ECLI:NL:RBROT:2019:10044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
10/741020-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor minderjarige verdachte na gewapende overval op juwelierszaak

Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte die samen met een mededader een gewapende overval heeft gepleegd op een juwelierszaak in Schiedam. De verdachte, geboren in 2002, heeft de winkelier met een groot mes bedreigd terwijl zijn mededader de vitrines kapotsloeg en sieraden stal. De overval vond plaats op klaarlichte dag, in aanwezigheid van winkelend publiek. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval goed georganiseerd was, waarbij de verdachte zijn telefoon had uitgeleend aan een derde medeverdachte voor verkenning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan systeemtherapie. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan de schuldheling van een scooter. De rechtbank heeft de impact van de overval op de slachtoffers en de samenleving benadrukt en heeft de verdachte een blanco strafblad, maar een zorgwekkende ontkennende houding, in overweging genomen. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen beoordeeld en verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/741020-19
Datum uitspraak: 17 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2002 te [geboorteplaats verdachte] (Kaapverdië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in RJJI de Hartelborgt Opvang te Spijkenisse,
raadsvrouw mr. I.K. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 16 maanden met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 03 mei 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een juwelierswinkel gelegen aan de [adres delict] , borden/plateaus met (gouden)sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam juwelier] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het;
- gemaskerd binnendringen van die winkel, en
- ( met kracht) duwen van die [naam slachtoffer] , en
- tonen/voorhouden van een mes en een hamer aan die [naam slachtoffer] en
- met die hamer vernielen van de ruiten van een of meer vitrines en de deur, en
- maken van zwaaiende bewegingen met dat mes bij en of in de richting van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer]
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Als jij gilt ga ik jou vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op 06 augustus 2019 te Rotterdam, een goed, te weten een scooter (kenteken [kentekennummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2.
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 8 mei 2019 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer brutale gewapende overval op een juwelierszaak in een winkelpassage. De verdachte heeft daarbij met een groot mes in zijn hand de winkelier op afstand van diens zaak gehouden, terwijl de mededader de zaak was binnengedrongen en daar de vitrines kapotsloeg om de plateaus met sieraden buit te maken. Dit hebben de verdachte en zijn mededader op klaarlichte dag gedaan, terwijl het in de passage druk was met winkelend publiek, dat hiervan dus getuige was. Beide daders hadden hun gezicht bedekt, wat ook angstaanjagend geweest moet zijn. Vervolgens zijn de verdachte en zijn mededader gevlucht. Kort voor de overval heeft een derde jongen voorverkenningen uitgevoerd en via de telefoon contact gehad met de twee anderen om – naar aangenomen kan worden – verslag uit te brengen van de situatie ter plaatse. Hij heeft er ook voor gezorgd dat de juwelier na aanbellen zijn winkeldeur opende door zich als klant voor te doen.
Dit soort gebeurtenissen hebben begrijpelijkerwijs grote impact op de slachtoffers en omstanders en veroorzaken in de samenleving sterke gevoelens van onrust en onveiligheid. Hiermee hebben de verdachte en zijn mededaders geen rekening gehouden. De rechtbank vindt het een heel akelig feit. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de schuldheling van een scooter. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven zich op enig moment te hebben afgevraagd wat de herkomst van deze scooter was, terwijl hij had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Op die manier heeft de verdachte er zowel aan bijgedragen dat de scooter buiten het bereik van de eigenaar bleef, als aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De verdachte was op dat moment geschorst uit de voorlopige hechtenis. Eén van de voorwaarden van die schorsing was dat de verdachte zich niet opnieuw schuldig zou maken aan strafbare feiten. Dit heeft niet geholpen hem te weerhouden om op een gestolen scooter rond te gaan rijden. De rechtbank vindt dit zorgwekkend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft. Dit heeft geen invloed op de strafmaat.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog M.S. Koch heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 14 juli 2019. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
Bij de verdachte is geen sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het recidiverisico schat de psycholoog in als laag. Toch adviseert de psycholoog om in het kader van bijzondere voorwaarden zowel individuele begeleiding als systeemtherapie op te leggen, omdat dit goed is voor de ontwikkeling van de verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2019.
De Raad vindt het door de psycholoog gegeven advies passend, omdat zij de ontkennende houding van de verdachte zeer zorgelijk vindt. Ook vindt de Raad het zorgelijk dat de schorsing uit de voorlopige hechtenis tweemaal is opgeheven en dat dit slechts een beperkte invloed op de verdachte lijkt te hebben gehad.
De rechtbank neemt deze adviezen over.
Mevrouw [naam] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft ter terechtzitting aangegeven dat de verdachte moeite blijft houden zich aan voorwaarden te houden. Om die reden is zijn nachtdetentie per 2 december 2019 stop gezet. Het is het de bedoeling dat de verdachte individuele therapie zal krijgen en dat MDFT zal worden ingezet op het moment dat de verdachte uit detentie komt. Mevrouw [naam] maakt zich echter wel zorgen om de ontkennende houding van de verdachte. Dat zal het proces van behandelen moeilijk maken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft ogenschijnlijk uit het niets de feiten, waaronder een gewapende overval, gepleegd. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie.
Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het vertrekpunt voor een overval op een winkel is vier maanden jeugddetentie. Als strafverzwarend telt mee dat de overval is uitgevoerd door meerdere daders, dat de verdachte met een groot mes heeft gedreigd dat niet alleen zichtbaar was voor de eigenaar van de juwelierszaak, maar ook voor het winkelend publiek. Verder telt in strafverzwarende zin mee dat de overval een goed georganiseerd karakter had (planmatig en doordacht). Zo heeft de verdachte zijn telefoon uitgeleend aan een derde medeverdachte, die de voorverkenning heeft uitgevoerd, vervolgens met die telefoon de verdachte en zijn mededader op de hoogte heeft gesteld van de situatie ter plaatse en die er daarna voor heeft gezorgd dat de winkeleigenaar na aanbellen de deur open deed door zich als klant voor te doen. Bij de oplegging van de duur van de straf houdt de rechtbank ook rekening met de straf die aan de jongvolwassen mededader is opgelegd, die de vitrines heeft ingeslagen en de sieraden heeft weggenomen. Hem is 24 maanden gevangenisstraf opgelegd, waarvan 16 maanden voorwaardelijk. Tot slot telt als strafverzwarend mee dat de verdachte zich ook nog schuldig heeft gemaakt aan de (schuld)heling van een scooter.
De rechtbank is met de rapporteurs van oordeel dat de verdachte gebaat is bij behandeling en begeleiding. Om die reden zal een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk worden opgelegd met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering, zal meewerken aan systeemtherapie (MDFT) en aan individuele hulpverlening. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een gewapende overval. Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psycholoog, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, waaruit naar voren komt dat de verdachte moeite heeft zich aan voorwaarden te houden, en hij ook tijdens zijn schorsing opnieuw in aanraking is gekomen met justitie, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Alcatel telefoon en het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren en de volgende in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte: iPhone, trainingspak, schoenen, joggingbroek en jas.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen goederen.
8.3.
Beoordeling en conclusie
De in beslag genomen Alcatel telefoon en het mes zullen worden verbeurd verklaard.
De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen, namelijk de iPhone 7, het trainingspak, de schoenen, de jas en de joggingbroek zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 16 (zestien) maanden,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- mee zal werken aan de systeemtherapie in de vorm van MDFT;
- mee zal werken aan individuele hulpverlening;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
• 1.00 STK Telefoontoestel, kleur zwart, ALCATEL [serienummer] , [beslagnummer 1] ;
• 1.00 STK Mes, kleur zilver, vierkanten motieven op lemmet, blauwe strepen vat;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
• 1.00 STK Telefoontoestel, kleur zilver, APPLE iPhone 7, uit fouillering, [beslagnummer 2]
• 1.00 STK Trainingspak, kleur zwart, NIKE
• 1.00 PA Schoenen, kleur zwart, NIKE AIR MAX
• 1.00 STK Jas, NIKE, maat M, donkerkleurige jas, mouwen binnenstebuiten
• 1.00 STK Broek, JOGGINGBROEK, 1 donkerkleurige joggingbroek;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S.C.C. Hes-Bakkeren en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 mei 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een juwelierswinkel gelegen aan de [adres delict] , een of meer borden/plataus met (gouden) sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of [naam juwelier] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het;
- ( gemaskerd) binnendringen van die winkel, en/of
- ( met kracht) duwen van die [naam slachtoffer] , en/of
- tonen/voorhouden van een mes en/of een hamer aan die [naam slachtoffer] en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [naam slachtoffer] , en/of
- met die hamer vernielen van de ruiten van een of meer vitrines en/of de deur, en/of
- maken van zwaaiende bewegingen met dat men bij en of in de richting van het bovenlichaam van die [naam slachtoffer]
- aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden "Als jij gilt ga ik jou vermoorden", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (kenteken [kentekennummer] ) heeft verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht