In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers BAM Solutions B.V. en De Kievit Holding B.V., samen met eiser [eiser 1], gedaagden [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aangeklaagd voor het betalen van hoofdsommen en rente op basis van hoofdelijkheid bij verschillende geldleningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden gedwaald hebben bij het aangaan van de overeenkomsten, omdat zij niet goed begrepen dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schulden van [gedaagde 1]. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, omdat de gedaagden niet in verzuim waren gekomen en er geen grond was voor het betalen van rente. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomsten onder invloed van dwaling tot stand waren gekomen, en dat de gedaagden de overeenkomsten terecht hebben vernietigd. De eisers zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De zaak begon met een dagvaarding op 22 maart 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en een proces-verbaal van de zitting op 11 november 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedures geschorst waren vanwege het faillissement van [gedaagde 1]. De gedaagden hebben betwist dat de geldleningen daadwerkelijk zijn verstrekt en hebben als verweer aangevoerd dat de overeenkomsten vernietigd moeten worden wegens misbruik van omstandigheden, dwaling of dwang. De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagden gevolgd en geoordeeld dat de eisers niet konden aannemen dat de overeenkomsten ook zonder de onjuiste informatie zouden zijn gesloten. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen en de eisers veroordeeld in de proceskosten.