Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 19 februari 2020, waarbij de rechtbank Rapid heeft toegelaten tot het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 4.21 van dat vonnis;
- de akte houdende verzoek terugkomen op bindende eindbeslissing van IFL/IFB (met producties);
- de antwoordakte inzake verzoek terugkomen op bindende eindbeslissing van Rapid;
- de akte na tussenvonnis van Rapid (met producties);
- de antwoordakte na tussenvonnis van IFL/IFB (met producties).
2..De verdere beoordeling
terugkomen op bindende eindbeslissing
- (in r.o. 4.5 en 4.6): dat de vorderingen van IFB International Freightbridge (Shanghai) Ltd., IFB International Freightbridge Shanghai Ltd. Tianjin Branch Ltd en van IFB International Freightbridge Pte Ltd (eiseressen sub 2, 3 en 4) zullen worden afgewezen;
- (in r.o. 4.10): dat als Rapid zendingen afgeeft zonder presentatie van het originele cognossement en zonder telex release, zij ingevolge artikel 4 van de overeenkomst aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende claims en verliezen;
- (in r.o. 4.11): dat vast staat dat Rapid zich wat betreft zending A niet aan deze afspraak/instructie heeft gehouden;
- (in r.o. 4.11): dat Rapid in beginsel de onder iii) gevorderde bedragen voor zover deze zien op “Vonnis 1” aan IFL dient te betalen, tenzij haar beroep op beperking van aansprakelijkheid, eigen schuld en/of matiging van de schade slaagt;
- (in r.o. 4.12): dat wat zending B betreft geldt dat Rapid zich daar in die zin aan heeft gehouden, dat zij zending B wel aan E-bike had willen afleveren, maar dat E-bike Rapid had aangegeven dat dat niet de bedoeling was;
- (in r.o. 4.12): dat vast staat dat zending B zich nog bevindt in de haven van Cuijk bij de transporteur van Rapid;
- (in r.o. 4.12): dat, gelet op de gezamenlijk met IFL opgestelde verklaring van E-bike van 24 juli 2018 en de verklaring ter zitting van directeur [naam] van E-bike ten aanzien van het Dekra rapport, de rechtbank oordeelt dat van aflevering door Rapid aan E-bike van zending B geen sprake is;
- (in r.o. 4.12): dat de gevorderde betaling van de onder iii) genoemde bedragen voor zover deze zien op “Vonnis 2” zal worden afgewezen.
“To avoid any misunderstanding: we took delivery of all seven containers on behalf of E-Bike; we hold none of the said containers or their content in our custody.” Verder verwijst IFL naar confraternele correspondentie van 13 december 2017 waarin de advocaat van Rapid aan de advocaat van IFL zou hebben laten weten dat zending A en B onder controle staan van E-bike. Voorts heeft IFL aangevoerd dat de heer [naam] op de zitting aantoonbaar niet naar waarheid heeft verklaard. In dat verband heeft IFL een kopie van het rapport van Crawford van 25 oktober 2017 overgelegd met bijlagen (twee facturen aan E-bike voor de opslag van de fietsen bij Inland Terminal Cuijk) en een e-mail van [naam] van 7 september 2017. Op deze gronden verzoekt IFL de rechtbank om terug te komen op haar bindende eindbeslissing ten aanzien van zending B.
Tianjin Maritime Court, gewezen tussen Skyland en IFL/IFB inzake zending C. Zij voert aan dat IFL ook in die zaak – waarin vaststaat dat deze nimmer aan E-bike is afgeleverd – is veroordeeld om schade (ad US$ 202.230,-) te betalen wegens aflevering zonder presentatie van het cognossement, omdat de lading na aankomst in de haven is ingeklaard in Nederland op naam van E-bike. Aldus is de conclusie van Rapid dat er geen causaal verband is tussen de haar verweten gedraging – wanprestatie onder de
agency agreement– en de schade. IFL heeft volgens Rapid nimmer geprotesteerd tegen de inklaring van enige van de zendingen A, B of C en zij zou dezelfde schade hebben geleden ook als de feitelijke aflevering wordt weggedacht.
Tianjin Maritime Courtomdat ook zij van mening is dat het enkele inklaren niet een
misdelivery claimzou moeten opleveren. Los daarvan houdt zij Rapid ook voor de mogelijk te lijden schade met betrekking zending C aansprakelijk omdat Rapid de goederen niet in opdracht van E-bike had mogen inklaren zonder presentatie van de originele cognossementen. Artikel 4 (onder B) van de overeenkomst moet volgens haar in redelijkheid zo worden uitgelegd dat Rapid de ontvanger geen controle over de goederen mag geven
(“release”) zolang geen origineel cognossement is gepresenteerd. Enkel degene met recht op aflevering mag beslissen over het vervolg: invoer of doorvoer. Voor zover in het licht van dit nieuwe verweer van Rapid noodzakelijk, legt IFL deze schending mede aan haar vorderingen ten aanzien van de eerste twee zendingen ten grondslag. Zij betwist dat er geen causaal verband zou zijn tussen het vrijgeven van de eerste twee zendingen aan E-bike en de door IFL geleden schade om de reden dat ten aanzien van zending C geen sprake was van daadwerkelijke afgifte maar van andere omstandigheden waaronder de inklaring.
Tianjin Maritime Courtonherroepelijk is, oordeelt de rechtbank dat zij uit de overgelegde vertaling daarvan niet opmaakt dat het enkele inklaren door Rapid op naam van E-bike bepalend is voor het veroordelen van IFL. Waar het bij zending A (en na eventuele heropening van het debat ook bij zending B) om gaat is of er causaal verband bestaat tussen de schade die IFL heeft geleden op grond van de onherroepelijke vonnissen van de
Tianjin Maritime Courtvan 21 januari 2019, als aangehaald in r.o. 2.9 van het tussenvonnis, en het feitelijk afgeven van de zendingen. In die vonnissen is IFL veroordeeld omdat de fietsen reeds aan E-bike waren afgeleverd terwijl de afzender nog beschikte over de cognossementen. Het al dan niet inklaren van de goederen speelde daarbij geen rol. Het nieuwe verweer van Rapid wordt dan ook verworpen.
“to ensure shipments are released to ultimate consignees”in redelijkheid zo zou moeten worden uitgelegd dat Rapid de goederen niet zou mogen inklaren zonder origineel cognossement of telex release.
legal opinionvan 6 maart 2020 van de volgens haar onafhankelijke advocaten mr. Xiaohui Jia en mr. Yalan Wu, dat een hoger beroep wel kans van slagen had gehad inzake de afwijzing van het beroep door IFL op de jurisdictieclausule en de rechtskeuzeclausule. Het gevolg van een geslaagd beroep op deze clausules in hoger beroep zou betekend hebben dat de vordering van Skyland zou zijn afgewezen omdat deze waarschijnlijk verjaard zou zijn en de rechter te Hong Kong het beroep op de limieten wel zou hebben gehonoreerd.
legal opinionwordt namelijk vooropgesteld dat dergelijke clausules naar Chinees recht nietig zijn. Dat het in theorie mogelijk is dat de
Supreme People’s Court of PRCdaar onder omstandigheden anders over kan denken, is onvoldoende om nu te concluderen dat de beslissing van deze rechtbank op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag berust.
legal opinionstaat dat ook een beroep op het schadebeperkingsbeding van artikel 12 van de cognossementsvoorwaarden naar Chinees recht nietig is. Daarmee sluit dit advies aan bij de
legal opinionvan IFL/IFB, zoals besproken in r.o. 4.17 van het tussenvonnis. In die zin is dus geen sprake van eigen schuld van IFL.
legal opinionin het geding gebracht en volstaat zij met het beweerdelijk citeren van Chinese advocaten. Daarentegen heeft IFL een nieuwe
legal opinionvan 3 juni 2020 van mr. Zuoming Liu in het geding gebracht, waarin een zestal argumenten wordt genoemd waarom het juist is dat de
Tianjin Maritime Courtis uitgegaan van het douaneaangifte-formulier in plaats van de commerciële facturen. In een bijlage bij het advies worden diverse Chinese uitspraken genoemd van rechtbanken en appelcolleges waarin bij het begroten van de schade werd uitgegaan van de opgegeven export douanewaarde. Omdat Rapid niet heeft kunnen reageren op deze nieuwe
legal opinionzal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen om haar daartoe de gelegenheid te geven.