ECLI:NL:RBROT:2019:10122

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
C/10/557632 / FA RK 18-6915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag naar Portugees recht in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2019 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2010. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.D. van Velthoven, verzocht om wijziging van het gezamenlijk gezag, dat was ontstaan na de erkenning van de minderjarige door de man, die in Frankrijk woont en niet verschenen was in de procedure. De rechtbank had eerder, op 2 september 2019, de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI). Dit rapport bevestigde dat er formeel sprake was van gezamenlijk gezag, maar dat er beperkingen golden in de uitoefening van dat gezag door de man, gezien het ontbreken van feitelijke samenleving tussen de ouders.

De rechtbank oordeelde dat de man, door zijn onbereikbaarheid en het verbreken van alle contacten met de vrouw en de minderjarige, niet langer betrokken wilde zijn bij de opvoeding en verzorging van het kind. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waardoor het niet langer in het belang van de minderjarige was om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. De rechtbank besloot daarom het gezag over de minderjarige aan de vrouw toe te wijzen, die de dagelijkse verzorging en opvoeding biedt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/557632 / FA RK 18-6915
Beschikking van 5 december 2019 betreffende het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] , [adres vrouw] ,
advocaat mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende in Frankrijk te [woonplaats man] , [adres man] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 2 september 2019;
  • het aanvullende rapport met bijlagen van het Internationaal Juridisch Instituut, ingekomen op 27 september 2019.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 2 september 2019 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak betreffende het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] aangehouden in afwachting van een nader rapport van het IJI. De rechtbank verwijst naar en neemt over wat is opgenomen in die beschikking.
2.2.
Met betrekking tot de vraag of bij de erkenning van de minderjarige door de man naar Portugees recht tevens gezamenlijk gezag is ontstaan, sluit de rechtbank aan bij de overgelegde rapportage van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), gedateerd 21 juni 2019 en 26 september 2019.
Uit het rapport van 21 juni 2019 blijkt onder meer - en voor zover hier van belang - dat het wettelijk uitgangspunt is dat gehuwde ouders beiden het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen (artikel 1901 van het Portugees Burgerlijk Wetboek (hierna: PBW). Dit wettelijk uitgangspunt geldt analoog voor niet (of niet langer) met elkaar gehuwde ouders, voor zover het juridisch ouderschap van hen beiden eerder is vast komen te staan. Staat het juridisch ouderschap bij of na de geboorte van het kind slechts vast met betrekking tot één ouder, dan heeft deze ouder het ouderlijk gezag (artikel 1910 Civil Code Portugal).
In dit geval is het juridisch vaderschap van de man komen vast te staan en geldt in beginsel dat hij ook het gezag over de minderjarige heeft, tenzij er sprake is van een afwijkende gezagsbeslissing, waarvan niet is gebleken.
Op verzoek van de rechtbank heeft het IJI ter aanvulling op en ter verduidelijking van het eerder uitgebrachte rapport op 27 september 2019 een nader rapport gemaakt, waarin de conclusie dat formeel sprake is van gezamenlijk gezag wordt bevestigd, maar dat sprake kan zijn van beperkingen in de uitoefening van het gezag door de ouder bij wie het kind niet de (hoofd)verblijfplaats heeft (vgl. artikel 1906 lid 1 en lid 3 in samenhang met artikel 1912 lid 1 PBW). In casu is er kennelijk geen sprake van een feitelijk samenleven van de ouders van het kind noch ten tijde van de geboorte noch daarna en ontbreekt de zogenaamde
comunhão de vida. Dit laat onverlet dat er formeel sprake is van gezamenlijk gezag. De uitoefening is evenwel beperkt tot aangelegenheden van bijzonder belang voor de minderjarige (
questões de particular importȃncia, zie artikel 1906 lid 1 Portugees BW). De inhoud van dit begrip is ingevuld in de Portugese rechtspraak en rechtsleer en omvat onder meer het aanvragen van een paspoort, religieuze en levensbeschouwelijke keuzes betreffende de minderjarige en (ingrijpende) medische beslissingen. Het uitgangspunt van gezamenlijk gezag ongeacht de vraag of de ouders met elkaar samenleven lijdt uitzondering wanneer de gezamenlijke uitoefening van het gezag door de rechter strijdig met het belang van het kind wordt bevonden en aan één van de ouders wordt toegekend. Hiervan is in deze zaak niet gebleken. De dagelijkse uitoefening van het ouderlijk gezag (
atos da vida corrente) van minder belangrijke zaken betreft, wordt uitgeoefend door de ouder bij wie het kind zich bevindt.
2.3.
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank er vanuit dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag naar Portugees recht hebben, vanaf het moment van de erkenning door de man, waarbij aan de uitoefening van het gezag door de man beperkingen gelden.
2.4.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
2.5.
De man heeft zich niet verweerd tegen het verzoek van de vrouw.
2.6.
De raad heeft ter zitting van 29 mei 2019 geadviseerd het verzoek toe te wijzen in verband met de problemen waar de vrouw in de praktijk tegenaan loopt.
2.7.
De vrouw stelt een wijziging van omstandigheden waardoor het niet langer in het belang van de minderjarige is om het gezag gezamenlijk uit te oefenen.
Tussen partijen is geen enkele communicatie, de man is voor de vrouw slecht bereikbaar door steeds te verhuizen en niet te reageren op telefonische oproepen van de vrouw. De man is kort na de geboorte van de minderjarige verhuisd naar Frankrijk en geeft sindsdien op geen enkele wijze invulling aan zijn ouderlijke verantwoordelijkheden. De vrouw loopt hierdoor in de praktijk tegen problemen op, zoals bij de toestemming voor een buitenlandse vakantie en bij de aanvraag van een paspoort voor de minderjarige.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:253n lid 1 BW gezien het gegeven dat de man alle contacten met de vrouw en de minderjarige heeft verbroken.
2.9.
Vervolgens dient beoordeeld te worden in hoeverre sprake is van de criteria genoemd in artikel 1:251a lid 1 BW.
2.10.
Uit het verbreken van alle contacten met de vrouw en de minderjarige, concludeert de rechtbank dat de man kennelijk niet langer betrokken wil zijn en niet voornemens is nu en in de toekomst invulling aan zijn ouderlijke verantwoordelijkheid te geven. Door het gegeven dat de man voor de vrouw onbereikbaar is, kunnen beslissingen aangaande aangelegenheden van bijzonder belang ten behoeve van de minderjarige niet genomen worden.
2.11.
Gelet op deze omstandigheden wordt de wijziging van het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk geacht. Aangezien het de vrouw is die de minderjarige de dagelijkse verzorging en opvoeding biedt en de man onbereikbaar is, zal het gezag aan de vrouw worden toegewezen.
Proceskosten
2.12.
Reeds bepaald is dat de kosten van het aanvullende rapport van de deskundige ten laste van de rechtbank komen. Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen voor het overige de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] ,
in die zin, dat de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf heden alleen uitoefent;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M.H. van Leeuwen op 5 december 2019.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.