ECLI:NL:RBROT:2019:10899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
C/10/568819 / KG ZA 19-164
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executoriaal beslag onder voorwaarde van opstarten bodemprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap HUSSON HUIJSMAN BEHEER TWEE B.V. (hierna: Husson) in kort geding de opheffing van executoriaal beslag dat was gelegd door DS BEHEER B.V. en DS SHIPPING V.O.F. (hierna: DS Beheer) op roerende zaken. De voorzieningenrechter heeft op 18 maart 2019 een deelvonnis gewezen, waarin het beslag op de roerende zaken werd geschorst, op voorwaarde dat Husson binnen vier weken een bodemprocedure zou opstarten om haar eigendomsrecht te doen vaststellen.

De procedure begon met een dagvaarding van 26 februari 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 maart 2019. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat Husson niet had aangetoond dat zij eigenaar was van de beslagen roerende zaken, wat leidde tot de afwijzing van een deel van haar vordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de beslagen goederen daadwerkelijk eigendom waren van Husson, hoewel er aanwijzingen waren dat sommige goederen wel onder de bruikleenovereenkomst vielen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het spoedeisend belang bij de schorsing van het beslag aanwezig was, gezien de geplande executoriale verkoop op 21 maart 2019. De rechter oordeelde dat de schorsing van het beslag noodzakelijk was, maar stelde als voorwaarde dat Husson binnen vier weken een bodemprocedure zou starten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk effect had, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/568819 / KG ZA 19-164
Vonnis in kort geding van 18 maart 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUSSON HUIJSMAN BEHEER TWEE B.V.,
gevestigd te Rhoon,
eiseres,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DS BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vennootschap onder firma
DS SHIPPING V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. K. van der Graaf te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Husson en DS Beheer genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 februari 2019, met producties;
  • de brief van 28 februari 2019 van DS Beheer, met producties;
  • de brieven van Husson van 1 maart 2019, met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 4 maart 2019;
  • de pleitnota van DS Beheer.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling, gehouden op 4 maart 2019, heeft de voorzieningenrechter, om redenen van spoedeisendheid gelegen in een voorgekomen verkoop op 5 maart 2019, een deelvonnis gewezen ten aanzien van vordering b) van Husson om het ten laste van Steder Group Agencies B.V. gelegde executoriale beslag op roerende zaken, waaronder 2 voertuigen, op te heffen. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen omdat Husson niet heeft onderbouwd dat zij eigenaar is van de beslagen roerende zaken. Dat zij een ander belang heeft bij haar vordering is niet gebleken. Dat sprake is van zaakwaarneming voor ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) is evenmin gebleken. Als ABN AMRO al pandhouder is van de hier bedoelde zaken dat heeft zij geen gebruik gemaakt van de aan haar toekomende bevoegdheid de executie van de zaak over te nemen. De beslissing in dit deelvonnis is ook in het dictum van dit vonnis opgenomen.
1.3.
Voor de nog resterende vordering is vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
DS Shipping v.o.f. (hierna: DS Shipping) exploiteerde een onderneming met activiteiten in de regio Amsterdam op het gebied van het in- en uitklaren van schepen en het regelen van visa, accommodatie en transport voor bemanning. DS Shipping huurde een kantoorruimte aan de [adres].
2.2.
Steder Group Agencies B.V. (hierna: Steder Agencies) maakte in het verleden gebruik van de diensten van DS Shipping. Begin 2016 hebben Steder Agencies en DS Beheer overeenstemming bereikt over samenwerking binnen een nieuwe vennootschap Steder Group Amsterdam B.V. (hierna: Steder Amsterdam). DS Shipping werd ingebracht in Steder Amsterdam, inclusief het gehuurde kantoorpand aan de Corsicaweg te Amsterdam. DS Beheer kreeg een belang van 40% in Steder Amsterdam en Steder Agencies een belang van 60%. DS Beheer en Steder Agencies werden beiden statutair bestuurder van Steder Amsterdam.
2.3.
Steder Amsterdam en DS Beheer hebben een managementovereenkomst gesloten waarin is opgenomen dat Steder Amsterdam DS Beheer voor haar diensten een vergoeding van € 264.000,00 netto per jaar betaalt.
2.4.
Bij brief van 16 april 2018 heeft Steder Agencies aan DS Beheer meegedeeld dat aan de gezamenlijke onderneming en daarmee ook aan de managementovereenkomst onmiddellijk een einde moet komen. Bij brief van 8 mei 2018 heeft DS Beheer aangegeven dat er geen reden zijn voor onmiddellijke beëindiging van de managementovereenkomst.
2.5.
Bij brief van 23 mei 2018 heeft Steder Agencies aangekondigd dat betaling van 50% van de managementvergoeding per 24 mei 2018 werd stopgezet. DS Beheer heeft daarop bij brief van 14 juni 2018 nakoming van de managementovereenkomst en betaling van de vergoeding gevorderd.
2.6.
Op 6 juli 2018 heeft een buitengewone vergadering van aandeelhouders van Steder Amsterdam plaatsgevonden. Steder Amsterdam heeft naar aanleiding van de besluiten op die bava DS Beheer als bestuurder uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven en andere sloten op het kantoorpand aan de Corsicaweg te Amsterdam geplaatst. De aandeelhouders van DS Beheer hadden daardoor geen toegang meer tot het pand.
2.7.
DS Beheer heeft daarop een kortgedingprocedure aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 16 augustus 2018 Steder Amsterdam veroordeeld tot betaling aan DS Beheer van € 26.924,62 en tot betaling van de verschuldigde management fee over de maand juli 2018 en de daarop volgende maanden. Steder Amsterdam en Steder Agencies zijn daarnaast veroordeeld om de uitschrijving uit het Handelsregister van DS Beheer als bestuurder van Steder Amsterdam ongedaan te maken en om DS Beheer direct onverkort en onvoorwaardelijke toegang te verschaffen tot het kantoorpand. Steder Amsterdam en Steder Agencies zijn gezamenlijk veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat zij niet voldoen aan de veroordelingen tot een maximum van € 200.000,00 is bereikt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.8.
Steder Amsterdam is niet tot betaling van de verschuldigde management fee overgegaan. Om die reden heeft DS Beheer op 5 januari 2019 ten laste van Steder Amsterdam executoriaal beslag gelegd op roerende zaken. De veiling van deze roerende zaken is aangezegd tegen 21 maart 2019. DS Beheer heeft op 5 februari 2019 ten laste van Steder Agencies executoriaal beslag gelegd op roerende zaken, waaronder een tweetal voertuigen. De verkoop van die voortuigen stond gepland voor 5 maart 2019.
2.9.
Steder Amsterdam heeft in 2016 vorderingen en bedrijfsinventaris verpand aan ABN AMRO. In een e-mail van 12 februari 2019 schrijft [naam] van ABN AMRO dat de vorderingen en bedrijfsinventaris van Steder Agencies (ook) aan ABN AMRO verpand zijn.

3..Het geschil

3.1.
Husson vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. het ten laste van Steder Amsterdam gelegde beslag op de roerende zaken op te heffen;
b. het ten laste van Steder Agencies gelegde beslag op de roerende zaken, waaronder de voertuigen, op te heffen;
c. DS Beheer te veroordelen tot betaling van de reële kosten van het geding, begroot op € 7.500,00, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, dan wel in de kosten op basis van het liquidatietarief.
3.2.
Husson legt aan haar vordering onder a) het volgende ten grondslag. De roerende zaken die executoriaal zijn beslagen, zijn het eigendom van Husson. Het executoriale beslag op de aan Husson in eigendom toebehorende roerende zaken is daarom ten onrechte dan wel onrechtmatig gelegd. Husson heeft de onroerende zaken gekocht en de facturen hiervan overgelegd. Uit een tussen Steder Amsterdam en Husson gesloten overeenkomst van 1 mei 2016 blijkt dat Husson eigenaar is en blijft van door haar ter beschikking gestelde dan wel door haar in bruikleen gegeven kantoorinventaris en de ICT omgeving, waarvoor Steder een vergoeding betaalt. Het eigendom van die goederen is niet door Husson overgedragen. Bovendien zijn de roerende zaken verpand aan de ABN AMRO, zodat DS Beheer zich ook om die reden zich niet op die roerende zaken mag verhalen. Doordat DS Beheer desondanks de executie voortzet, maakt zij misbruik van haar executiebevoegdheid en handelt zij onrechtmatig.
3.3.
DS Beheer voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering van Husson. DS Beheer voert daartoe het volgende aan. Steder Amsterdam maakt grote sommen geld over naar gelieerde entiteiten binnen de Steder Groep. Hierdoor kan DS Beheer haar vorderingen niet verhalen. Husson is onderdeel van de Steder Groep en wordt ook door dezelfde advocaat bijgestaan. DS Beheer ontvangt al tien maanden de aan haar verschuldigde managementvergoeding niet, terwijl dit de primaire bron van levensonderhoud is voor de aandeelhouders van DS Beheer. DS Beheer betwist dat Husson eigenaar is van de roerende zaken van Steder Amsterdam. De beslagen computerapparatuur zijn door Steder Amsterdam zelf aangeschaft. Dit blijkt uit de door Steder Amsterdam verstrekte begroting waarin een bedrag van € 13.860,00 aan Computerkosten (WTI ed) is opgenomen. Ten aanzien van de overige overgelegde facturen geldt dat niet duidelijk is dat zij betrekking hebben op de inventaris van Steder Amsterdam, en zo ja op welke van de beslagen zaken. Dat er sprake is van een bruikleenovereenkomst is onaannemelijk. DS Beheer wist hier als bestuurder van Steder Amsterdam niets van. Dat door partijen uitvoering is gegeven aan deze overeenkomst is door Husson op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ten aanzien van het spoedeisend belang

4.1.
De executoriale verkoop staat gepland op 21 maart 2019. Het spoedeisend belang bij het gevorderde is daarmee gegeven. Het spoedeisend belang is door DS Beheer ook niet betwist.
Ten aanzien van het onder a) gevorderde
4.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het ten laste van Steder Amsterdam gelegde executoriale beslag moeten worden opgeheven. Voor (een veroordeling tot) het opheffen of schorsen van een executoriaal beslag als bedoeld in artikel 438 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) slechts plaats is in zeer uitzonderlijke gevallen, te weten in gevallen waarin sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Als uitgangspunt geldt namelijk dat DS Beheer op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 16 augustus 2018 beschikt over een executoriale titel. Deze bevoegdheid als zodanig wordt door Husson niet betwist.
4.3.
Husson stelt dat DS Beheer misbruik maakt van haar bevoegdheid omdat de roerende zaken waarop het executoriale beslag ten laste van Steder Amsterdam rust eigendom zijn van Husson en bovendien verpand zijn aan de ABN AMRO. Het ligt op de weg van Husson om aan te tonen dat zij eigenaar is van de beslagen goederen.
4.4.
Husson heeft een overzicht overgelegd (productie 7 bij dagvaarding) waarin is opgenomen op welke zaken beslag is gelegd. Op dat overzicht wordt ten aanzien van vrijwel alle zaken verwezen naar achterliggende en bijgevoegde facturen. Daaruit zou moeten blijken dat Husson eigenaar is van deze goederen. De omschrijving van zaken volgt de omschrijving van de deurwaarder in zijn beslagexploit. Die omschrijving van de deurwaarder is ten aanzien van kantoorinventaris vrij algemeen en niet specifiek en daarnaast ontbreken foto’s. De omschrijving van Husson komt op het eerste gezicht niet, volledig, overeen met de beschrijvingen van de zaken op de verschillende facturen. Zo heeft de deurwaarder 2 hoge zwarte dossierkasten beslagen en worden deze op de volgens Husson corresponderende facturen beschreven als roldeurkasten. Daar komt bij dat uit het beslagexploit niet volgt dat iemand namens Steder Amsterdam heeft verklaard dat de beslagen zaken niet van haar zijn. Hoewel er dus aanwijzingen zijn dat de eigendom niet bij Husson berust is het, gelet op de omschrijving van de beslagen zaken ook niet zonder meer uit te sluiten dat de facturen wel zien op de beslagen zaken.
Husson heeft een beroep gedaan op de bruikleenovereenkomst die zij op 1 mei 2016 met Steder Amsterdam heeft gesloten. In deze overeenkomst is onder meer opgenomen:
1.
Condities
1.1
HHB neemt met ingang van 1 mei 2016 de opdracht van SG AMS aan om de administratie alsook de ICT van SG AMS te verzorgen.
1.2
HHB blijft eigenaar van alle door haar ter beschikking gestelde kantoorinventaris, de ICT omgeving, inclusief gebruikte software (-licenties) en alle hardware.
1.3
De opdracht is verleend voor een periode van onbeperkte duur. De opdracht kan door ieder der partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 12 maanden.
(…)
3.
Vergoeding
3.1
HHB ontvangt van SG AMS een jaarlijkse vergoeding voor administratieve bijstand ter grootte van
€ 34.000,00 (excl. BTW) en een vergoeding per ingezette PC van € 4.020,00 (excl. BTW), te voldoen in twaalf termijnen te betalen op de laatste dag van iedere maand. Dit betreft een all-in vergoeding, benevens de in lid 2 genoemde onkosten. SG AMS is zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor het inhouden, betalen, reserveren van belastingen. De vergoeding zal jaarlijks worden herzien aan de hand van de in het voorafgaande jaar verrichte werkzaamheden.
(…)
Deze bruikleenovereenkomst roept verschillende vragen op. DS Beheer, aandeelhouder van Steder Amsterdam, stelt niets van deze overeenkomst te weten. Blijkbaar heeft Husson pas na beslaglegging voor het eerst melding gemaakt van de overeenkomst. Husson heeft (nog) niet aangetoond dat de overeenkomst is nagekomen in die zin dat zij de overeengekomen vergoedingen van Steder Amsterdam heeft ontvangen. Die vergoedingen roepen ook anderszins vragen op. Steder Amsterdam had voor het jaar 2016 een bedrag van € 13.860,00 op haar begroting staan voor computerkosten van WTI-ed. Hoe dat te rijmen valt met bruikleen van computers is vooralsnog onduidelijk. Daar komt bij dat de door Husson overgelegde facturen met betrekking tot de computerartikelen die haar eigendom zouden zijn, afkomstig zijn van WTI-ed. Als op de bruikleenovereenkomst wordt afgegaan zou Husson de computers al in 2016 hebben geleverd of ter beschikking gesteld. De meeste door Husson overgelegde facturen zien echter op aankopen gedaan in 2017 en 2018. Op grond van deze feiten en omstandigheden is niet (zonder meer) aannemelijk dat de beslagen computers vallen onder de bruikleenovereenkomst.
4.5.
Een ander deel van de beslagen roerende zaken, zoals de bureaus, bureaustoelen, de waterkoker, het koffiezetapparaat, de wandklok, het stalen rek met vijf legplanken en de printer, lijkt wel te kunnen worden herleid tot de door Husson overgelegde aankoopfacturen. Husson heeft daarmee een begin van bewijslevering van eigendom overgelegd.
4.6.
Al het hiervoor overwogene is voldoende aanleiding om het executoriale beslag en de daarmee gepaard gaande executoriale verkoop van de goederen te schorsen. Die schorsing zal zich tot alle beslagen zaken uitstrekken. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om aan de schorsing een voorwaarde te verbinden, namelijk de voorwaarde dat Husson binnen vier weken na heden een bodemprocedure opstart om haar eigendomsrecht van de beslagen goederen te doen vaststellen. Het staat partijen daarbij vrij om een andere termijn af te spreken en die termijn bij voorbeeld af te stemmen op het wijzen van eindarrest in het blijkbaar ingestelde beroep tegen het vonnis van 16 augustus 2018.
4.7.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst het op 5 januari 2019 ten laste van Steder Amsterdam gelegde beslag, onder de voorwaarde dat Husson binnen vier weken na heden een bodemprocedure als bedoeld in rechtsoverweging 4.6. opstart, met dien verstande dat het partijen vrijstaat daarvoor een andere termijn overeen te komen,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2019.
2180/2009