passend en legde de verdachte een jeugddetentie van zes maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De rechtbank benadrukte de impact van de overval op de slachtoffers en de samenleving, en rekende het de verdachte zwaar aan dat hij zich na de overval als onschuldige getuige presenteerde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/661036/19
Datum uitspraak: 17 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Portugal) op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht, dat de verdachte onderwijs volgt volgens het rooster en dat de verdachte meewerkt aan begeleiding vanuit het Wijkteam en/of Fivoor, en andere hulp wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de verklaringen van de aangever, van getuigen en uit camerabeelden blijkt op welke wijze de overval heeft plaatsgevonden. Op de camerabeelden van de periode voorafgaand aan de overval is te zien is dat de verdachte voor de juwelier heen en weer loopt, dat hij bij de deur van de juwelier aanbelt en dat hij opzij wordt geduwd door een van de medeverdachten die naar binnen gaat. Uit de processen-verbaal van bevindingen, waarin de telefoons van zowel de verdachte als de medeverdachten zijn geanalyseerd, volgt dat er ter plaatse van de juwelier en direct voorafgaand aan de overval telefonisch contact is geweest tussen de telefoon die de verdachte onder zich had en de telefoon van een van de medeverdachten. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat in de slaapkamer van de verdachte een bigshopper is aangetroffen die soortgelijk is aan de bigshopper die is gebruikt bij de overval.
4.1.2.
Beoordeling
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij verdacht wordt van het medeplegen van een overval op een juwelier.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte is voorafgaand aan de overval meerdere malen heen en weer gelopen voor de juwelierswinkel. Hij heeft direct voorafgaand aan de overval met één van de medeverdachten gebeld. De verdachte heeft vervolgens bij de juwelierswinkel aangebeld en aangeklopt zodat de aangever de toegangsdeur opende. Precies op dat moment werd hij door een van de medeverdachten weggeduwd en verschafte deze medeverdachte zich op die wijze toegang tot de winkel van de juwelier. Met zijn handelingen is de verdachte dan ook opzettelijk behulpzaam geweest, niet alleen bij het verschaffen van toegang aan zijn medeverdachten, maar ook - naar mag worden aangenomen - door hen na de voorverkenning op de hoogte te stellen van de situatie ter plaatse en een plan van aanpak te bespreken. Deze handelingen van de verdachte zijn bij uitstek handelingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht. De rechtbank vindt deze handelingen van onvoldoende gewicht om aan te nemen dat er sprake is van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Nu verder niet is komen vast te staan dat de in de slaapkamer van de verdachte gevonden bigshopper dezelfde bigshopper is als die bij de overval is gebruikt, en mede daarom niet kan worden vastgesteld dat de verdachte na afloop van de overval nog een rol heeft gehad in de zin dat hij buit heeft verborgen of anderszins, zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
4.1
Bewijswaardering
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en/meer (tot op heden) onbekend gebleven anderen, op 03 mei 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen in een juwelierswinkel gelegen aan de [adres delict] , borden/plateaus met (gouden) sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam juwelier] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- gemaskerd binnendringen van die winkel,en
- ( met kracht) duwen van die [naam slachtoffer] ,en
- tonen/voorhouden van een mes en/of een hamer aan die [naam slachtoffer] en
- met die hamer vernielen van de ruiten van een of meer vitrines en de deur, en
- maken van zwaaiende bewegingen met dat mes bij en of in de richting van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer] ,
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Als jij gilt ga ik jou vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 8 mei 2019 te Schiedam opzettelijk gelegenheid, en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door een voorverkenning uit te voeren en bellend contact te onderhouden met [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en te kloppen bij voornoemde juwelierswinkel en.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 8 mei 2019 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een zeer brutale gewapende overval op een juwelierszaak in een winkelpassage. De verdachte en de medeverdachten zijn hierbij zeer berekenend te werk gegaan. De verdachte heeft voorbereidende handelingen verricht door eerst meermaals langs de juwelierszaak te lopen en vervolgens te bellen met (een van) de medeverdachten - naar moet worden aangenomen - om hen op de hoogte te stellen van de situatie ter plaatse en voor het maken van een aanvalsplan. De verdachte, die zich voordeed als een gewone klant, heeft vervolgens op de toegangsdeur van de juwelierswinkel geklopt, waarna de nietsvermoedende eigenaar van de zaak de deur opende. Dit gaf een van de gemaskerde medeverdachten de gelegenheid de winkel binnen te dringen. Bij deze overval is geweld gebruikt en is de juwelier met een mes in bedwang gehouden. De vitrines in en de deur van de winkel zijn met een hamer stukgeslagen. Er zijn meerdere tableaus met sieraden weggenomen. Dit alles gebeurde op klaarlichte dag in een drukke winkelpassage. Niet alleen tijdens de overval is de verdachte in de buurt gebleven, maar ook daarna, waarbij hij zich als onschuldige getuige aan de politie heeft gepresenteerd. Dit vindt de rechtbank bijzonder brutaal, schaamteloos en doortrapt. Dit soort gebeurtenissen hebben begrijpelijkerwijs grote impact op de slachtoffers en omstanders en veroorzaken in de samenleving sterke gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft geen invloed op de strafmaat.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 augustus 2019 en 18 november 2019. GZ-psycholoog mw. K. Oostra MSc heeft op 24 oktober 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt.
In het rapport van 22 augustus 2019 heeft de Raad aangegeven dat, voor zover bekend, er geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het rapport van de GZ-psycholoog volgt dat de verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan het persoonlijkheidsonderzoek waartoe de officier van justitie opdracht had gegeven.
In het rapport van 18 november 2019 adviseert de Raad als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs volgens het lesrooster en medewerking aan begeleiding vanuit het wijkteam en/of Fivoor.
De rechtbank neemt dit advies over.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het vertrekpunt voor een overval op een winkel is vier maanden jeugddetentie.
In jeugdzaken zijn de straffen en maatregelen voor medeplichtigheid in beginsel dezelfde als die voor het voltooide misdrijf, maar de rechtbank houdt bij de bepaling van de straf wel rekening met de kleinere rol die de verdachte heeft gehad, in die zin dat hem een lagere straf wordt opgelegd dan aan zijn mededaders is opgelegd (respectievelijk 24 en 16 maanden gevangenisstraf en jeugddetentie, waarvan een deel voorwaardelijk).
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zeer berekenend, schaamteloos en doortrapt te werk is gegaan door voorbereidingshandelingen te verrichten die naadloos overgingen in de overval en door zich na afloop aan de politie te presenteren als een onschuldige getuige. De verdachte heeft op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft ook geen enkele blijk gegeven van inzicht in de ernst van het feit, zijn rol daarin en de gevolgen voor het slachtoffer en omstanders. Deze omstandigheden werken strafverzwarend.
Dit alles betekent dat de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf (in de vorm van een werkstraf) en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, zoals de officier van jusitie heeft geëist, niet passend vindt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het feit niet anders gereageerd kan worden dan met een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden en dat die straf dus passend en geboden is.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de verdachte baat heeft bij begeleiding en behandeling. De rechtbank is het daarmee eens. De verdachte heeft in zijn gedrag laten zien en ter zitting ook uitgesproken dat hij alleen bereid is mee te werken aan begeleiding en behandeling wanneer hem dit als verplichting wordt opgelegd. Omdat de rechtbank begeleiding en behandeling noodzakelijk acht, zal een gedeelte van drie maanden van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk worden opgelegd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, de verplichting naar school te gaan volgens lesrooster en de verplichting mee te werken aan begeleiding en/of behandeling vanuit het wijkteam en/of Fivoor. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 48, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat van een gedeelte van deze jeugddetentie groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich vóór het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- onderwijs zal volgen volgens zijn lesrooster;
- zal meewerken aan begeleiding en/of behandeling vanuit het Wijkteam en/of Fivoor, en andere hulp wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S.C.C. Hes-Bakkeren en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 mei 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een juwelierswinkel gelegen aan de [adres delict] , een of meer borden/plateaus met (gouden) sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam juwelier] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het;
- ( gemaskerd) binnendringen van die winkel, en/of
- ( met kracht) duwen van die [naam slachtoffer] , en/of
- tonen/voorhouden van een mes en/of een hamer aan die [naam slachtoffer] en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [naam slachtoffer] , en/of
- met die hamer vernielen van de ruiten van een of meer vitrines en/of de deur, en/of
- maken van zwaaiende bewegingen met dat men bij en of in de richting van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer]
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Als jij gilt ga ik jou vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of meer (tot op heden) onbekend gebleven anderen, op of omstreeks 03 mei 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een juwelierswinkel gelegen aan de [adres delict] , een of meer borden/plateaus met (gouden) sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam juwelier] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het;
- ( gemaskerd) binnendringen van die winkel, en/of
- ( met kracht) duwen van die [naam slachtoffer] , en/of
- tonen/voorhouden van een mes en/of een hamer aan die [naam slachtoffer] en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [naam slachtoffer] , en/of
- met die hamer vernielen van de ruiten van een of meer vitrines en/of de deur, en/of
- maken van zwaaiende bewegingen met dat men bij en of in de richting van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer]
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Als jij gilt ga ik jou vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 mei 2019 te Schiedam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een voorverkenning uit te voeren en/of bellend contact te onderhouden met [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of te kloppen bij voornoemde juwelierswinkel en/of door op de uitkijk te staan.