ECLI:NL:RBROT:2019:10761
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Fiege
- A.F.H. Domenie
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen oplegging en verlenging van huisverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging en verlenging van een huisverbod. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.C.T. Verkroost, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de burgemeester van Rotterdam, die op 8 maart 2019 een huisverbod had opgelegd voor tien dagen en dit op 18 maart 2019 had verlengd voor achttien dagen. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze besluiten en voerde aan dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor het gestelde gevaar dat aan de huisverboden ten grondslag lag.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om het huisverbod op te leggen, omdat er geen voldoende objectieve aanwijzingen waren dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid van spanningen in de relatie tussen eiser en zijn echtgenote, achterblijfster, niet voldoende was om het vermoeden van gevaar te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de besluiten tot oplegging en verlenging van het huisverbod. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.024,-.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve gegevens bij de beoordeling van de noodzaak van een huisverbod en de zware gevolgen die een dergelijk verbod heeft voor de betrokkenen. De rechtbank wees erop dat de toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod zorgvuldig moet gebeuren, waarbij alle belangen in overweging moeten worden genomen.