ECLI:NL:RBROT:2019:10626

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
83/127572-18 en 83/217381-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overbrenging van oud papier naar niet-OESO-landen en de juridische implicaties van de EVOA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2019 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van overtredingen van de Europese Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk overbrengen van oud papier naar Indonesië en India zonder de vereiste kennisgeving en toestemming van bevoegde autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar wel onzorgvuldig en onoplettend was geweest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de opzetvariant, maar veroordeelde haar voor de overtredingsvariant, waarbij werd vastgesteld dat de overbrenging van oud papier naar een niet-OESO-land niet voldeed aan de vereisten van de EVOA. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had kunnen ontlenen aan de beleidsregels van de Nederlandse overheid, die stelden dat oud papier met een verontreiniging van maximaal twee gewichtsprocent andere afvalstoffen als groene lijst-afvalstof kon worden aangemerkt. De rechtbank legde een geldboete op van € 3.000,- voor de overtreding, maar ontsloeg de verdachte van rechtsvervolging voor de andere zaak, omdat deze niet strafbaar was. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechtspersonen om zorgvuldig om te gaan met de documentatie en procedures bij de overbrenging van afvalstoffen, vooral naar niet-OESO-landen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83/127572-18 en 83/217381-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam rechtspersoon] ,
gevestigd te [vestigingsadres rechtspersoon] , [vestigingsplaats rechtspersoon] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door de directeur [naam vertegenwoordiger] ,
raadsman mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon (hierna ook te noemen: [naam rechtspersoon] ) is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. mr. L.W. Boogert heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 83/127572-18 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 83/217381-19 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 120.000,- waarvan € 60.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
(Parketnummer 83-127572-18)
Overbrenging containers met oud papier en karton zonder dat deze zijn vergezeld van volledig ingevulde en ondertekende documenten als vereist door de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna te noemen: de EVOA).
4.1.1.
Standpunt verdediging
[naam rechtspersoon] stelt dat de vakken 3 en 4 van de ingevolge artikel 2 onder 35 sub g onder iii van de van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA) in te vullen bijlage VII niet door haar maar door haar toeleverancier, [naam bedrijf] , had moeten worden ingevuld. Daarnaast ontkent [naam rechtspersoon] opzet te hebben gehad op de verweten gedraging.
Vaststaande feiten
Op 25 oktober 2017 is ten behoeve van [naam rechtspersoon] bij de douane een aangifte ingediend voor de uitvoer van 15 containers met papier en karton naar Indonesië. Diezelfde dag is namens [naam rechtspersoon] een e-mail verstuurd naar de douane met daarbij 15 documenten met daarin de zogenoemde bijlage VII-informatie. In alle 15 documenten ontbrak de informatie in de vakken 3 en 4 van de desbetreffende bijlage en in vak 12 ontbrak de handtekening.
4.1.2.
Beoordeling
Artikel 2 onder 35 aanhef juncto artikel 2 onder 35 sub g onder iii EVOA merkt een overbrenging van afvalstoffen in de zin van artikel 3 lid 2 EVOA naar een niet-OESO-land als Indonesië aan als illegaal indien daarvoor geen ingevuld document is aangeleverd als is opgenomen in bijlage VII bij de EVOA. Artikel 18, lid 1, onder a en b EVOA bepaalt dat de opdrachtgever voor de overbrenging ervoor zorgdraagt dat de overbrenging vergezeld gaat van de in bijlage VII genoemde informatie en dat hij deze ondertekent voorafgaand aan de overbrenging.
Ingevolge artikel 10.60, lid 2, Wet milieubeheer (hierna: Wm) is het verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EVOA.
Het overtreden van het verbod van artikel 10.60, lid 2, van de Wm is een economisch delict op grond van artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED).
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de WED is dit delict een misdrijf indien het opzettelijk is begaan en een overtreding indien het niet opzettelijk is begaan.
Het staat niet ter discussie dat [naam rechtspersoon] te gelden heeft als de opdrachtgever voor de overbrenging. Op haar rustte dus de verplichting om ervoor zorg te dragen dat de vakken
3 en 4 van bijlage VII waren ingevuld en dat een handtekening was geplaatst in vak 12.
Ook indien [naam rechtspersoon] met haar toeleverancier [naam bedrijf] afspraken had gemaakt over de door deze aan te leveren informatie met betrekking tot de vakken 3 en 4, ontsloeg dit haar niet van de verplichting om te controleren op de juistheid en volledigheid van de door
[naam bedrijf] verstrekte gegevens en om zelf in vak 12 een handtekening te plaatsten.
Dit alles heeft [naam rechtspersoon] nagelaten. Daarmee heeft zij in strijd gehandeld met de op haar ingevolge artikel 2 onder 35 sub g onder iii EVOA rustende verplichtingen.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan evenwel niet worden geconcludeerd dat [naam rechtspersoon] (de inhoud van) voormelde documenten
opzettelijkniet heeft gecontroleerd, althans bewust de kans op de koop heeft toegenomen dat deze documenten niet juist (door [naam bedrijf] ) waren ingevuld en/of dat [naam rechtspersoon] opzettelijk (willens en wetens) heeft nagelaten om een handtekening te zetten in vak 12. Dat betekent dat het impliciet primair tenlastegelegde misdrijf, het
opzettelijkoverbrengen van papier en karton naar Indonesië terwijl die overbrenging niet vergezeld ging van juist en volledig ingevulde en ondertekende documenten van bijlage VII, niet is bewezen, zodat [naam rechtspersoon] daarvan zal worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank de impliciet subsidiair tenlastegelegde (niet-opzettelijke)
overtredingsvariantwettig en overtuigend bewezen. Immers, [naam rechtspersoon] heeft onzorgvuldig en onoplettend gehandeld door geen controle uit te voeren op de (inhoud van) voormelde documenten en door na te laten deze van een handtekening te voorzien, terwijl zij daartoe wel gehouden was.
(Parketnummer 83/217381-19)
Overbrenging naar India van containers met oud papier en karton, zonder voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35 van de EVOA.
4.1.3.
Standpunt verdediging
[naam rechtspersoon] heeft zich niet beziggehouden met overbrenging van afvalstromen van oud papier, karton en papierproducten die waren vermengd met gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de EVOA. Weliswaar is het mogelijk dat de onderhavige partij oud papier en karton andersoortig afvalmateriaal bevatte, maar het gewicht van die andere afvalstoffen bedroeg niet meer dan ten hoogste 2% van het totale gewicht van deze partij. Uit beleidsregels van de Nederlandse overheid, in het bijzonder artikel 2 van de Beleidsregel van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 1 december 2015 nr. IENM/ILT-2015/47411 (hierna: de Beleidsregel), volgt dat een dergelijke partij met andere afvalstoffen vermengd oud papier mag worden aangemerkt als zogenoemde groene lijst-afvalstof, namelijk een afvalstof van bijlage III van de EVOA, ingedeeld onder de code B3020.
De EVOA bevat geen verbod om deze (groene lijst)afvalstof zonder voorafgaande kennisgeving en toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten over te brengen naar India. Derhalve is er geen sprake van - en kan dus niet bewezen worden - dat [naam rechtspersoon] in strijd met de EVO heeft gehandeld, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.1.4.
Beoordeling
Regelgeving
Zoals reeds eerder in dit vonnis overwogen, is het op grond van artikel 10.60, lid 2, Wm verboden om handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EVOA.
Volgens artikel 2, onder 35, van de EVOA - voor zover hier relevant - is illegaal de overbrenging van afvalstoffen:
a. a) zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze
verordening, of
b) zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze
verordening.
Artikel 37 van de EVOA luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
1. (…)
Elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, beschikt over de volgende mogelijkheden:
b) een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35;
5. In geval van overbrenging van niet in bijlage III onder één code ingedeelde afvalstoffen, van niet in bijlage III of III A onder één code ingedeelde mengsels van afvalstoffen of van in bijlage III B ingedeelde afvalstoffen, geldt lid 1, onder b, van dit artikel.
(...)
In bijlage III van de EVOA (de Groene Lijst) wordt verwezen naar Bijlage IX van het Verdrag van Bazel, waarin onder meer code B3020 is opgenomen:
B3020 papier, karton en papierproducten
de volgende materialen mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen:
oud papier of karton:
- ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton;
- overig papier en karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp, dat niet in bulk is gekleurd;
- papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt gebleekt mechanisch pulp (b.v. kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk);
- overige met inbegrip van:
1) gelamineerd karton;
2) ongesorteerd afval.
Het staat niet ter discussie dat de afvalstromen die [naam rechtspersoon] wenste over te brengen niet zijn aan te merken als afvalstoffen in de zin van Bijlage III A of III B.
Naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde verweer dat op grond eerdergenoemde Beleidsregel de onderhavige partij met andere afvalstoffen vermengd partij oud papier als groene lijst-afvalstof van Bijlage III van de EVOA, ingedeeld onder code B3020, kan worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt.
De EVOA kent geen bepaalde (maximum) percentages andersoortige afvalstoffen waarmee een bepaalde afvalstof mag zijn verontreinigd om toch nog te mogen worden ingedeeld onder de specifiek voor die afvalstof geldende code. In tegendeel, de EVOA (en daarop gebaseerde rechtspraak van het Europese Hof in Luxemburg) sluit in beginsel iedere mate van verontreiniging met andersoortige afvalstoffen uit van de mogelijkheid van een dergelijke indeling. Met name, toegespitst op de onderhavige zaak, kent de EVOA in de definitie voor de Groene Lijst-afvalstof papier, karton en papierproducten met code B3020 geen maximaal toelaatbaar percentage andersoortige componenten (verontreiniging).
Uit het voren overwogene vloeit voort dat elke verontreiniging van een partij oud papier/karton met andersoortige afvalstoffen maakt dat deze partij niet langer als Groene Lijst-afvalstof met code B3020 kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval de overgebrachte partij oud papier mede bestond uit andersoortige afvalstoffen en dat derhalve sprake is van een niet onder één code in te delen mengsel van afvalstoffen. Voor deze partij afvalstoffen geldt dat zij alleen mag worden overgebracht met voorafgaande toestemming (de kennisgevingsprocedure) als bedoeld in artikel 37 lid 5 van de EVOA. Nu vaststaat dat in dit geval deze procedure niet is gevolgd, is de lading in strijd met artikel 2, lid 35, sub a en/of b van de EVOA overgebracht.
4.1.5.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat [naam rechtspersoon] het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(parketnummer 83/127572-18)
zij
op 25 oktober 2017 te Rotterdam,
een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub g iii van de van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (verder: de verordening),
door vijftien containers geladen met afvalstoffen van bijlage III van de verordening (genoemd onder code B3020), te weten papier en karton,
over te brengen van Nederland naar Indonesië,
terwijl die overbrenging geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecificeerd in de begeleidende documenten als bedoeld in bijlage VII van de verordening,
aangezien op al die documenten de vakken 3, 4 en 12 niet waren
ingevuld.
(Parketnummer 83/217381-19)
zij
in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 15 november 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk,
een handeling heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG Verordening overbrenging afvalstoffen,
immers was zij doende containers waarvan de inhoud bestond uit papier en karton met huishoudelijk afval zoals een kitspuit en een kunststof fles met dop enkunststof verpakking van bruistabletten en kunststof zakken en textiel
in elk geval uit een niet in bijlage III en bijlage III A en bijlage III B van genoemde verordening onder één codeingedeelde mengsel vanafvalstoffen,
over te brengen van Nederland naar India,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook
daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

(Parketnummer 83/127572-18)

Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
(Parketnummer 83/217381-19)
Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
5.1.
Standpunt verdediging
Voor zover [naam rechtspersoon] heeft gehandeld in strijd met de EVOA, is met betrekking tot de zaak met parketnummer 83/217381-19 sprake van een strafuitsluitingsgrond. De EVOA is een complexe regeling bij de toepassing waarvan er veel discussie is over de juiste kwalificatie van afvalstromen, de verwerkingswijze en de te volgen procedures. De Nederlandse overheid heeft beleidsregels gepubliceerd, waaronder de bovengenoemde Beleidsregel, die als hulpmiddel moeten dienen bij de kwalificatie van een mengsel van afvalstoffen. Daaruit volgt dat de verontreiniging van kunststof of papier maximaal twee gewichtsprocent mag zijn. [naam rechtspersoon] heeft gehandeld naar die beleidsregel en uit onderzoek door de inspecteurs volgt niet dat de papierstroom van [naam rechtspersoon] met meer dan die 2% verontreinigd is. Derhalve dient [naam rechtspersoon] te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.
Beoordeling
Het gegeven dat de Inspectie Leefomgeving en Transport bij voormelde Beleidsregel heeft bepaald dat voortaan het beleid gevoerd zal worden dat papierafval als bedoeld in Bijlage III en zoals omschreven bij code B3020 van de EVOA maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier mag bevatten, doet aan de (rechtstreekse) werking van de EVOA-regelgeving en daarmee aan het strafrechtelijk kader niet af. Deze Beleidsregel is immers ‘slechts’ een instructienorm, die zich richt tot met bestuursrechtelijke handhaving van de EVOA belaste ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Bovendien betreft dit regelgeving van lagere rang dan de via artikel 10.60 Wm van toepassing verklaarde EVOA. De werking van de EVOA kan derhalve niet worden beperkt door de Beleidsregel. Reeds om deze redenen faalt het verweer.
5.3.
Conclusie
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

(Parketnummer 83/127572-18)

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [naam rechtspersoon] uitsluit.
[naam rechtspersoon] is strafbaar.
(Parketnummer 83/217381-19)
6.1.
Standpunt officier van justitie
[naam rechtspersoon] kon aan de Beleidsregel niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de overbrenging van de onderhavige partij met andere afvalstoffen verontreinigde partij oud papier was toegestaan.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet blijkt of de (controle)ambtenaren van de Douane en/of de ILT - door middel van wegingen(en) - hebben onderzocht of de door [naam rechtspersoon] overgebrachte partij papierafval meer dan maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten dan papier bevatte. [naam rechtspersoon] heeft betwist dat deze gewichtsnorm door haar was overschreden, welke stelling als zodanig niet door de officier van justitie is betwist.
De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van [naam rechtspersoon] dat de verontreiniging met andere afvalcomponenten niet meer betrof dan twee gewichtsprocent van het totaal.
Artikel 2 (Criteria papierafval) van de Beleidsregel bepaalt:
1. Ter bepaling of een partij met andere componenten verontreinigd of
Samengesteld papierafval in het kader van de bestuursrechtelijke
handhaving kan worden aangemerkt als papierafval als bedoeld in bijlage
III en zoals omschreven bij code B3020 van bijlage V van de EVOA,
controleert de inspecteur of het betrokken afval voldoet aan de criteria in
het tweede tot en met het vijfde lid. Indien de inspecteur constateert dat de
partij papierafval niet voldoet aan deze criteria, wordt de partij als een
niet-ingedeelde afvalstof gekwalificeerd.
2. Papierafval bevat geen gevaarlijke afvalstoffen.
3. Papierafval is zoveel mogelijk ontdaan van:
a. etensresten en ander organisch restmateriaal; en
b. zichtbaar verbrand materiaal.
4. Papierafval bevat maximaal twee gewichtsprocent aan andere componenten
dan papier.
5. Het gehalte aan vocht in papierafval bedraagt maximaal twaalf
gewichtsprocent.
Artikel 2 en/of andere bepalingen van de Beleidsregel bevat(ten) geen (nadere) definiëring van het begrip “andere componenten dan papier”.
In de toelichting op de Beleidsregel wordt (onder de artikelsgewijze toelichting op de afzonderlijke artikelen) ten aanzien van artikel 2, lid 4 vermeld: “In het vierde lid is het criterium van 2 procent voor andere componenten vermeld. Deze waarde komt overeen met de waarden die de papierbranche en het belangrijkste bestemmingsland hanteren”.
Voorts wordt in de toelichting (onder het kopje Aanpassing beleidsregel, in het kader van beschouwingen over de vraag of voor asbest in metaalafval niet dezelfde grenswaarde als uit de asbestregelgeving kan worden aangehouden) onder andere overwogen: “Groene Lijst-afvalstoffen zijn ongevaarlijke monostromen die geen andere componenten bevatten, Zoals eerder aangegeven bevat de omschrijving bij de code vaak de zinsnede ‘mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen’ of ‘mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen’. Hieruit kan worden afgeleid dat de WEVOA er vanuit gaat dat afvalstoffen van de groene lijst niet gemengd zijn met andere afvalstoffen en (vrijwel) schoon zijn. In de praktijk blijkt wel dat vrijwel nooit sprake is van een afvalstof die voor 100 procent uit papier, kunststof of metaal bestaat, maar dat deze vrijwel altijd in meer of mindere mate is verontreinigd met andere afvalstoffen. Dat zijn stoffen die inherent zijn aan de afvalstof en geen extra risico’s vormen bij afvoer en nuttige toepassing”.
De Beleidsregel is gepubliceerd in de Staatscourant 2015, 43221. De verdachte mocht er dan ook bij haar overbrenging van de in de tenlastelegging bedoelde afvalstoffen vanuit gaat dat bij een eventuele inspectie van die partij afvalstoffen de (inspecteurs van de) douane en/of ILT toepassing zouden gelden aan de regels van voormelde Beleidsregel. Zoals reeds hiervoor overwogen, is in artikel 2 en/of andere bepalingen van deze Beleidsregel geen (nadere) definiëring van het begrip “andere componenten dan papier” opgenomen.
De toelichting op de Beleidsregel, met name de hiervoor aangehaalde beschouwingen in deze toelichting, bevat(ten) evenmin een duidelijke definiëring. Zo is bijvoorbeeld niet zonder meer duidelijk wat feitelijk dient te worden verstaan onder het begrip ‘inherente’ stoffen. Dit schept onduidelijkheid, ook voor inspecteurs en overige toezichthoudende ambtenaren, hoe met deze beleidsregel moet worden omgegaan, hetgeen overigens ook naar voren komt uit het dossier. Gelet hierop en de omstandigheid dat, naar [naam rechtspersoon] eveneens onweersproken heeft gesteld, eerder containers met soortgelijke partijen vervuild papierafval door de Douane in Velsen zijn gecontroleerd en ongehinderd konden worden overgebracht, heeft [naam rechtspersoon] aan genoemde bepaling in de Beleidsregel het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat het haar was toegestaan om oud papier dat was verontreinigd met niet meer dan twee gewichtsprocent andere afvalstoffen over te brengen van Nederland naar India.
6.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is er een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
[naam rechtspersoon] is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering straf

(Parketnummer 83/127572-18)
De straf die aan [naam rechtspersoon] wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[naam rechtspersoon] heeft 15 zeecontainers met daarin oud papier en karton willen overbrengen naar Indonesië, terwijl die overbrenging niet gepaard ging met de ingevolge de bepalingen van de EVOA vereiste informatie. De geschonden bepalingen in de EVOA beogen internationale transporten van afvalstoffen te volgen en te reguleren teneinde ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden. Het doel van de EVOA is namelijk te voorkomen dat verontreinigde partijen afval ongecontroleerd de grens passeren, waardoor de bevoegde autoriteiten zich niet goed op de hoogte kunnen stellen en niet alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. [naam rechtspersoon] heeft met haar handelen de integriteit van het controlesysteem van de EVOA geschonden en de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu ondermijnd.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete opleggen. Bij de bepaling van de hoogte heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019 waaruit blijkt dat [naam rechtspersoon] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft voorts, in het voordeel van [naam rechtspersoon] , rekening gehouden met de omstandigheid dat zij maatregelen heeft getroffen om herhaling van deze strafbare feiten te voorkomen. Aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, wordt in het voordeel van [naam rechtspersoon] afgeweken van de door de officier van justitie gevorderde hoogte van de geldboete. De rechtbank acht na te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
- 23 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 10.60 van de Wet milieubeheer;
- 2 onder 35 sub g van de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
(Parketnummer 83/127572-18)
verklaart bewezen dat [naam rechtspersoon] het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan [naam rechtspersoon] meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt [naam rechtspersoon] daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart [naam rechtspersoon] strafbaar;
veroordeelt [naam rechtspersoon] tot een
geldboete van € 3.000,- (drieduizend euro);
(Parketnummer 83/217381-19)
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 83/127572-18
Zij
op of omstreeks 25 oktober 2017 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub g iii van de van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (verder: de verordening),
door vijftien containers geladen met afvalstoffen van bijlage III van de verordening (genoemd onder code B3020), te weten papier en karton,
over te brengen van Nederland naar Indonesië,
terwijl die overbrenging geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecificeerd in de begeleidende documenten als bedoeld in bijlage VII van de verordening,
aangezien op al die documenten de vakken 3, 4 en/of 12 niet waren
ingevuld.
Parketnummer 83/217381-19:
zij
in of omstreeks de periode van 5 oktober 2018 tot en met 15 november 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de EG Verordening overbrenging afvalstoffen,
immers was zij doende 10 containers waarvan de inhoud bestond uit papier en karton met huishoudelijk afval zoals een kitspuit en/of een kunststof fles met dop en/of kunststof verpakking van bruistabletten en/of kunststof zakken en/of textiel
in elk geval uit (een) niet in bijlage III en/of bijlage III A en/of bijlage III B van genoemde verordening (niet onder één code) ingedeeld (e) (mengsel van) afvalstoffen),
over te brengen van Nederland naar India,
terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle/ betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.