In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap HUSSON HUIJSMAN BEHEER TWEE B.V. (hierna: Husson) in kort geding de opheffing van executoriaal beslag dat was gelegd door DS BEHEER B.V. en DS SHIPPING V.O.F. (hierna: DS Beheer) op roerende zaken. De voorzieningenrechter heeft op 18 maart 2019 een deelvonnis gewezen, waarin het beslag op de roerende zaken werd geschorst, op voorwaarde dat Husson binnen vier weken een bodemprocedure zou opstarten om haar eigendomsrecht te doen vaststellen.
De procedure begon met een dagvaarding van 26 februari 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 maart 2019. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat Husson niet had aangetoond dat zij eigenaar was van de beslagen roerende zaken, wat leidde tot de afwijzing van een deel van haar vordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de beslagen goederen daadwerkelijk eigendom waren van Husson, hoewel er aanwijzingen waren dat sommige goederen wel onder de bruikleenovereenkomst vielen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het spoedeisend belang bij de schorsing van het beslag aanwezig was, gezien de geplande executoriale verkoop op 21 maart 2019. De rechter oordeelde dat de schorsing van het beslag noodzakelijk was, maar stelde als voorwaarde dat Husson binnen vier weken een bodemprocedure zou starten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk effect had, ondanks mogelijke hoger beroep.