ECLI:NL:RBROT:2019:10922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
10/114533-19 vordering TUL VV: 10/052035-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en heroïnehandel met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne. De verdachte is veroordeeld voor het bezit van een Glock 26 pistool en een verlengd patroonmagazijn, evenals voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1569 gram en 199,1 gram heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, wat is onderbouwd door rapportages van een psycholoog en de reclassering. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname voor maximaal 12 maanden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, omdat de verdachte tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/114533-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/052035-17
Datum uitspraak: 5 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het meewerken aan een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 10 mei 2019 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock 26, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en een patroonmagazijn (merk/type RDS 33) voorhanden heeft gehad;
2
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1569 gram en 199,1 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen met verlengde patroonhouder voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. Het bezit van wapens leidt gemakkelijk tot het gebruik daarvan. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
Daarnaast zijn in de woning van de verdachte hoeveelheden van 1569 gram en 199,1 gram van een materiaal bevattende heroïne aangetroffen. Heroïne is een stof die sterk verslavend werkt en zeer schadelijk is voor de gezondheid. Gelet op de hoeveelheid was de heroïne naar alle waarschijnlijkheid bestemd om verhandeld te worden. Door de heroïne in bewaring te nemen, heeft de verdachte bijgedragen aan zowel de instandhouding van de verslaving van de gebruikers als de daarmee gepaard gaande drugscriminaliteit.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 augustus 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Psycholoog [naam]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 18 augustus 2019. De psycholoog komt in zijn rapport tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er bij de verdachte sprake van een beperkte neurocognitieve stoornis ten gevolge van traumatisch hersenletsel, mede gekleurd door medicatie en middelengebruik met gedragsstoornissen. Voorts is er bij de verdachte sprake van matige stoornissen op het gebied van alcohol- en cannabisgebruik. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte van bovenstaande sprake en om die reden adviseert de psycholoog de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De kans op herhaling van grensoverschrijdend gedrag wordt vanwege de complexe en samengestelde problematiek door de psycholoog als hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan gekoppeld begeleiding door de reclassering en een langdurige klinische behandeling in een forensische kliniek in de omgeving van Rotterdam. Gezien de beperkte verstandelijke vermogens in relatie tot de neurocognitieve stoornis ten gevolge van niet-aangeboren hersenletsel met epilepsie, acht de psycholoog samenwerking met een polikliniek zoals die van de Bavogroep wenselijk.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Nu de psycholoog een langdurige klinische opname onder begeleiding van de reclassering aangewezen acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft bepleit om in de bijzondere voorwaarden ruimte aan de reclassering te laten om te bepalen of de verdachte dient mee te werken aan een klinische opname dan wel, of mede, aan een ambulante behandeling. Voor een ambulante behandeling ziet de rechtbank echter, gelet op de complexe problematiek van de verdachte en het advies van de psycholoog, geen ruimte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte –kort gezegd- ter zake van mishandeling tegen een ambtenaar in functie, veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 juni 2018.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclasseringsinstelling hem geeft;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen voor de duur van maximaal 12 maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van na te noemen instelling verantwoord vindt, in een door het NIFP te indiceren instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 29 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 mei 2019 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock 26, kaliber 9 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of een patroonmagazijn (merk/type RDS 33) voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Rotterdam
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1569 gram en/of 199,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;