ECLI:NL:RBROT:2019:10836

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/10/571015 / JE RK 19-966 en C/10/575959 / JE RK 19-1851
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee kinderen met benoeming van een bijzondere curator in het kader van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juni 2019 uitspraak gedaan over de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], en de uithuisplaatsing van [naam kind 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onveilige thuissituatie bij de moeder, die te maken heeft gehad met huiselijk geweld. De moeder heeft het gezag over beide kinderen, maar de situatie is instabiel en er zijn zorgen over de opvoeding. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden en de uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor zes maanden. De kinderrechter heeft de verzoeken gedeeltelijk toegewezen, waarbij [naam kind 1] onder toezicht is gesteld voor twaalf maanden en [naam kind 2] voor zes maanden. Tevens is een bijzondere curator benoemd om [naam kind 1] te vertegenwoordigen, gezien de complexe situatie en de noodzaak om haar stem te laten horen in de juridische strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] verleend voor vijf maanden, met de mogelijkheid om de beslissing over de verdere verzoeken aan te houden. De zaak zal op 29 oktober 2019 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/571015 / JE RK 19-966 en C/10/575959 / JE RK 19-1851
datum uitspraak: 21 juni 2019
beschikking ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2006 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 april 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de verzoeken met bijlagen van de Raad van 14 juni 2019, ingekomen bij de griffie op
14 juni 2019.
- de brief met bijlagen van de Raad van 14 juni 2019, ingekomen bij de griffie op
20 juni 2019.
Op 21 juni 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.S. Krol,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordiger] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] verblijft in het netwerk, te weten bij [naam] . [naam kind 2] woont bij de moeder.
Bij beslissing van 28 maart 2019 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 28 juni 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 april 2019 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg (te weten in het netwerk) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De verzoeken

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer C/10/571015 / JE RK
19-966.
Tevens is de uithuisplaatsing van [naam kind 1] in het netwerk, te weten bij [naam] , verzocht van voor de duur van zes maanden. Dit verzoek staat geregistreerd onder het zaaknummer C/10/575959 / JE RK 19-1851.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 1] is het slachtoffer van de moeizame communicatie tussen de volwassenen om haar heen. [naam kind 1] heeft bij de moeder veel ruimte gekregen. De strikte structuur bij de vader in combinatie met de pubertijd van [naam kind 1] maakt het lastig voor haar om te aarden bij de vader. [naam kind 1] voelt zich niet serieus genomen en gehoord door de volwassenen. [naam kind 2] is jong en heeft al veel meegemaakt. [naam kind 2] is meerdere keren getuige geweest van huiselijk geweld. De ontwikkelingsbedreiging zit bij hem in de instabiele opvoedsituatie. Het is belangrijk dat zijn situatie stabiliseert; door de moeder worden daartoe prille stappen gezet.

Het standpunt van de GI

De GI staat achter het verzoek van de Raad. [naam kind 1] heeft behoefte aan stabiliteit; in het pleeggezin is daar sprake van. De volwassenen om [naam kind 1] heen zijn in conflict. [naam kind 1] voelt zich niet gehoord. Het is belangrijk dat de stem van het kind gehoord wordt; de GI verzoekt daarom een bijzondere curator te benoemen zodat [naam kind 1] haar verhaal kwijt kan. Het is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [naam kind 1] dat zij goed contact kan hebben met haar ouders.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ten aanzien van de verzoeken betreffende [naam kind 1] gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Desgevraagd is namens de moeder ingestemd met de benoeming van een bijzondere curator voor [naam kind 1] . De bijzondere curator zal een mogelijk loyaliteitsconflict van [naam kind 1] tussen de pleegmoeder en de moeder kunnen voorkomen. Ten aanzien van [naam kind 2] wordt primair verzocht het verzoek af te wijzen, subsidiair voor zes maanden toe te wijzen en het overige af te wijzen. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [naam kind 2] ontwikkelt zich goed. De moeder accepteert hulpverlening, ook in het vrijwillig kader. Een ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk en voelt als falen voor de moeder. De situatie bij de moeder is stabiel. Families First is positief afgesloten. De vader van [naam kind 2] mag niet binnen bij de moeder. Er is geen ruzie tussen de moeder en de vader van [naam kind 2] en [naam kind 2] heeft contact met zijn vader.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. In de thuissituatie bij de moeder is de veiligheid van [naam kind 1] en [naam kind 2] lange tijd in het geding geweest. Er was sprake van fors huiselijk geweld tussen de moeder en de vader van [naam kind 2] waarvan [naam kind 1] en [naam kind 2] getuige zijn geweest. Dit is zeer schadelijk voor de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. De moeder heeft de relatie diverse keren beëindigd en heeft meerdere keren bij de vrouwenopvang verbleven met [naam kind 1] en [naam kind 2] .
Er is sprake van een conflictueuze relatie tussen de moeder en de vader van [naam kind 1] waarbij er ook sprake is van een juridische strijd. De strijd die de ouders voeren zorgt voor veel spanning bij [naam kind 1] . [naam kind 1] laat zich negatief uit over haar ouders en voelt zich niet gehoord. Het is zeer zorgelijk dat [naam kind 1] zich niet serieus genomen voelt door de volwassenen om haar heen. [naam kind 1] is klem komen te zitten tussen de opvoedsituaties bij de moeder en bij de vader. Zij heeft daardoor lange tijd geen stabiele opvoedingsomgeving gekend. Daarbij komt dat [naam kind 1] regelmatig op [naam kind 2] heeft moeten passen. [naam kind 1] lijkt gelijkwaardig in haar relatie met de moeder. [naam kind 1] heeft behoefte aan een veilige en voorspelbare opvoedomgeving zodat zij de gebeurtenissen uit het verleden kan verwerken; bij [naam] krijgt zij op dit moment de opvoedomgeving die zij nodig heeft.
Bij [naam kind 2] is er sprake van kindeigen problematiek waardoor hij behoefte heeft aan specialistische zorg. De moeder is in staat om, in de opvoedsituatie waarbij de vader van [naam kind 2] niet aanwezig is, de zorg en stabiliteit die [naam kind 2] nodig heeft te bieden. In de huidige situatie lukt het de moeder om de vader van [naam kind 2] buiten de deur te houden. Er is sprake van een prille positieve ontwikkeling in de thuissituatie bij de moeder. De moeder is in het verleden echter niet in staat geweest om de vader blijvend buiten de deur te houden en [naam kind 2] te beschermen tegen het huiselijk geweld. Het feit dat [naam kind 2] daar meerdere malen getuige van is geweest, is zeer zorgelijk.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255
van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom beide kinderen onder toezicht stellen. Vanwege de complexe situatie waarin [naam kind 1] zich bevindt, zal de kinderrechter haar onder toezicht stellen voor de verzochte duur van twaalf maanden. Nu bij [naam kind 2] sprake lijkt van een prille positieve ontwikkeling bij de moeder, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] beperken tot een periode van zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden. De moeder kan dan de komende periode laten zien dat zij naar behoren meewerkt met de hulpverlening en in staat is [naam kind 2] een rustige, veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden.
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de kinderrechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, dan wel de voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzonder curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
Ter zitting is duidelijk geworden dat [naam kind 1] het slachtoffer is van de gebrekkige communicatie tussen de ouders en dat haar belang verloren lijkt te gaan. De kinderrechter acht het daarom, zoals verzocht door de GI, noodzakelijk in het belang van [naam kind 1] een bijzondere curator te benoemen met als taak:
- [naam kind 1] zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen;
- de situatie van [naam kind 1] te onderzoeken en te rapporteren over de meest passende woonplek
voor [naam kind 1] op de lange termijn en, voor zover relevant, de daarbij meest wenselijke
contacten tussen [naam kind 1] enerzijds en de ouders en [naam kind 2] anderzijds;
- aan de kinderrechter kenbaar maken wat nodig is om tot die voor [naam kind 1] meest wenselijke
situatie te komen;
- al het overige te doen wat in dit kader in het belang van [naam kind 1] moet worden geacht.
Op grond van vorenstaande is de kinderrechter daarnaast van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuis-plaatsing van [naam kind 1] verlenen voor de duur van vijf maanden en het resterende deel van het verzoek aanhouden in afwachting van de ontwikkelingen.
De Raad wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de GI, de bijzondere curator, de moeder en haar advocaat) te overleggen over de stand van zaken en aan te geven of de verzoeken voor het overig verzochte worden gehandhaafd.
De bijzondere curator wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) te rapporteren over wat in het belang van [naam kind 1] moet worden geacht.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 28 juni 2019 tot 28 juni 2020;
stelt [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 28 juni 2019 tot 28 december 2019;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg (te weten in het netwerk bij [naam] ), met ingang van 28 juni 2019 tot 28 november 2019;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind 1] te vertegenwoordigen: mr. J. Oversluizen, kantoorhoudende aan de Schiekade 830 te 3032 AL Rotterdam;
bepaalt dat deze benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de bijzondere curator, de moeder en haar advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
29 oktober 2019 om 09:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de bijzondere curator, de moeder en haar advocaat;
gelast de oproeping van [naam kind 1] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de bijzondere curator, de moeder en haar advocaat) de verzochte rapportage te doen toekomen;
verzoekt de bijzondere curator uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 juli 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.