In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld op 8 januari 2019 en de ondertoezichtstelling zou oorspronkelijk eindigen op 8 januari 2020. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat er belangrijke veranderingen in de thuissituatie van de kinderen op komst zijn. De moeder is in verwachting van een derde kind en [naam kind 1] zal in de zomervakantie bij de vader gaan wonen.
Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord, en beiden gaven aan dat zij de ondertoezichtstelling niet als belastend ervaren. De moeder heeft aangegeven dat er veel rust in de thuissituatie is gekomen en dat zij de ondersteuning van de GI waardeert. De vader steunt het verzoek van de GI en is blij dat [naam kind 1] bij hem komt wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het afgelopen jaar positieve stappen zijn gezet in de opvoedsituatie van de kinderen, maar dat er nog steeds zorgen zijn over hun ontwikkeling.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de bijstand van een jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de ouders te ondersteunen en de ontwikkeling van de kinderen te volgen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen tot 8 januari 2021, met de mogelijkheid om de ondertoezichtstelling af te sluiten als de positieve ontwikkeling zich voortzet. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 januari 2020.