ECLI:NL:RBROT:2019:10546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
C/10/540765 / HA ZA 17-1168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds verzoek om openstelling hoger beroep van vonnis met deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een tussentijds verzoek van AON Nederland C.V. om hoger beroep open te stellen tegen een tussenvonnis van 28 augustus 2019. AON verzocht de rechtbank om tussentijds hoger beroep in te stellen, omdat zij zich niet kon verenigen met de eindbeslissingen in het tussenvonnis, met name met betrekking tot de melding en de zorgplicht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder brieven van AON, de eiser en HDI-GERLING Verzekeringen N.V., en constateerde dat de wederpartij zich niet verzet tegen het verzoek van AON.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hoger beroep normaal gesproken alleen tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld, tenzij de rechtbank anders beslist. AON voerde aan dat het tussenvonnis belangrijke beslissingen bevatte die een efficiënt verloop van de procedure in gevaar konden brengen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden in deze zaak, waaronder de aanzienlijke investeringen in tijd en geld die het inwinnen van een deskundigenbericht met zich meebrengt, voldoende zwaarwegend waren om het verzoek van AON toe te wijzen.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van AON om tussentijds hoger beroep toe te wijzen, waarmee de weg naar een efficiënter proces werd geopend. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/540765 / HA ZA 17-1168
Vonnis van 24 december 2019
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. N. Vloemans te Rotterdam,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
AON NEDERLAND C.V., mede handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.M. van Asch te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam.
Eiser zal hierna [naam eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna AON respectievelijk HDI genoemd worden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2019 (hierna: het tussenvonnis);
Bij brief d.d. 25 oktober 2019, zijdens AON;
- de brief d.d. 18 november 2019, zijdens [naam eiser] ;
- de brief d.d. 20 november 2019, zijdens HDI.

2.Het verzoek

2.1.
AON verzoekt de rechtbank om tussentijds hoger beroep in te stellen van het tussenvonnis.
2.2.
[naam eiser] en HDI verzetten zich niet tegen de inwilliging van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 337 lid 2 Wetboek van Burgerlijke recht (Rv) kan hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld, tenzij de rechtbank anders heeft bepaald.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek tussentijds beroep open te stellen voert AON het volgende aan.
In het tussenvonnis zijn op verschillende geschilpunten - in het bijzonder ten aanzien van de melding en de zorgplicht - eindbeslissingen genomen waarmee AON zich niet kan verenigen.
De in het tussenvonnis vervatte opdracht tot het nemen van een akte over de modaliteiten van een deskundigenonderzoek, de kosten van een dergelijke akte, de kosten van een deskundige en het feit dat AON hoger beroep onvermijdelijk acht gezien de in het tussenvonnis vervatte rechtsoordelen, brengen mee dat tussentijds hoger beroep de route is die de meeste kans biedt op een efficiënt verloop van de procedure.
3.3.
[naam eiser] en HDI hebben geen bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek.
3.4.
Uitgangspunt bij de beoordeling van dit verzoek is dat bij het toestaan van hoger beroep een grote mate van terughoudendheid dient te worden betracht en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de in artikel 337 lid Rv neergelegde hoofdregel doelmatig maken.
3.5.
Nu het na de te nemen akte volgende stadium in de procedure - het inwinnen van een deskundigenbericht - aanzienlijke investeringen in tijd en geld meebrengt en zowel eiser als medegedaagde geen bezwaar hebben tegen inwilliging van het verzoek aan de rechtbank, zijn deze omstandigheden uit proceseconomische overwegingen voldoende zwaarwegend.
3.6.
De rechtbank zal het verzoek van AON derhalve toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst toe het verzoek van AON om tussentijds hoger beroep in te stellen van het tussenvonnis van 28 augustus 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
2111/106
griffier: rechter: