ECLI:NL:RBROT:2019:10731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/765051-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij met gevangenisstraf en verval borgsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van elektriciteit ten behoeve van het aanleggen van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit bij een hennepkwekerij in Delft, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 103 dagen, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de borgsom van € 5000, die door of namens de verdachte was gestort, vervalt aan de Staat, omdat de verdachte niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten, maar heeft desondanks een gevangenisstraf opgelegd vanwege de ernst van de feiten en de bijdrage aan de hennephandel en de daarmee gepaard gaande criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/765051-13
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (voormalig Joegoslavië) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
gemachtigd raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat bij feit 3 vrijspraak wordt gevraagd voor het ten laste gelegde voor zover dat ziet op de [adres delict 1] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat er een hennepkwekerij is aangetroffen op het adres waar de verdachte alleen verbleef. Zowel de eigenaresse van de woning als haar zoon heeft verklaard dat de verdachte alleen in de woning verbleef en dat zij allebei al twee jaar niet in het huis waren geweest. Daar komt bij dat uit tapgesprekken en observaties blijkt dat de verdachte zich bezighoudt met het aanleggen van kwekerijen en het onderhouden daarvan.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat op 4 maart 2014 in de woning aan de [adres delict 2] te Rotterdam een in gebruik zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met in totaal 264 planten. De hennepkwekerij bevond zich in de kruipruimte van de woning. De woning was eigendom van mevrouw [naam 1] (hierna: mevrouw [naam 1] ) die op dat moment al ongeveer twee jaar in een verpleegtehuis verbleef. Op het moment dat de hennepkwekerij werd aangetroffen verbleef de verdachte alleen in de woning. Hij woonde daar op dat moment al ongeveer twee jaar alleen. Naast de verdachte had ook de zoon van mevrouw [naam 1] , meneer [naam 2] , een sleutel van en dus toegang tot de woning.
De verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen voor het tegendeel, maar nu er, naast de verdachte, nog een persoon is geweest die toegang had tot de woning (namelijk de zoon van de eigenaresse van de woning) kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte was die beschikkingsmacht had over de hennepkwekerij die zich in de kruipruimte, buiten het zicht, bevond. Het dossier bevat ook overigens geen verder concreet bewijs waaruit beschikkingsmacht over de kwekerij of enige andere betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde blijkt. Zowel het onder 2 primair als het subsidiair ten laste gelegde zijn daarom niet wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit bij meerdere hennepkwekerijen op verschillende adressen. Dit blijkt uit de verschillende taps, observaties, het aantreffen van hennepkwekerijen en de vaststelling dat de verdachte elektricien is en bij hem verschillende zegels en elektriciteitskabels zijn aangetroffen. Alleen ten aanzien van de ten laste gelegde [adres delict 1] ontbreekt de aangifte en daarmee het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Dat hij is waargenomen op verschillende locaties waar later hennepkwekerijen zijn aangetroffen heeft niets te maken met hennep maar dat waren contacten die te maken hadden met de autohandel. Bovendien blijkt zowel uit de taps als uit de getuigenverklaringen niet dat de verdachte de stroom heeft aangelegd dan wel dat hij wist dat er stroom werd gestolen bij de hennepkwekerijen. Er zijn verder ook nergens sporen aangetroffen van de verdachte die hem aan die adressen zou kunnen linken.
4.3.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende concreet bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit bij alle in de tenlastelegging genoemde adressen, met uitzondering van de [adres delict 3] te Delft. Op dit adres is op 26 november 2013 een hennepkwekerij aangetroffen. De bewoner van de [adres delict 3] , [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ), heeft verklaard dat de verdachte voor hem de stroom in de hennepkwekerij heeft aangelegd en hem ook heeft geadviseerd over de hennepteelt. Dit past bij de verklaring van de verdachte zelf dat hij een paar keer bij [naam medeverdachte 2] is geweest en dat zij hebben gesproken over hennepplantages en dat hij verstand heeft van techniek waardoor mensen hem om advies hebben gevraagd. Dat de verdachte zelf niets met het aanleggen te maken heeft gehad acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit bij het adres [adres delict 3] te Delft. Voor het overige wordt de verdachte vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3. (zaaksprocessen-verbaal: "11a Opiumwet", " [adres delict 2] ", " [adres delict 4] ", " [adres delict 1] ", " [adres delict 3] " en " [adres delict 5] ")
hij, in de periode van september 2013 tot en met 26 november 2013, te Delft ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in het pand gelegen aan de [adres delict 3] te Delft
(een) hoeveelheid stroom (elektrische energie),
toebehorende aan energieleverancier Stedin
Netbeheer BV, waarbij verdachte en zijn mededader het
weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van stroom om een hennepkwekerij aan te kunnen leggen. Hierdoor heeft hij een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van voor de gezondheid schadelijke softdrugs en aan de daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. De zelf gefabriceerde elektriciteitsconstructie die is aangetroffen kan bovendien gevaar opleveren voor omwonenden. Dit is niet alleen gevaarlijk, maar daarmee worden energiebedrijven benadeeld en uiteindelijk ook de consumenten aan wie de kosten worden doorberekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de aangehechte beslaglijst onder nummer 2 t/m 5 en 14 genoemde goederen terug te geven aan de verdachte, de onder nummer 6 t/m 11 genoemde goederen verbeurd te verklaren en de onder 12 en 13 genoemde goederen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De onder nummer 12 en 13 genoemde goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.
De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het de door de verdachte begane feit aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat de in beslag genomen telefoons zijn gebruikt bij het plegen van het strafbare feit. Ten aanzien van de onder nummers 2 t/m 11 en 14 op de beslaglijst genoemde goederen zal dan ook een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Borgsom

Nu de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in Spanje is veroordeeld voor een ander strafbaar feit, heeft hij niet voldaan aan de schorsingsvoorwaarde en zal de gestelde zekerheidsstelling van € 5.000,- aan de Staat komen te vervallen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36d, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: nummers 12 en 13
- gelast de teruggave aan verdachte van: de nummers 2 t/m 11 en 14
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart dat de borgsom van € 5.000,-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, vervalt aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M. Smit en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de voorzitter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zaaksprocessen-verbaal: "11a Opiumwet", " [adres delict 2] ",
" [adres delict 4] ", " [adres delict 1] ", " [adres delict 3] " en " [adres delict 5] "
hij,
in of omstreeks de periode van 14 mei 2013 tot en met 4 maart 2014,
te Rotterdam en/of Delft en/of Badhoevedorp en/of elders in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een
samenwerkingsverband van hem, verdachte, en een of meer perso(o)n(en), te
weten [naam medeverdachte 1] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de
Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een grote (handels)hoeveelheid
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval(een)(handels)hoeveelhe(i)d(en)
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 11a lid 1 Opiumwet
2.
Zaaksproces-verbaal " [adres delict 2] "
hij,
in of omstreeks de periode van 14 mei 2013 tot en met 4 maart 2014,
te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
een grote (handels)hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de
Opiumwet) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(een)(handels)hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Zaaksproces-verbaal " [adres delict 2] "
hij,
op of omstreeks 4 maart 2014,
te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk aanwezig heeft gehad in (de kelder van) het pand gelegen op/aan
het adres [adres delict 2] te Rotterdam (in totaal) ongeveer 264
hennepplanten, althans een grote (handels)hoeveelheid (als bedoeld in artikel
11 lid 5 van de Opiumwet) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (een)
(handels)hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
Zaaksprocessen-verbaal: "11a Opiumwet", " [adres delict 2] ",
" [adres delict 4] ", " [adres delict 1] ", " [adres delict 3] " en " [adres delict 5] "
hij,
in of omstreeks de periode van 14 mei 2013 tot en met 4 maart 2014,
te Rotterdam en/of Delft en/of Badhoevedorp en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit
het/de pand(en) gelegen op/aan het adres [adres delict 2] te Rotterdam
en/of [adres delict 4] te Rotterdam en/of [adres delict 1] te Rotterdam en/of
[adres delict 3] te Delft en/of [adres delict 5] te Badhoevedop en/of
[adres delict 6] te Rotterdam en/of [adres delict 7] te Rotterdam
(een) hoeveelhe(i)d(en) stroom (elektrische energie), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan energieleverancier Liander NV en/of Stedin
Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats(en) van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het
weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht