In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de onderlinge waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en twee gedaagden, waarbij DSW vorderingen heeft ingesteld tot terugbetaling van persoonsgebonden budget (PGB) gelden. DSW stelt dat de zorg die door gedaagde 1 is verleend aan 17 verzekerden niet is uitgevoerd door gediplomeerd personeel, zoals vereist door het Reglement Persoonsgebonden Budget Verpleging en Verzorging. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis op 12 juni 2019 gedaagde 1 toegelaten om bewijs te leveren van de kwalificaties van het personeel dat de zorg heeft verleend. Gedaagde 1 heeft echter niet kunnen aantonen dat de zorg is verleend door gekwalificeerd personeel, wat heeft geleid tot de conclusie dat zij niet in het opgedragen bewijs is geslaagd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat DSW recht heeft op terugbetaling van een bedrag van € 56.182,87, dat ten onrechte aan de verzekerden is betaald. Daarnaast heeft DSW aanspraak gemaakt op onderzoekskosten van € 11.000,-, die door de rechtbank zijn toegewezen, omdat deze kosten zijn gemaakt in verband met vermoedens van fraude. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat gedaagde 2, als bestuurder van gedaagde 1, hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die DSW heeft geleden. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de onderzoekskosten, beslagkosten en proceskosten, met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.