ECLI:NL:RBROT:2019:10164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
10/754505-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens met strafoplegging

Op 25 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn broer gedurende een periode van bijna drie maanden verscheidene vuurwapens heeft bewaard in zijn woning, op verzoek van zijn broer. De verdachte heeft bekend dat hij deze vuurwapens heeft overgedragen aan anderen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een van de tenlastegelegde feiten, maar heeft de andere feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij een kwetsbare indruk maakt. De rechtbank heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754505-18
Datum uitspraak: 25 november 2019
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L. Huigsloot, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3
Op basis van het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de in de woning van de verdachte aangetroffen roze brokjes een van de in de tenlastelegging genoemde werkzame stoffen bevatten. Het onder feit 3 tenlastegelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 4 zonder nadere motivering
De verdachte heeft de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
7 september2017 tot en met
23 november 2017te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool en/of een revolver, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [naam] en/of een of meer andere (tot nu toe onbekend gebleven) perso(o)n(en).
2.
hij op 6 februari 2018 te Rotterdam, een balletjespistool, zijnde een voorwerp(en) dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 6 februari 2018, te Rotterdam, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten 1 stuk knalvuurwerk (Super Cobra 6), voorhanden heeft gehad, terwijl dat professionele vuurwerk niet bestemd was voor particulier gebruik.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn broer gedurende een periode van bijna drie maanden verscheidene vuurwapens bewaard bij zijn woning. De verdachte deed dit op verzoek van zijn broer, die dat op zijn beurt op verzoek deed van een bekende van hem. Die bekende belde verdachtes broer vervolgens op om te zeggen wanneer een bepaald vuurwapen moest worden klaargelegd omdat het zou worden opgehaald, waarna de verdachten dat vuurwapen overdroegen aan of ten behoeve van die bekende en/of andere personen.
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt bij het plegen van allerlei soorten strafbare feiten.
Gezien het vorenstaande moet streng worden opgetreden tegen de handel in en het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
De verdachte had verder een op een vuurwapen lijkend balletjespistool in zijn bezit. Ook het gebruik van een dergelijk nepvuurwapen kan zeer bedreigend zijn en gevoelens van onveiligheid met zich brengen.
Voorts had de verdachte een stuk illegaal vuurwerk, een Super Cobra 6, in zijn bezit.
Hij heeft hierdoor niet alleen gehandeld in strijd met de geldende vuurwerkregelgeving, maar ook een reële gevaarzetting voor personen en goederen gecreëerd. De verdachte bewaarde dit zware vuurwerk, dat bij ontbranding een flinke explosie veroorzaakt, in de slaapkamer van zijn woning, in welke woning geregeld andere personen en ook kinderen aanwezig waren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft werk en huisvesting. Hij maakt een cognitief zwakke indruk en lijkt niet volledig zelfredzaam te zijn, maar hij krijgt hulp van zijn familie en heeft een bewindvoerder die zijn financiën regelt. Een reclasseringstoezicht of andere interventies lijken op dit moment geen meerwaarde te hebben. De verdachte maakt een wat kwetsbare, beïnvloedbare indruk. De kans op recidive wordt daarom geschat als laaggemiddeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van met name het onder feit 1 bewezenverklaarde kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal hier echter van afzien, vanwege de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Aannemelijk is geworden dat er enige vorm van dwang is uitgeoefend op de verdachten om de vuurwapens te bewaren. Ondanks dat hebben de verdachten zelf het initiatief genomen om ermee te stoppen. Hierin, in combinatie met het feit dat de verdachte een first offender is en zijn leven op orde heeft, doordrongen lijkt te zijn van de ernst van de feiten en gelet op zijn meewerkende proceshouding, ziet de rechtbank aanleiding om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit is tevens een stok achter de deur, om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal gezien de ernst van de feiten ook een taakstraf opleggen voor de maximale duur.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren passend en geboden. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarde(n) aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden, omdat dat volgens de reclassering niet geïndiceerd is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, niet naleeft;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
210 (tweehonderdentien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
105 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2019.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 26
juli 2017 tot en met 6 februari 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) (vuur)wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of
Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (een) (vuur)wapen(s) in
de zin van de Wet wapens en munitie in de vorm van een pistool en/of een
revolver, althans een (vuur)wapen en/of munitie in de zin van artikel 1
onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten een of meerdere, bij dat/deze (vuur)wapen(s) behorende,
kogelpatro(o)n(en),
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of (vervolgens) heeft
overgedragen aan [naam] en/of een of meer andere (tot nu toe
onbekend gebleven) perso(o)n(en);
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland
te weten een zogenaamd balletjespistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat voor
wat betreft zijn vorm en afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 6 februari 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad - een of meerdere
(gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) te weten 10 XTC-pillen, althans een
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl
MDA, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (een) middel(en) vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het eerste lid
van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 6 februari 2018, te Rotterdam,
in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk,
te weten 1 stuk knalvuurwerk (Super Cobra 6), voorhanden heeft gehad, terwijl
dat professionele vuurwerk niet bestemd was voor particulier gebruik.