ECLI:NL:RBROT:2019:10229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
10/742044-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van aanhangers van de Gülenbeweging en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van aanhangers van de Gülenbeweging en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in Turkije, had op zijn Facebookpagina bedreigende berichten geplaatst gericht aan sympathisanten van de Gülenbeweging, met de woorden: 'Gülenleden, kom niet op mijn pad. Ik zweer dat ik jullie met plezier doodschiet.' Dit gebeurde in de context van de politieke onrust in Turkije na de couppoging van 15 juli 2016. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen niet onder de vrijheid van meningsuiting vallen, omdat deze de openbare orde en de rechten van anderen in gevaar brengen. De verdachte had ook een stroomstootwapen en een traangas-spuitbus in zijn bezit, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur op, met een proeftijd van één jaar, en een geldboete van €800,00. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar werd vrijgesproken van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/742044-18
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

4.Geldigheid dagvaarding

Ten laste is gelegd de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van aanhangers c.q. sympathisanten van [naam] in Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije in de periode 15 juli 2016 tot en met 23 augustus 2016.
4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, nu deze onvoldoende duidelijk maakt wie (daarmee) als bedreigde wordt bedoeld.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit het dossier blijkt dat in de Turks-Nederlandse gemeenschap, in elk geval in Rotterdam, duidelijk is dat tenminste een belangrijk aantal, ook door de leden van deze gemeenschap te identificeren personen tot de aanhangers en sympathisanten van de Gülenbeweging kunnen worden gerekend. Daarmee is voldoende bepaald tot welke personen de bedreiging zich heeft gericht.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Bevoegdheid rechtbank

5.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is, kort samengevat, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit in Turkije heeft gepleegd en er overeenkomstig artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten aanzien van dit feit in Nederland geen rechtsmacht bestaat.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer. De vraag of Nederland rechtsmacht heeft, dient te worden beoordeeld aan de hand van de tenlastelegging. Onder 1 is ten laste gelegd dat het feit in Rotterdam althans in Nederland is gepleegd. Daarmee heeft Nederland op grond van artikel 2 Sr rechtsmacht.
5.3.
Conclusie
De rechtbank is bevoegd.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
6.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
6.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is, kortgezegd, dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn vrijheid van meningsuiting zoals is vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en dat daarom vrijspraak dient te volgen.
6.2.2.
Beoordeling
In beginsel valt elke uiting onder de reikwijdte van het recht op vrijheid van meningsuiting, ook een uiting waarin niet onmiddellijk een mening valt te ontdekken of een uiting waarvan kan worden betwijfeld dat het een deelname aan een maatschappelijk debat is. Maar dat betekent niet dat het recht op vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Artikel 131 Sr is een bij de wet voorziene en door artikel 10, tweede lid, EVRM toegelaten beperking van dat recht in het belang van onder andere de bescherming van de openbare orde en de rechten van anderen. De vervolging van de verdachte is in dit concrete geval in dat licht bezien zowel proportioneel als subsidiair. De rechtbank vermag niet in te zien dat verdachtes bedreiging aan het adres van sympathisanten van [naam] , die in elk geval in Rotterdam door leden van de Turks-Nederlandse gemeenschap tot te identificeren personen zijn te herleiden, om niet op verdachtes pad te komen, omdat hij hen anders met plezier zal doodschieten, samen met een filmpje waarop te zien is dat de verdachte een handvuurwapen afschiet, een in rechte te beschermen mening of deelname aan het maatschappelijk debat is.
6.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer.
6.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
in de periode 15 juli 2016 tot en met
16 juli2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije,
aanhangers/sympathisanten van [naam] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte - middels Facebook - in de Turkse taal opzettelijk voornoemde
aanhangers/sympathisanten dreigend de woorden toegevoegd:
- " Gülenleden, kom niet op mijn pad. Ik zweer dat ik jullie met plezier
doodschiet. Dit is geen grap", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en hierbij
- een foto/film geplaatst met als afbeelding een man met een pistool in zijn
hand die zes
keerin de lucht schiet;
2.
hij
op 28 september 2016 te Utrecht,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet
wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten, een
stroomstootwapen,
en
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet
wapens en munitie,
te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
cs-gas/traangas, zijnde een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende
en traanverwekkende stof, namelijk een traangas-spuitbus,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

9.Motivering straffen

9.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van aanhangers van [naam] door, kort na de couppoging in Turkije op 15 juli 2016, op zijn openbare Facebookpagina een tekst te plaatsen, waarin hij bedreigingen uit aan het adres van Gülen-aanhangers. Om deze tekst kracht bij te zetten heeft hij daarbij een filmpje geplaatst, waarop te zien is dat hij met een vuurwapen meerdere schoten in de lucht afvuurt. Het bedreigen van een ander vanwege zijn politieke voorkeur past niet binnen onze democratische samenleving. Juist toen de gemoederen in Turkije hoog opliepen, heeft de verdachte door deze tekst met het filmpje op Facebook te plaatsen extra onrust veroorzaakt binnen de Turkse gemeenschap in Nederland. Veel aanhangers van Gülen binnen deze gemeenschap zijn bang geweest voor represailles vanwege de couppoging waarvan door president Erdogan en zijn aanhangers wordt gesteld dat Gülen hier achter zou zitten. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan die angst en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte in zijn woning een stroomstootwapen en in zijn auto een busje met een traanverwekkende stof voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid en gezondheid van personen op. Gelet op het weerloosmakende effect van dergelijke middelen dient tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan te worden opgetreden.
9.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er wordt een relatie gezien tussen het delictgedrag en het psychosociaal functioneren van de verdachte. Stress en angst lijken ten grondslag te hebben gelegen aan het plaatsen van de berichten en het in huis hebben van de wapens. De verdachte heeft hiervoor inmiddels zelf hulp gezocht bij een psycholoog en neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Het recidiverisco wordt ingeschat als laag. Voor het inzetten van interventies of toezicht wordt geen reden gezien.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank een taakstraf opleggen van na te noemen duur in combinatie met een geldboete van na te noemen hoogte.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 28 september 2016 verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen het eerste verhoor van de verdachte en de datum van het eindvonnis ligt een periode van drie jaar en drie maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM van één jaar en drie maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de op te leggen straf. De taakstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van één jaar. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis, te voldoen in 8 maandelijkse termijnen van € 100,00 (honderd euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode 15 juli 2016 tot en met 23 augustus 2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Turkije,
aanhangers/sympathisanten van [naam] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte - middels Facebook en/of Twitter, in elk geval via
sociale media - (in de Turkse taal) opzettelijk voornoemde
aanhangers/sympathisanten (telkens) dreigend de woorden toegevoegd:
- " Gülenleden, kom niet op mijn pad. Ik zweer dat ik jullie met plezier
doodschiet. Dit is geen grap", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (hierbij)
- een foto/film geplaatst met als afbeelding een man met een pistool in zijn
hand die zes, althans een of meermalen in de lucht schiet;
2.
hij
op of omstreeks 28 september 2016
te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 5º van de Wet
wapens en munitie,
te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht te weten, een
stroomstootwapen,
en/of
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 6º van de Wet
wapens en munitie,
te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
cs-gas/traangas, zijnde een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende
en/of traanverwekkende stof, namelijk een traangas-spuitbus/pepperspray,
voorhanden heeft gehad.