ECLI:NL:RBROT:2019:10163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
10/750398-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens met strafoplegging

Op 25 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens. De verdachte heeft in de periode van 2017 tot en met 2017, samen met een ander, vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad en overgedragen aan onbekende personen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot af te wijken van deze eis. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de feiten ernstig zijn, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, aanleiding gaven om een lichtere straf op te leggen. De verdachte is een first offender en heeft een stabiel leven, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de maatschappij met zich meebrengt, maar dat in dit geval de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaarder wogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750398-17
Datum uitspraak: 25 november 2019
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het tenlastegelegde bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van
7 september2017 tot en met
23 november 2017te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool en een revolver, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [naam] en/of een of meer andere (tot nu toe onbekend gebleven) perso(o)n(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de
feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn broer gedurende een periode van bijna drie maanden verscheidene vuurwapens bewaard bij de woning van zijn broer. Hij deed dit op verzoek van een bekende van hem. Die bekende belde de verdachte vervolgens op om te zeggen wanneer de verdachten een bepaald vuurwapen klaar moesten leggen omdat het zou worden opgehaald, waarna de verdachten dat vuurwapen (weer) overdroegen aan die bekende en/of andere personen.
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt bij het plegen van allerlei soorten strafbare feiten.
Gezien het vorenstaande moet streng worden opgetreden tegen de handel in en het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 april 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt een redelijk stabiel sociaal maatschappelijk leven te leiden. Hij heeft een vaste baan, inkomen en huisvesting. De verdachte komt voldoende capabel en intelligent over om de juiste beslissingen te kunnen nemen en zijn leven verder zonder criminaliteit te leiden. Daarnaast lijkt hij voldoende onder de indruk te zijn van de gevolgen die het gebeuren voor hem tot nu toe heeft gehad, zoals zijn detentie en het feit dat hij zijn baan hierdoor bijna was kwijtgeraakt. Het recidiverisico wordt als klein geschat. Interventies zijn niet geïndiceerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal hier echter van afzien, vanwege de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Aannemelijk is geworden dat er enige vorm van dwang is uitgeoefend op de verdachten om de vuurwapens te bewaren. De verdachten hebben, ondanks die dwang, zelf het initiatief genomen om ermee te stoppen. Hierin, in combinatie met het feit dat de verdachte een first offender is, zijn leven op orde heeft, doordrongen lijkt te zijn van de ernst van de feiten en gelet op zijn meewerkende proceshouding, ziet de rechtbank aanleiding om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit is tevens een stok achter de deur, om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal gezien de ernst van de feiten ook een taakstraf opleggen voor de maximale duur.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren passend en geboden. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden, omdat dat volgens de reclassering niet geïndiceerd is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, niet naleeft;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
210 (tweehonderdentien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
105 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2019.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 26
juli 2017 tot en met 6 februari 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) (vuur)wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of
Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (een) (vuur)wapen(s) in
de zin van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool en/of een
revolver, althans een (vuur)wapen en/of munitie in de zin van artikel 1
onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten een of meerdere, bij dat/deze (vuur)wapen(s) behorende,
kogelpatro(o)n(en),
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of (vervolgens) heeft
overgedragen aan [naam] en/of een of meer andere (tot nu toe
onbekend gebleven) perso(o)n(en).